27

Inspecteur Steel sjokte door de deur van haar kantoor, met in haar ene hand een kop koffie en in de andere een boterham met spek; op haar kin zat een zwierig sikje van tomatensaus. Ze verstijfde, starend naar de spichtige vent met zijn puntneus die met een Zwitsers legermes op haar raamslot stond in te hakken.

‘Wat denk je in tyfusnaam dat je aan het doen bent?’

Angus Black keek op en haalde zijn schouders op. ‘Aan het uitbreken.’ De zijkant van zijn gezicht was een gezwollen, ontstoken kneuzing, ontstaan doordat hij tegen de wc-stortbak in Dodgy Pete’s was geketst.

Logan stond tegen de archiefkast geleund. ‘Noem het een vroeg valentijnscadeau.’

Angus gaf nog een laatste grom, en het raam sprong open en liet een stroom koude lucht naar binnen. In de ruimte tussen de gebouwen dwarrelde sneeuw naar beneden, grote dikke vlokken die aan het metselwerk bleven plakken en zich op de raamrichel ophoopten. Vijf voor zeven op een donkere en ijskoude maandagmorgen, en voor één keer voelde Logan zich zowaar menselijk. Geen kater. Geen misselijk gevoel. Zijn hoofd deed niet eens zeer. Nou ja, zolang niets een van beide bulten aanraakte. Misschien was het toch niet zo’n slecht idee om van de drank af te blijven.

Angus deed het raam een paar keer open en dicht. ‘Ik zei het je al. Nou, we hadden een afspraak…’

Logan haalde een pakje Benson & Hedges tevoorschijn.

‘Top.’ Angus pakte er een en tastte in zijn zakken. ‘Heb je een vuurtje?’

‘O nee, dat doe je verdomme niet!’ Steel kwakte haar koffie op het bureau en griste het pakje van Logan weg. ‘Als er iemand de eerste peuk in dit kantoor rookt, ben ik dat.’

Met haar lippen haalde ze er een uit het pakje, trok een Zippo uit haar zak en stak hem aan. De zoete geur van ruwe benzine werd overvleugeld door de kringelende rook. De inspecteur zuchtte, ging rustig op haar gemak in haar kantoorstoel zitten en legde haar voeten op het bureau. ‘Ahhhhhhhhh, heerlijk.’ Ze zat daar onderuitgezakt, met de sigaret die uit haar mondhoek stak. ‘Laz, zorg dat de deur op slot is, ja?’

Angus schuifelde met zijn voeten. ‘Kom op, ik sta hier te snakken. Hij heeft beloofd…’

Steel nam een lange trek, richtte rook op de plafondtegels en wierp hem het pakje en de aansteker toe. ‘Ga je gang.’

‘Dank je…’ Hij stak er een op, waarbij hij postcoïtale geluiden maakte. ‘Lange nacht in een cel als je niks te roken hebt.’

‘Dan had je maar geen smerige kleine drugsdealende strontinbreker moeten zijn, hè?’

Logan deed de deur op slot. ‘Vertel de inspecteur wat je mij hebt verteld.’

Angus blies een trage stroom rook naar buiten, de sneeuw in. ‘Wat is het waard?’

Steel keek Logan fronsend aan. ‘Wat is wat waard?’

‘Meneer Black hier wil betaald worden om ons te vertellen waar hij zijn drugs vandaan heeft.’

‘Rot op, wij zijn geen…’

‘Anders zeg ik geen flikker. Die klootzakken vermoorden me als ze erachter komen – je moet ’t het risico waard maken.’

Logan haalde zijn notitieboekje tevoorschijn en sloeg een paar bladzijden om. ‘Hondenstront.’

Angus schudde zijn hoofd. ‘Nee hoor, je hebt ze niet gezien, het zijn verdomme echt reuzen.’

‘Nee, idioot: “hondenstront”. Je zei dat je je dagen niet wilde eindigen als een grote hoop hondenstront.’

‘O… juist. Ja, hun baas heeft een enorme rottweiler. Dat beest zou je hand er zó af hebben.’ Hij knipte met zijn vingers, zodat er as op het tapijt viel. ‘Het is dus eerst dokken, anders gaat het niet door.’

Steel zwaaide met een hand naar Logan. ‘Met hoeveel hebben we hem opgepakt?’

‘Ongeveer een mille aan heroïne.’

‘Dat was niet van mij – ik bewaarde het alleen maar voor een vriend.’

‘Ja, hoor.’ Steel nam een hap van haar boterham. ‘McNab zit vandaag op de rechterstoel, Angus, hoe vaak heeft hij jou veroordeeld voor dealen? Het gerucht gaat dat hij een voorbeeld wil stellen. De enige manier voor jou om in de komende zeven jaar de zon weer te zien is als je je leveranciers aangeeft.’

‘Ouwe moppen zijn het leukst, hè, inspecteur? Wat komt er nu: ga je ons bang maken met verhalen over flikkercelmaatjes?’ Angus grinnikte. ‘Ik heb mijn tijd al eerder uitgezeten, dat kan ik weer doen. Dan leef ik tenminste nog als ik vrijkom.’

De telefoon op Steels bureau begon te rinkelen. Ze tuurde naar het LCD-schermpje. ‘Geen belangrijk iemand.’ Ze sloeg op de verbrekingsknop. ‘Begin maar te praten, Angus.’

‘Pas als ik wat geld zie.’

Steel haalde haar portemonnee tevoorschijn en smeet twee tientjes op haar bureaublad. ‘Twintig pond, graag of niet.’

‘Twintig pond? Je neemt me in de zeik, hè?’

Logan verschoof tegen de archiefkast. De geur van Steels boterham met spek gaf hem een hongerig en tegelijk misselijk gevoel. Het werd hier ook koud, doordat alle warmte samen met de sigarettenrook uit het open raam verdween.

Hij liet hen een poosje pingelen, haalde toen een doorzichtig bewijszakje uit zijn zak en schudde ermee. ‘Driehonderd pond.’

‘Wat?’ Angus krulde zijn lip. ‘Drieduizend, misschien.’

‘Zoveel had je bij je toen ik je oppakte: driehonderd pond in valse biljetten.’

Hij stond daar met openhangende mond. Het zag er niet fraai uit. ‘Vals? Ik heb verdomme mijn auto verkocht om dat spul te kopen! Meer dan vier mille heeft die rotzooi me gekost.’

‘Waar is de rest ervan dan?’

Korte stilte. ‘Rest van wat?’

‘Je had voor duizend pond aan heroïne in de rugzak, waar is de andere drie?’

De telefoon begon opnieuw te rinkelen. Steel trok een wenkbrauw op. ‘Popie-jopie vandaag.’ Ze sloeg nogmaals op de verbrekingsknop, leunde achterover in haar stoel en stak de smeulende sigaret tussen haar tanden. ‘Laz, haal een huiszoekingsbevel. We gaan Angus een plezier doen en zijn huis opruimen voordat hij vrijkomt.’

‘Eh… misschien kunnen we tot een soort overeenkomst komen? Je houdt van iPods, toch?’

Logan gaf Angus een klap op zijn schouder. ‘Niet je dag, hè?’

‘Je probeert een beetje zaken te doen, en wat gebeurt er? Iedereen verkloot…’

Een bons op de kantoordeur. Vervolgens wiebelde de klink even op en neer. Iemand riep van buiten: ‘Steel? Inspecteur? Ben je daarbinnen?’ Hoofdinspecteur Finnie.

Steel schoot rechtop in haar stoel. ‘Klote!’ Ze wierp haar sigaret door het open raam, pakte een dossier van haar bureau en begon als een gek te waaieren. Angus was kennelijk niet zo stom als hij eruitzag. Hij volgde haar voorbeeld, smeet zijn peuk naar buiten, de sneeuw in, en terwijl zij bezig was de lucht te zuiveren, pakte hij de restanten van haar boterham en propte die in zijn mond.

‘Inspecteur?’

Ze scheurde een pakje extra sterke pepermuntjes open, kauwde er een weg en zwaaide naar Logan. ‘Deur, deur, deur!’

Logan haalde het slot eraf, net op het moment dat Finnie zich afwendde. ‘Meneer?’

Het hoofd van de recherche staarde langs Logan de kamer in. ‘Ik hoop dat jullie je niet aan het uitleven waren in een of andere orgie, inspecteur?’

‘Ha-ha, heel grappig, meneer.’ Ze was theatraal een stapel papier op haar bureau aan het herordenen. ‘Ik ben alleen even rustig aan het praten met meneer Black hier. Hij heeft wel zin in het glamoureuze leven van een betaalde informant.’

Finnie snoof. ‘Ik zou gedacht hebben dat je vandaag wel andere, dringender zaken aan te pakken had.’

Steel verschoof in haar stoel. Keek van Finnie naar Logan en weer terug. ‘O ja?’

‘Reken maar “O ja”.’ Hij haalde een opgevouwen krant onder zijn arm vandaan en sloeg die tegen Logans borst. ‘Neem de honneurs waar, brigadier.’

Logan ontvouwde de voorpagina. Het was een exemplaar van de Aberdeen Examiner van die ochtend met een foto van Richard Knox op pagina een – niet de oude standaardfoto die elke andere krant gebruikte, maar een nieuwe, waarop Knox voor het graf van zijn oma geknield zat. ‘O nee…’ De kop schreeuwde: SEKSBEEST WOONT IN GESCHOKTE ABERDEENSE STRAAT.

‘Precies.’ Finnie toonde een dunne glimlach. ‘Misschien zou je het voor de inspecteur willen voorlezen.’

‘Ah… eh… “Toen de bewoners van een rustige Aberdeense straat woensdagnacht gingen slapen, hadden zij er geen flauw besef van dat ze de volgende ochtend een nieuwe buurman zouden krijgen. Maar nu kan de Aberdeen Examiner exclusief onthullen dat het beruchte seksbeest Richard Knox op Cairnview Terrace vijfendertig in Cornhill woont…”’

Steel deed haar ogen dicht en vloekte.

Finnie knikte. ‘Nu zou ik mij als eerste afvragen, inspecteur, waar de media hun informatie vandaan hebben – gezien het feit dat de hele operatie op basis van strikt beperkte toegankelijkheid was. Zogenaamd onder jouw supervisie.’

‘Kloten van de bok…’

‘En de tweede vraag die ik zou stellen is: wat is er op dit moment bij Cairnview Terrace vijfendertig aan de gang? Wat denk je: een serpentineoptocht? Een braderie? Audities voor The X Factor?’

Steel krabbelde uit haar stoel. ‘Laz, breng Angus naar de cel terug en zoek daarna een auto voor ons: met zwaailicht en sirene. En een stel agenten!’ Ze greep haar jas en trok die aan. ‘Waarom heeft geen hond mij hier iets over verteld?’

‘Ik heb de afgelopen vijf minuten geprobeerd je te bellen.’

Ze bloosde niet eens. ‘Er moet iets met de telefoons aan de hand zijn.’ Ze wachtte even en staarde toen Logan aan. ‘Nou, sta daar niet zo, ga aan de slag!’

Logan zat achterin met inspecteur Steel; elke keer als agent Butler de patrouillewagen een andere hoek om gooide, hield hij zijn adem in en pakte hij de handgreep boven het portier vast. De gemeentestrooiwagens moesten ’s nachts zijn uitgerukt, maar af en toe slingerde de hele auto zijwaarts als hij over een richel van smerige brij schoot. De blauwe lichten flitsten, sneeuwvlokken bevroren halverwege de val. Het elektronische geloei van de sirene baande zich een weg door het vroege ochtendverkeer.

Steel porde tegen de krant, stak haar vinger in Knox’ gezicht. ‘Hoe zijn ze er in godsnaam achter gekomen waar hij verblijft?’ Ze smeet de krant in Logans schoot. ‘Bel hem.’

Logan keek naar de foto. ‘Wat, Knox?’

‘Nee, dat glibberige journalistvriendje van jou, die sodemieterse Colin Miller. Ik wil weten wie hem verteld heeft waar Knox was en ik wil dat diegene een verkeerspylon in zijn hol gedouwd krijgt!’

Agent Guthrie draaide zich in de passagiersstoel om. ‘Omdat zo’n ding puntig is, neem ik aan dat je tijd zou hebben om te wennen aan…’

‘Vraag je om een mep?’

Guthrie keek weer voor zich.

Logan stak zijn hand in zijn zak, zocht zijn telefoon, maar vond in plaats daarvan een handvol printplaatscherven. ‘Gloeiende tering…’ Hij moest Steels mobieltje lenen om Colins nummer in te toetsen.

De Glasgowse stem was nauwelijks hoorbaar boven de sirene uit. Logan stak zijn vinger in zijn oor en probeerde het opnieuw. ‘Ik zei: wie heeft jou verteld waar Knox verbleef?’

‘… ijskoud, man. Stop… thee of zoiets…’

‘Colin?’

‘… voor… in…’

‘Hallo?’ Logan sloeg zijn hand over het mondstuk. ‘Zet die verdomde sirene uit!’

Dat deed agent Guthrie. Nu was alleen het geronk van de motor nog te horen.

‘Hallo?’

‘Hallo? Ben je daar nog?’

‘Wie heeft het jou verteld?’

‘Van Knox? Beschermde bronnen, journalistieke integriteit, et cetera. Ga je nog bij een bakker langs of hoe zit het?’

‘Kom niet met dat beschermde-brongelul bij me aan: heb je enig idee wat voor strontstorm je op gang hebt gebracht?’

‘Het artikel was in het publieke belang, Laz. Mensen hebben er recht op te weten wanneer er een verkrachter naast hen komt wonen.’

‘Er zullen verdomme rellen uitbreken!’

‘Dat had je moeten bedenken voordat je hem bij die arme mensen van Cornhill dumpte, niet?’

‘Ik heb hem niet gedumpt…’ Logan streek knarsetandend met zijn hand over zijn voorhoofd. ‘Waar ben je?’

‘Ik sta voor Knox’ huis mijn ballen eraf te vriezen, waar denk je? En als je langs een bakker gaat, neem dan een paar thee en een vleespasteitje of twee mee.’ Er werd wat gedempt gepraat. ‘Ja, en Sandy wil een macaronipastei, of worstenbroodje.’

‘Ik ga niet naar een verdomde bakker!’

‘Misschien vertel ik je waar ik de info vandaan heb…’

Logan droeg Butler op te stoppen bij de eerstvolgende bakkerij die ze zag.

‘Je hebt je niet bepaald gehaast.’ Colin Miller draaide in zijn stoel om toen Logan achter in de oude beige Volkswagen klauterde en het portier dichtsloeg. De motor draaide, dus het was in elk geval warm binnen.

De kale man in de bestuurdersstoel draaide zich opzij en fronste. ‘Let op de auto, ja?’

Colin glimlachte. Hij was onberispelijk uitgedost in een gloednieuwe designerspijkerbroek en een leren jas die waarschijnlijk meer kostte dan Logans Fiat. Een gespierde actiefiguur met een vaag vleugje eau de cologne. ‘Laz, dit is Sandy. Laat je niet misleiden door de beroerde manieren, hij is een fotografisch wonderkind. Niet dan, Sandy?’

‘Dat flikkerse ding valt zo al uit elkaar. Heb je enig idee hoeveel het kost om hem door de keuring te krijgen?’

‘Koop dan voor de verandering verdomme eens een fatsoenlijke auto.’ Colin stak zijn in zwartleren handschoenen gestoken handen uit. Een paar vingergewrichten bogen niet, waardoor ze op misvormde klauwen leken. ‘Dus… thee?’

Logan tastte in de witte plastic zak en haalde er twee kartonnen bekers met plastic deksels uit. ‘Melk, geen suiker.’ Hij overhandigde ze en diepte vervolgens twee papieren zakken op, die gedeeltelijk doorzichtig waren van het vet.

‘Goed zo, man!’ Colin gluurde in de papieren zakken en gaf er een aan de chauffeur. ‘Je geluksdag, Sandy: macaronipastei én een worstenbroodje. Bedank de aardige politieman maar.’

Sandy gromde en nam een hap van zijn worstenbroodje. Er vielen schilfers korstdeeg op zijn flodderige groene trui.

Colin gaf hem een kop thee. ‘Ga even een paar minuten de hort op.’ Sandy hield op met kauwen en keek met openhangende mond naar de straat. ‘Het sneeuwt.’

Cairnview Terrace was een winters wonderland. Uit een staalgrijze hemel dwarrelden grote dikke vlokken naar beneden, die in de gloed van de straatlantaarns opflakkerden en alles bedekten. De ochtendschemering schilderde de straat in blauwe schakeringen, waardoor die er zelfs nog kouder uitzag.

De Volkswagen van de fotograaf stond vlak voor Knox’ huis geparkeerd, de patrouillewagen twee deuren verder, achter een blauwe Volvo stationcar met BBC SCHOTLAND op de zijkant en tegenover een transitbusje met het logo van Sky News, dat uitlaatgassen de koude ochtend in walmde.

Geen tekenen van een lynchlustige menigte die met hooivorken en brandende fakkels zwaaide. Misschien waren ze aan het uitslapen?

Colin stak vanaf de passagierskant zijn hand uit en friemelde aan de portierkruk aan de kant van de bestuurder. Klapte hem open. ‘Ga een wandeling met je thee maken; geniet in de geweldige openlucht van de smaak van je pastei; biets een peuk van die Sky-lui.’

Sandy mopperde even. Propte zijn worstenbroodje in zijn mond, pakte zijn vettige papieren zak en zijn thee, klauterde toen naar buiten, de vroege ochtend in, en sloeg het portier zelfs nog harder dicht dan Logan had gedaan. Maar hij had de motor tenminste laten draaien.

Colin keek hoe Sandy in de sneeuw wegstampte en pakte een vleespastei. Met zijn mond vol zei hij: ‘Wat ga je aan Knox doen, nu zijn schuilplaats verklapt is, en zo?’

‘Ja, en wie heeft dat verklapt?’ Logan tastte nogmaals in de plastic zak naar een koffie met melk en een kaas-en-uienpastei. ‘Wie heeft het jou verteld?’

‘Ik denk dat je hem zult moeten verkassen. Misschien is het een idee om hem eerst zijn kant van het verhaal te laten vertellen, weet je?’

‘Colin, mijn baas zit daar in die patrouillewagen nieuwe manieren te bedenken om mijn leven tot een hel te maken, omdat ik haar heb overgehaald een stop te maken om ontbijt voor jou te halen. Nou, wie heeft jou verteld waar Knox verbleef?’

‘En hoe gaat het met Madame Rimpels de Lesbische Casanova?’

‘Colin!’

‘Niemand heeft het me verteld.’ Colin nam nog een hap pastei; de warme vlezige geur verspreidde zich door het interieur van de Volkswagen. ‘Kijk, waar het om draait als je onderzoeksjournalist bent, is dat je erop uitgaat om te onderzoeken. Je zou het een keer moeten proberen, je zou verbaasd staan wat je kunt vinden.’

Zelfvoldane eikel.

Logan haalde het plastic deksel van zijn koffie. ‘En als ik Isobel nou vertel waar je twee weken geleden écht was? Toen ze dacht dat je in Dundee was om de idioot te interviewen die hypothermie kreeg toen hij dat standbeeld van Desperate Dan probeerde te stelen?’

Colin staarde hem aan. ‘Dat zou je niet doen.’

‘Als ik mijn pastei op heb, bel ik haar.’

‘Wat ben je toch een…’ Dreigende blik. ‘Oké, oké: toen ik in Newcastle was heb ik een buurman gesproken, die me met zijn oude lerares Engels in contact heeft gebracht. Eng oud wijffie met te veel katten en een gezicht als een afgeroste reet. Ze zegt dat elk van Knox’

“Wat ik in de vakantie heb gedaan”-opstellen erover ging dat hij naar Aberdeen ging om bij zijn oma en opa te logeren, terwijl zijn ma aan de pimpel ging.’

Colin nam nog een hap pastei, erop lettend dat hij geen vleessaus op zijn handschoenen kreeg. ‘Ze bood aan om een van de opstellen aan mij te verkopen, geloof je dat? Zodra ze Knox ervan beschuldigden die oude man te hebben verkracht, ging ze alles wat ze kon vinden uit de schoolarchieven opspitten. Ze wist dat het ooit iets waard zou worden.’

Hij schudde zijn hoofd, nam een slokje thee. ‘Rapporten, briefjes van zijn ma, klachten van de gymleraar… Dat maakt je wel trots op het onderwijssysteem, nietwaar? Het eerste waar ze aan denkt is hoeveel geld ze kan binnenharken.’

‘En?’

‘Het komt morgen in de Examiner: “Portret van het monster als kleine jongen”, in die trant. Vier pagina’s.’

‘Nee, idioot, hoe ben je aan het adres gekomen?’

‘De school hield een dossier bij met details over naaste verwanten. Mevrouw Euphemia Abercrombie-Murray stond ingeschreven als tweede contactpunt, voor het geval ze Knox’ ma niet te pakken konden krijgen.’

Dat betekende tenminste dat Finnie zijn heksenjacht kon afblazen.

Logan keek door de vallende sneeuw naar buiten. In Knox’ huis waren lichten aan; iedereen was waarschijnlijk uren geleden al gewekt door Colin en zijn nukkige fotograaf. Dat was één pluspunt van het weer: geen journalist was halfgaar genoeg om op de stoep te kamperen.

‘Verder nog iets wat ik moet weten?’

‘Nou…’

Het bestuurdersportier ging krakend open, en Sandy stak zijn hoofd naar binnen; er plakte sneeuw aan de schouders van zijn blauwe parka en de haarkrans om zijn hoofd. ‘God, het is ijskoud buiten…’

‘Nog niet, hè, Sandy?’

‘O ver-’ Hij wierp zijn armen wijd uit elkaar. ‘Dat is verdomme mijn auto!’

‘Vijf minuten, makker.’

‘Ik zal je nog meer vertellen: het is verdomme ook mijn benzine.’ Hij rukte de sleutel uit het contact, sloeg het portier weer dicht en beende weg, de met bont afgezette capuchon van de parka over zijn kale plek trekkend.

Colin vroeg op fluistertoon: ‘Ooit gehoord van iemand die Mi chael “Maffe Mikey” Maitland heet?’

‘Gangster uit Newcastle. Als je me gaat vertellen dat Knox voor hem werkte, kun je je adem sparen. Dat weet ik al.’

De verslaggever leek een beetje te dimmen. ‘O.’

‘Verder nog iets?’

‘Weet je dat hij vrijdagnacht is overleden?’

Korte stilte. ‘Nou en?’

De glimlach was op Colins gezicht terug. ‘Welkom bij het exclusieve artikel van woensdag: Knox was Maffe Mikeys boekhouder, toch? Niet iemand aan wie je je opa zou toevertrouwen, maar met geld: een genie. Het gerucht gaat dat Mikey Knox een appeltje voor de dorst liet wegscharrelen.’

‘Hoeveel?’

‘Miljoenen. Twee weken geleden krijgt Mikey een klein “hartincident” en ze brengen hem ter observatie naar een ziekenhuis. Hij krijgt er nog drie, en dan op vrijdag een joekel. Maffe Mikey, de Terreur van Tynesdale, gaat uiteindelijk in de kleine uurtjes heen, omringd door hen die hem het meest dierbaar waren.’

‘Die nu allemaal Mikeys nestei in handen willen krijgen.’

Colin tikte met een stijve, gelederde vinger tegen de zijkant van zijn hoofd. ‘Ja, maar onze jongen Knox is de enige die weet waar het is en hoe je erbij kunt komen.’

Logan keek hoe een roodborstje door Knox’ voortuin wipte en hupte en kleine ‘ban de bom’-afdrukjes achterliet. ‘De smerige leugenaar…’

‘Hè?’

‘Niks.’ Hij deed het achterportier open. ‘Als er verder nog iets naar boven komt – en ik bedoel wat dan ook – bel me dan.’

Colin haalde zijn schouders op. ‘Ja, en wat levert het mij op?’

‘Dundee, Desperate Dan: waarheid. Weet je nog?’

Logan klauterde naar buiten, de sneeuw in, en sloeg de deur dicht voordat de verslaggever kon reageren.