24
Verdomde sneeuw.
Logan zat op het omgekeerde melkkrat buiten de bedompte caravan en keek hoe de eerste vlokjes uit een donkerzwarte lucht naar beneden dwarrelden.
Hij huiverde en nam nog een trek van zijn sigaret, blies de rook vervolgens sissend tussen zijn tanden door. De zak met bevroren erwten begon kletsnat en slap te worden. Logan wist hoe die zich voelde. Hij haalde hem van zijn zere hoofd af en onderzocht de bult met zijn vingertoppen. Kromp ineen. Legde de zak terug.
Het enige wat hij had gewild, was één succesje om te bewijzen dat iedereen ongelijk had. Was dat echt te veel gevraagd? Slechts één armzalige zaak afsluiten, van de tientallen die het whiteboard in het recherchekantoor bezaaiden. En het enige wat hij had bereikt, was een dreun tegen zijn hoofd, een gebroken autoraampje en een vernielde mobiele telefoon.
Hij haalde de sigaret uit zijn mond en staarde naar de gloeiende oranje punt. Het had geen zin om het nog langer uit te stellen. Logan knipte de peuk in de duisternis weg. ‘Goed…’
‘Ik heb thee voor je gezet.’
Hij keek op en zag Stacy met een dampende mok boven hem staan. Ze had een flodderige sweater met capuchon aangetrokken, die niet naar kots rook. Ze stak de mok uit. ‘Ik heb er niet in gespuugd, als je dat soms denkt.’
Wat kon het ook verdommen.
‘Bedankt.’ Logan nam een experimenteel slokje. Heet. Melk, drie suikerklontjes. ‘Hoe gaat het met hem?’
Stacy sloeg haar armen om zich heen. Schuifelde met haar voeten. Keek half in de verte. ‘Het spijt me dat ik je een opdonder heb gegeven.’
‘Mij ook.’ Logan hees zich omhoog, overhandigde haar de zak met ontdooiende erwten en haalde zijn handboeien tevoorschijn. ‘Tijd om te gaan.’
Stacy’s mond viel open. ‘Maar… We… Ik dacht dat we…’
‘Jij hebt een politieman met een braadpan aangevallen. Hij heeft dat met een moker gedaan. We hebben dit al besproken.’
‘Dat is niet eerlijk!’
‘Stacy…’ Logan haalde diep adem. ‘Wat is je volledige naam?’
‘Je kan de pot op.’
‘Prima, dan zullen we “verstrekking van valse informatie” aan de aanklachtenlijst toevoegen.’
‘Dat kun je niet maken!’
‘Hoor eens, Stacy, op dit moment zit ik met een verklote telefoon, een gebroken autoraampje en een verdomd grote bult op mijn achterhoofd, oké? Je staat onder arrest.’
Ze stak haar vinger naar het rafelige gat naast de caravandeur. ‘Hoe zit het met onze verdomde wand?’
‘Dat heeft je vriendje gedaan, ik niet.’
Ze stampvoette. ‘Maar ik ben zwanger!’
‘Dat heb ik ook niet gedaan.’
Stacy keek hem even dreigend aan en sloeg haar ogen weer neer. ‘We… Misschien kunnen we tot een soort van overeenkomst komen?’ Ze draaide met haar vingers door de punten van haar vochtige haar. ‘Je weet wel, omdat we niks te maken hadden met de overval op die juwelier?’
‘Zodra Danny wist dat ik van de recherche was, probeerde hij ervandoor te gaan, en jij probeerde mijn hoofd in te slaan.’ Logan nam nog een mondjevol hete zoete thee. ‘Het doet er niet toe of jullie Henderson’s beroofd hebben of niet, jullie hebben iets uitgespookt: op het bureau zullen we uitzoeken wat dat was. Nu wil ik je volledige naam en adres.’
‘Het was…’ Ze kuchte. De sneeuw werd zwaarder, begon zich op haar geblondeerde haar vast te zetten. ‘We moesten geld lenen voor het dak van de boerderij. Die mensen… nou ja, zij zijn niet bekend bij de fiscus, als je begrijpt wat ik bedoel?’
‘Ik krijg je achternaam toch wel als wij je vervolgen, dus zeg het maar gewoon. Dat scheelt je zo een half jaar op je straf.’
‘Danny loopt een beetje achter met zijn betalingen, oké? Deze gasten komen niet langs om je tv terug te vorderen, ze komen je knieschijven terugvorderen.’
Logan keek naar Stacy. Zoals ze daar in de sneeuw stond, met de veiligheidslamp achter haar, had ze een gloeiende halo van sprankelende vlokjes, als een engel die vergeten had een condoom te gebruiken. ‘Namen.’
‘Oké, oké. Jezus… Stacy Gardner. Ben je nou tevreden?’ Ze vouwde haar armen over haar gezwollen buik, mompelend: ‘Fascistische naziklootzak.’
‘Nee, van de mensen van wie jullie geld hebben geleend: wat – waren – hun – namen?’
‘O… Juist. Ik… ahum… weet het echt niet.’
‘Prima.’ Logan stond op. ‘Stacy Gardner, ik arresteer je wegens het aanvallen van een politieman…’
‘Ik weet het niet, oké? Danny heeft het allemaal geregeld.’
Na buiten in de sneeuw te zijn geweest, was de caravan knus en dampig; de gaskachel stond lekker te sissen. Logan probeerde de deur achter zich dicht te doen, worstelend om hem in het ontwrichte kozijn te krijgen. Danny stond over het keukengootsteentje gebogen, met zijn gezicht in het zeepwater.
Stacy zette haar dikgerande bril af en veegde hem aan de zoom van haar sweater af. Daarna sloeg ze haar verloofde op de rug. ‘Danny, vertel hem over de gozers van wie je het geld hebt gekregen.’
Hij kwam uit de bak omhoog, druipnat, zijn rode gezicht bezaaid met zeepbellen. Zijn ogen waren nog steeds verwrongen, helemaal roze en opgezwollen, maar hij keek vlug even om zich heen voordat hij iets zei. ‘Als je weet wat voor gasten dat zijn, kan ik niet…’
Ze sloeg hem opnieuw. ‘Wíl je soms dat ik in de gevangenis kom, wil je dat?’
‘Maar ze zullen…’
‘Jouw zwangere vriendin, in de handboeien?’
‘Stacy, liefje, we…’
‘Samen in een cel met een of ander lesbisch stuk junkietuig?’
‘Maar…’
‘God, ik háát je!’ Ze draaide zich om en stampte naar het gat in de wand, zodat de hele caravan op zijn uitgedraaide pootjes schudde.
‘Kom op, Poekie, doe nou niet zo…’
Haar schouders gingen omhoog. ‘Noem me niet “Poekie”.’
Danny richtte zijn gezwollen blik op Logan. ‘Ik weet hun namen niet. Een vriend van een vriend heeft me voorgesteld.’
Logan hield de handboeien opnieuw omhoog. ‘Geen deal.’
‘Echt, ik herinner het me niet, het is…’
‘Hoe gaat het met het gezicht?’ Logan stapte naar voren en tuurde naar de helderroze huid. ‘Ziet er pijnlijk uit.’
Schouderophalen. ‘Zeepwater helpt, maar het…’
Logan stak zijn hand uit, plaatste zijn duimnagel tegen Danny’s wang en schraapte ermee omlaag.
‘Wat was dat verdomme?’ Danny’s gezwollen ogen puilden uit, hij hapte naar lucht en schreeuwde: ‘AAAAAAAAAAGH!’ Hij klemde zijn hand om de nieuwe scharlakenrode lijn die over zijn gezicht liep. Haalde diep adem. ‘AAAAAAAAAAGH!’ Hij dompelde zijn hoofd weer in de gootsteen, zodat er zeepsop tegen de wanden, over het aanrecht en op het tapijt spatte. Borrelend en blubbend.
Stacy draaide zich om, snoof en plofte neer op de bank bij de tafel. ‘Je verdiende loon.’
‘Dat brandt, hè?’ Logan leunde achterover tegen de wand. ‘Daarom moet je niet wrijven – daardoor gaan de haarvaten open en komt de peperolie binnen. Disco inferno.’
Danny kwam boven, haalde diep adem en dook weer onder. Logan greep hem bij zijn nekvel en trok hem eruit. ‘Wie heeft jou het geld geleend?’
‘Mijn gezicht…’
‘Jij bent toch een christen, Danny? Heb je zin om me de andere wang toe te keren?’ Logan hield zijn duim weer omhoog.
‘NEE! Nee… Ik zal… Het waren die twee nieuwe kerels met een bekakt accent, Angus Black heeft ons met ze in contact gebracht, ze waren in de tapkamer van Dodgy Pete’s…’
‘Namen, Danny, meneer Duim krijgt weer jeuk.’
‘Gallagher en Yates, dat is alles wat ik weet, ik heb hun voornamen niet meegekregen, alsjeblieft, het…’
Logan liet hem los en hij plonsde weer in de gootsteen, zodat er nog een minivloedgolf op het tapijt sloeg.
Stacy vouwde haar armen onder haar gezwollen borsten. ‘En als je denkt dat ik dat opruim, Danny Saunders, moet je nog maar eens denken!’
Logan zocht iets om zijn handen mee af te drogen, maar alle theedoeken roken naar yoghurt. ‘Hij kan maar beter de waarheid vertellen, of anders kom ik voor jullie allebei terug, begrepen?’
Stacy stak alleen haar neus in de lucht.
Logan liet zichzelf uit.
Hij verplaatste de auto naar het trottoir, achter een gedeukte blauwe afvalcontainer die uitpuilde met keukenkastjes, gipsplaten en een bevlekte matras. Een straatlantaarn overspoelde de weg met zwavelgeel licht. Alsof God op alles had geplast.
Logans achterhoofd prikte als hij het aanraakte, en bonsde wanneer hij dat niet deed. Het voelde alsof er een rat was die met scherpe tandjes aan de achterkant van zijn oogbollen knaagde.
Hij klauterde naar buiten, de koude, donkere nacht in. Het had geen zin om de auto op slot te doen. A: er zat niets in wat de moeite waard was om te stelen, zelfs de auto niet. B: het passagiersraampje ontbrak. C: het was een wrakkige, oude, bruine Fiat, en als iemand stom genoeg was om hem te jatten, dan zou de persoon in kwestie hem een plezier doen.
Dikke sneeuwvlokken dwarrelden in een slow motion-ballet naar beneden. Wanneer ze het asfalt raakten, verdwenen ze in onbestemd bruin slijk, maar het zou niet lang duren voor ze bleven liggen en de hele stad tot stilstand kwam.
Hij zette zijn kraag op en strompelde door de sneeuw de straat in. Bucksburn was een van die vreemde kleine onafhankelijke wijken van Aberdeen, in de noordoostelijke hoek van de stad, aan het eind van Auchmill Road. Het soort gebied waar mensen uit Blackburn, Kemnay en Inverurie doorheen reden op hun weg naar een lange vertraging op de Haudagain-rotonde.
Langs deze kant van de vierbaansweg stonden winkeltjes, waarvan de meeste ’s avonds gesloten waren. De lichten van een krantenzaak gingen uit toen hij passeerde, en de eigenaar liet het veiligheidshek ratelend voor de etalage zakken. Een paar deuren verderop zweefde de geur van knoflook, gefrituurde uien en sesamolie uit een afhaalchinees. Logans lege maag knorde.
Tussen twee winkels liep een steegje. Hij deed de klink van een smeedijzeren hek omhoog en stapte zompend door modderpoelen een oranjegetinte duisternis in. Boven zijn hoofd zat een lamp aan de muur, maar die leek niet veel meer dan een vage gloed te kunnen opbrengen.
Hij liep langs een groepje afvalbakken, een kleurloze metalen deur waarachter reggaemuziek dreunde, en sloeg de hoek om.
De pub aan het eind van de steeg heette niet Dodgy Pete’s. Niet officieel in elk geval. Op het bord boven de geschilferde rode deur stond THE BURNING BUCK, compleet met een illustratie van een demonische Monarch of the Glen.
Logan ging de benauwde ruimte binnen.
Het was tenminste niet zo’n tent waar iedereen ophield met praten en zich omdraaide om naar een nieuwkomer te staren. Het kon niemand in Dodgy Pete’s wat schelen.
Het was een traditionele, ouderwetse Schotse pub: gebarsten vinylstoelen; een dartbord; een flikkerende gokmachine in de hoek; een sigarettenautomaat met een BUITEN GEBRUIK-bordje erop geplakt; een korte houten bar; en een geur van verschaald bier en vochtige hond.
Logan hees zich op een barkruk. ‘Rustig vanavond, Pete?’
De barman keek op van het exemplaar van Private Eye dat hij aan het lezen was. Bromde. Zijn lange witte baard was bespikkeld met grijze stukjes sigarettenas, het haar rondom zijn brede mond vuilgeel gevlekt. Grote neus met rode aders die om de punt dartelden, een dikke bos weerbarstig haar. Halvemaanbrilletje. Hij leek op de Kerstman na een bijzonder vervelende echtscheiding.
‘Het gewone recept?’ Hij reikte al naar de Stella-tap.
Logan likte zijn lippen.
Bewijs het. Breng een week door zonder elke avond toeterzat te worden.
De inspecteurs zijn het zat dat jij de hele tijd klaagt en naar drank stinkt.
Misschien ben je kwaad op haar omdat je vindt dat ze gelijk heeft.
Verdomme.
‘Doe maar vers sinaasappelsap. Een pint.’
Pete trok een sneeuwwitte wenkbrauw op. ‘O… je hebt díénst.’ Hij slofte weg om het drankje te halen.
Logan keerde zijn rug naar de bar en speurde de lage ruimte af. Twee oude mannen zaten in elkaar gezakt een spelletje domino te spelen bij de haard, een jonge vrouw in een uniform van de Royal Bank of Schotland deed zich te goed aan een pint Guinness en een garnalencocktail, terwijl een vent in een doorweekte sweater met capuchon haar probeerde te versieren. Geen teken van Danny Saunders’ vriend.
‘Is Angus Black er ook?’
Pete spoot limonade in een pintglas. ‘Wat denk je dan van Schotlands kansen in Antigua? Daz zegt drie-nul, maar je weet hoe hij is.’
‘Ik moet even praten.’
‘Drie-nul. Pffff. Daz zou het verschil tussen zijn lul en een fietspomp niet eens weten als hij niet aan dat verdomde ding bleef sjorren.’
‘Hoe zit het met twee bekakt klinkende kerels: Gallagher en Yates? Die zouden nieuw in de stad zijn?’
‘Ik betrapte hem vorige week toen hij in de damesplee zat te rukken.’
Logan draaide zich weer om naar de bar. ‘Kom op, Pete, ik wil alleen met Angus praten. Niks serieus, alleen even een praatje.’
De forse man zette het glas voor Logan neer; er drupte schuim langs de zijkant. ‘Ik bedoel, Daz is oké, weet je, voor een geregistreerde zedendelinquent, maar…’ Hij haalde zijn schouders op.
‘Heb je iets tegen hoofdpijn?’
Pete stak zijn hand onder de bar en haalde een blauw pakje tevoorschijn, dat hij naast het glas legde.
Logan pakte zijn portemonnee, maar Pete glimlachte breed naar hem.
‘Nee, van het huis, “brigadier”.’
En in de spiegel achter de bar zag Logan een man in de deuropening van het herentoilet verstijven – ogen wijdopen – en vervolgens weer in het toilet verdwijnen. Angus Black.
Logan nam een slokje en sloeg een paar van Petes paracetamols achterover. ‘Zitten er nog steeds tralies voor de pleeramen?’
Nog een schouderophalen.
Logan pakte een bierviltje en legde het op zijn pintglas. Daarna draaide hij zich om en kuierde over het kleverige linoleum naar het bordje waar BOKKEN op stond. Bleef er even voor staan. Duwde toen de deur open.