38

‘Kut.’ Dit was geen manier om een dinsdagochtend te beginnen. Half negen en de dag was al verpest. Puffend liep Logan de acht trappen naar de vierde verdieping weer op en boven bleef hij hijgend en duizelig staan. Hij moest echt minder peuken gaan roken.

Hij richtte zich op en slofte door de deur de gang in.

Knox’ nieuwe flat maakte deel uit van een enorm, lelijk bouwproject – een lang kronkelig blok dat meer leek op gemeentegebouwen uit de jaren zeventig dan op moderne huisvesting. De droom van iedere projectontwikkelaar: goedkoop bouwen, hoog opstapelen, en een vermogen incasseren.

Op de vierde verdieping bevonden zich zes flats, allemaal terzijde van de hoofdgang. Alpha Drie Negen was als tweede ter plaatse, dus hadden zij de taak gekregen om van deur tot deur te gaan en mensen te beletten naar hun werk te gaan. En ze moesten de lift met politielint afzetten.

Inspecteur Steel stond als een zoutzak tegen de muur buiten Knox’ nieuwe flat geleund.

Logan zwaaide naar haar met de plastic pakjes die hij uit de kofferbak van de poolauto had opgediept. ‘Smurftijd.’

Ze stak haar hand uit. ‘Geef.’

Ze worstelden zich in de witte papieren pakken, waarbij Logan als een idioot rondhupte. Die verdomde schoenen gingen ook nooit fatsoenlijk door de pijpen. Hij wurmde zijn armen in de mouwen, trok de capuchon op zijn plaats en ritste het ding dicht, van lies tot kin; daarna schoot hij de blauwe plastic overschoenen aan. Het elastische masker ging over zijn neus en mond. Hij trok een paar paarse nitrilhandschoenen aan en stroopte daar ten slotte een tweede paar overheen.

Inspecteur Steel trok haar eigen rits dicht en stond daar: geschoeid en gepakt, gemaskerd en gehandschoend, precies zoals hij. Ze snoof. ‘Dit dragen alle stijliconen dit seizoen.’

Logan klopte op de deur.

Agent Irvine van de Delinquenten Management Unit deed open, in dezelfde beschermende kleding. Ze liet hen tekenen voordat ze over de drempel mochten stappen.

Steel liep voorzichtig de hal in, en Logan volgde, ontweek een donkere vlek op het havermoutkleurige tapijt voor het geval het bewijsmateriaal was. ‘Nog nieuws over de ambulance?’

‘Had hier vijf minuten geleden moeten zijn.’ Irvine wees met een beverige hand naar de badkamer. ‘Ze is daarbinnen.’

Logan gluurde door de open deur. Mandy van Sacro lag op de badkamervloer, haar bruine krulhaar met iets donkers en kleverigs aan haar hoofd geklit. Een rode plas op het linoleum onder haar. Spatten op de crèmekleurige tegels, een roze nevel op de onderkant van de wasbak. ‘Gloeiende tering…’

Iemand had haar in de stabiele zijligging gelegd. En als Logan hard staarde, kon hij net haar borst op en neer zien gaan.

Irvine knikte. ‘Paul en ik kwamen hier om ongeveer kwart over acht om de matrix weer door te lopen. Geen antwoord toen we aanklopten, dus wachtten we een paar minuten, probeerden te bellen. Niks. Paul heeft de reservesleutel gebruikt.’

Steel schraapte haar keel. ‘Waar is de andere?’

‘Tweede slaapkamer vanaf het eind.’ Ze gluurde door de hal. ‘Ik kan niet geloven dat we garnalen voor hem hebben gekocht.’

De kamer was klein, een tweepersoonsbed tegen de muur gestouwd, een ondersteboven gekeerd nachtkastje, waar een gebarsten en ingebeukte rieten stoel naast lag. De oogprikkende, keelklemmende, bittere geur van kots en urine.

‘O, jezus…’

Harry, de andere Sacro-vrijwilliger, was met zijn gezicht omlaag aan het bed vastgebonden; een stapel kussens onder zijn bekken stutte zijn achterwerk omhoog. Naakt. Aangekoekt bloed op de lakens rond zijn gehavende gezicht, zijn rug bezaaid met scharlakenrode striemen, bijt afdrukken, sigarettenbrandwonden.

Steel knipperde met haar ogen. Stem door het masker gedempt. ‘Is hij…’

‘Hij leeft nog.’

De inspecteur draaide zich om en gaf agent Irvine een klap op de borst. ‘Waarom hebben jullie hem in teringnaam dan niet losgemaakt?! Wat mankéért jullie verdomme?’

‘Maar we hebben geen camera, en de plaats delict…’

ROT OP MET JE PLAATS DELICT!’ Steel stormde de kamer in, greep het T-shirt waarmee Harry’s rechter enkel aan de bedstijl was vastgebonden en trok.

‘Inspecteur, ik denk eigenlijk niet dat dit een goed…’

‘Hij is verkracht, verdomde idioot!’ Steel rukte nog een keer aan het T-shirt. ‘Laz, naar de keuken: haal een schaar of een mes of zoiets voor me.’

‘Maar…’

NU!’

Logan rende door het huis heen; zijn plastic overschoenen slipten op de vinylvloer. Hij rommelde in de laden, pakte een keukenschaar en een doos met diepvrieszakken, en haastte zich naar de slaapkamer terug.

Steel zat naast het bed op de vloer geknield. ‘Hoe heet hij?’

‘Eh…’ Agent Irvine keek even naar Logan en weer terug. ‘Harry. Harry Weaver. Hij was…’

‘Harry? Kun je mij horen, Harry?’

Logan bleef aan het voeteneinde van het bed staan. ‘Heeft iemand een camera op zijn mobieltje?’

‘Ja, maar het is niet…’

‘Harry? Het komt wel goed.’

‘Beter dan helemaal geen foto’s, toch?’

Irvine ritste de voorkant van haar pak open, stak haar hand erin en kwam met een of ander blits ding met een touchscreen op de proppen; vervolgens ritste ze zichzelf weer dicht. ‘Goed…’

Ze stapte naar voren, hield de telefoon voor zich uit, drukte ergens op en klik, een flitsje. Nog een klik, nog een flits.

‘Zit er video op?’

Ze knikte. ‘Je kunt uploaden naar Facebook en…’

‘Neem het verdomme gewoon op video op.’

‘Harry? Kom op, Harry, je bent nu veilig.’

‘O… goed.’

Logan wees met zijn schaar naar het T-shirt. ‘Close-up.’

Irvine deed wat haar was opgedragen, waarna Logan het shirt voorzichtig doorknipte op de plaats waar het een lus om Harry’s enkel vormde. ‘Andere been.’

‘Harry? Kom op, zeg iets tegen me, Harry!’

‘Polsen…’

Eindelijk was de naakte man los.

Er klonk een gedempte kreun.

‘Harry? Kun je mij horen? Je bent nu veilig.’

Zijn ogen waren opgezwollen, de huid eromheen paars en vervormd, zijn neus scheef, de onderste helft van zijn gezicht met donkerrode klonters besmeurd.

‘Hij heeft iets in zijn mond…’ Agent Irvine hield haar telefoon vlak voor zijn gezicht, tot Steel haar wegmepte en er scharlakenrode vlekken op haar witte pak achterbleven.

De inspecteur legde haar hand om Harry’s voorhoofd, ondersteunde het, terwijl ze een zwarte prop uit zijn mond trok. Logan trok een van de diepvrieszakken open.

‘Wat heeft dit te betekenen?’

‘Ik had geen bewijszakken bij me.’

Ze liet de prop in de zak vallen en deinsde bij het bed vandaan toen Harry kokhalsde – er spatte bloed en gal over de bevlekte lakens.

‘Kut.’

Er klopte iemand op de voordeur. ‘Hallo? Is daar iemand?’

Logan stapte de hal in. Er stonden twee bezwete ambulancebroeders puffend en hijgend in de gang. Een van hen veegde met zijn hand over zijn voorhoofd en keek dreigend. ‘Ben jij die grapjas die de liften heeft afgezet?’

‘Eh…’

‘Enig idee hoeveel zo’n verdomde brancard weegt?’

‘Nou… het had erger kunnen zijn, neem ik aan.’ Brigadier Mark Mac-Donald draaide zijn stoel een paar keer heen en weer. ‘Ik bedoel, ze leven allebei nog, toch?’

Het was rustig in Het Huisje; alleen Mark en Logan bevonden zich in het kleine afgescheiden gedeelte, met de deur dicht, zodat de geluiden van het drukke recherchekantoor werden gedempt. Rinkelende telefoons, mensen die rondjachtten om de indruk te wekken dat ze druk bezig waren, af en toe een schreeuwpartij. De voorspelbare nasleep van iets wat ernstig was gelopen.

Mark knikte naar de kamer buiten. ‘Mediavoorlichting om elf uur. Ga je erheen?’

‘Als het aan mij ligt niet.’ Logan pakte de bordenwisser en schrobde het onderzoek naar valse goederen weg. Eén zorg minder.

‘Ik geef je geen ongelijk. Gisteren heb ik die grote fraudezaak afgerond, dus heeft Finnie me op “Informatiesteun” gezet.’ Mark nam nog een slokje van zijn koffie. ‘Ik heb de gloeiende pest aan mediavoorlichtingen, alsof het voedertijd in de dierentuin is… En alle dieren zijn klootzakken.’

Logan ging naar zijn bureau terug en bekeek zijn e-mail weer. Succes: het grote forensisch lab in Nelson Street had het DNA van de bijt -afdrukken op Harry Weavers rug en dijen in allerijl onderzocht. Hun rapport stond vol met de gebruikelijke verwerpingen en kansvariabelen, maar helemaal onderaan stond het stukje informatie dat Logan wilde: het DNA was een negenennegentig-komma-achtennegentig procent match voor Richard Knox. Bovendien was het bijtpatroon identiek aan de tandafdrukken bij William Brucklay, Knox’ slachtoffer uit Newcastle, die ze in het register hadden.

Niet bepaald onverwacht nieuws, maar alles wat Knox met de aanval in verband bracht was meegenomen.

De rest van het forensisch bewijs werd nog onderzocht – vezels in de slaapkamer, de aarde van een gedeeltelijke voetafdruk in de hal, iets wat op tranen leek op de achterkant van de dijen van het slachtoffer.

Logan richtte zich weer tot Mark. ‘Heb je Bob onlangs nog gesproken?’

‘Biohazard?’ De brigadier huiverde. ‘Niet meer sinds hij die met curry gekruide makreel had gegeten. Jezus, wij zouden gevarengeld moeten krijgen.’

‘Vind je hem oké?’

Frons. ‘Wat heeft hij gedaan?’

Logan haalde zijn schouders op. ‘Het is waarschijnlijk niks…’ Hij draaide zich weer naar zijn computer. Een stapel verklaringen nam het grootste deel van zijn bureau in beslag – het vuurwapenteam legde uit wat er de vorige avond was gebeurd en waarom ze het nodig hadden gevonden om Norman Yates drie keer in de borst te schieten. Logan had het nagetrokken – ze stemden allemaal overeen, maar niet op een manier die ‘in de doofpot!’ schreeuwde. Yates had een politieman neergeschoten – het was zijn eigen stomme schuld.

De verklaringen gingen in een interne-postenvelop, samen met zijn eigen rapport, en werden aan inspecteur Steel gericht. Nu de verklaringen uit de weg waren geruimd, was er een zeldzaam open plekje op Logans bureau. Het plakkertje met de tekst dat hij Dildo meteen moest bellen, lag hem precies in het midden aan te staren. Moest van zijn monitor zijn gevallen. Verdomme.

Logan pakte de telefoon en draaide Dildo’s nummer bij de nationale ombudsman; tijdens het overgaan nam hij de rest van zijn e-mails door.

De ergste was van Interne Zaken: Douglas Walkers makelaaradvocaat had nog een officiële klacht ingediend. Kennelijk was zijn cliënt ‘onderworpen aan onbehoorlijke treitering en ongerechtvaardigd hardhandige ondervragingstechnieken’. Of Logan commentaar wilde geven?

Ja. Twee woorden: ‘flikker’ en ‘op’.

Het was niet eens zo dat ze een speciaal geval van de kunststudent hadden gemaakt. Ze hadden hem slechts één keer verhoord op vrijdag, in de cel gestopt voor het weekend en hem een laatste keer aan de tand gevoeld voordat hij op maandag voor de rechter verscheen. Hoe kon dat in godsnaam ‘onbehoorlijke treitering’ zijn?

‘Tim Mair, waarmee kan ik…’

‘Dildo, met Logan. We…’

‘Heb je mijn e-mail gekregen?’

‘Eh…’ Hij jaste de volgende paar mailtjes door – en daar was het, van Dildo’s officiële e-mailadres, ongeveer een uur geleden verstuurd en compleet genegeerd. ‘Ja, hier heb ik het…’

‘Wat denk je?’

Het was een soort voorstel om diverse louche pubs in Aberdeen door tweemansteams in de gaten te laten houden en uit te laten kijken naar mensen die valse goederen verkochten. ‘Ja, heel goed. Heel… grondig.’

‘Cool. We kunnen beginnen met…’

‘Eigenlijk, Tim, bel ik je voor…’

Stilte. ‘Noemde jij me net “Tim”?’ Dildo vloekte. ‘Kom op, wat heb je gedaan?’

‘Nee, het is…’

‘Jij hebt verdomme iets gedaan, hè? Wat dan? Waar heb je mij dit keer in godsnaam mee opgezadeld?’

‘Nergens mee: we hebben gisteravond een stel kerels gearresteerd…’ Hij bracht Dildo op de hoogte van de details, maar verzweeg het feit dat ze de hele dag al bekend waren met Gallagher en Yates. ‘Dus, zie je, hoeven we die undercoveractie niet te doen. Het is allemaal al geregeld.’

Er klonk gebrom. ‘Bedoel je dat ik die vreselijke kutvergadering met Baardknaap de Debiel voor niks heb bijgewoond?’

‘Nou ja… min of meer, maar…’

‘Jij wist het de hele tijd al, hè? Ik heb verdomme enorm moeten lobbyen om Susanna daar te krijgen, en al die tijd wist jij het al!’

‘Het was niet… Kijk, de spullen liggen in een schuur bij Balmedie.’

Hij gaf Dildo het adres om alles op te gaan halen, waarna de kerel van de ombudsman ophing, maar pas na enige pittige vloeken.

Klote. Er zou meer dan een koekjestrommel voor nodig zijn om dat in orde te brengen.

Hij was bezig zijn notities uit Knox’ flat uit te werken, toen de deur openvloog en hoofdinspecteur Finnie de kamer binnen stapte, het geluid van rinkelende telefoons en algeheel tumult met zich meebrengend.

‘Ah, McRae.’ Het hoofd van de recherche trok een krant uit een map en kwakte die op Logans bureau neer. De kop – FAMILIESLACHTOFFERVERKRACHTER SLAAT TERUG – strekte zich over de hele voor pagina uit, boven een foto waarop Wendy Leadbetter de tweede benzinebom naar Knox’ huis smeet. ‘Zou je mij willen vertellen waarom de Aberdeen Examiner eerder weet dan wij wie de brandstichters zijn?’

‘Om precies te zijn, meneer, hebben we gisteravond laat een opsporingsverzoek voor Ian en Wendy Leadbetter laten uitgaan. In feite was het meneer Miller die me geholpen heeft hen te identificeren. Ik heb een rapport ingediend en…’

‘O, echt? Nou, waarom heb je dat dan niet gezegd? Dat is gewoon uit de kunst. Ik zie niet in waarom iemand daar een probleem mee zou hebben. En zeg eens, brigadier McRae, heb je er niet aan gedacht om een of ander embargo op de details te zetten?’

‘Ik…’ Nee, daar had Logan niet aan gedacht. Hij schraapte zijn keel. ‘Nou, misschien zal dit ons helpen om hen op te pakken? Als mensen hen in de… krant zien.’

Mark richtte zich met veel vertoon weer op zijn inbraakformulieren. ‘En nu we het toch over “de krant” hebben.’ Finnie bladerde de pagina’s door, tot hij bij een dubbele pagina kwam. VALS GELD BEDREIGT PLAATSELIJKE ECONOMIE.

Logan keek naar de hoofdinspecteur op. ‘Nou, het is niet…’

‘Zeg eens, brigadier McRae, hoe slím zal de politie van Grampian lijken als uitlekt dat de enige verdachte die we hadden gisteren op borgtocht werd vrijgelaten, en dat we nog steeds geen idee hebben waar deze spullen vandaan komen? Hmm? Denk je dat de plaatselijke media er een dubbele pagina aan gaan besteden hoe geweldig wij zijn? Of zullen ze iedereen vertellen dat wij een stelletje incompetente amateurs zijn?’

‘Maar het is…’

‘O, en ik zie op het misdaadbord…’ Hij wees naar het whiteboard met de namen van alle brigadiers erop, en hun lijst met open zaken. ‘… dat de valsgeldklus een van de jouwe is.’

‘Ik ben…’

‘Waar zijn we met het onderzoek?’

Logan gluurde naar Mark, maar die zat met zijn hoofd over zijn toetsenbord gebogen. Geen hulp van die kant.

‘Het is gedeprioriteerd.’

‘Gedeprioriteerd?’ Korte stilte. ‘Aha. En hoe zit het met alle andere zaken die je momenteel niet aan het oplossen bent, zijn die ook “gedeprioriteerd”? Heb je de gewapende overval op Henderson’s Juweliers “gedeprioriteerd”? Ik denk namelijk dat het misschien wel leuk zou zijn als je die zaak echt wist op te lossen, denk je ook niet?’

En toen liet hij Logan elk van de zaken op het bord onder zijn naam doornemen.

Juwelenroof: geen progressie.

Vals geld: geen progressie.

Gestolen auto’s: geen progressie.

Potloodventer op begraafplaats: geen progressie.

AOW-inbraken: geen progressie.

De lijst ging maar door, maar het resultaat was steeds hetzelfde: geen progressie.

‘Juist.’ Finnie tuitte zijn brede, rubberachtige lippen. ‘En als je mij was, brigadier, wat zou jij dan doen?’

Logans kin ging omhoog. ‘Ik zou me misschien afvragen waarom iemand van mijn team aan zoveel werkte. Ik zou vragen hoe hij iets af moest krijgen met zo’n grote werklast. Meneer.’

Finnie knikte. ‘Hmm… En toch heb je nog tijd gevonden om de politie van Northumbria te helpen met een van hun onopgeloste misdrijven van twintig jaar geleden?’

Sodeknetter. Alleen Finnie kon het oplossen van de moord op een heel gezin als iets slechts laten klinken.

‘Misschien, brigadíér, zou je het iets gemakkelijker vinden om je eigen zaken af te handelen als je niet zo druk bezig was anderen met hun zaken te helpen. Denk je ook niet?’ De hoofdinspecteur pookte weer op de krant. ‘Jij gaat voor een speurder door. Ga erop uit en SPEUR IETS OP!’ En toen sloeg Finnie de deur achter zich dicht en was hij verdwenen.

Logan plofte in zijn stoel neer. ‘Christus…’

Mark snoof. ‘Let maar niet op Finnie. Hij zit in de piepzak omdat Knox vermist is. Dat waait over een paar weken allemaal wel over.’ De brigadier schudde zijn hoofd. ‘Waarom heb je hem niet verteld van alle louche goederen die je gisteravond in beslag hebt genomen?’

‘Daar kreeg ik de kans niet voor.’ Iedere keer als hij een poging had gedaan, was Finnie naar de volgende vastgelopen zaak doorgegaan.

‘Voor de goede verstaander: haal nóóit een zaak van het bord tot Finnie er is en ziet dat je het doet.’

Logan pleegde een paar telefoontjes – om achter de onderzoeken aan te zitten waar Finnie over had geklaagd – en verdween daarna naar de kantine voor een kop koffie en een koffiebroodje.

Biohazard Bob had een tafel bij het raam ingenomen, waar hij zat te staren naar de grijze klomp van het mortuarium aan de andere kant van het achterste parkeerterrein.

Logan ging naast hem zitten. ‘Zeg alsjeblieft dat dat geen toast met bonen is…’

Bob haalde zijn schouders op en schepte nog een mondvol naar binnen. ‘Waarom moet ik de enige klootzak zijn die lijdt?’

Er viel een korte stilte. ‘Oké, ik geef het op.’

‘Je kijkt naar de gelukkige ontvanger van wéér een verrot getrapte junkiedrugsdealer. Ze hebben die arme donder vanochtend rond één uur gevonden – bijna aan onderkoeling overleden. Wat ons bij mijn volgende moment van vreugde brengt.’ Hij schepte nog meer bonen op en kauwde alsof ze giftig waren. ‘Herinner jij je Grote Willie, de zwerver die altijd op George Street rondhing en af en toe zijn lul tevoorschijn haalde voor de toeristen? Dook op achter de kringloopbakken bij Sainsbury, zo stijf als een plank. Over twintig minuten moet ik naar zijn autopsie.’

‘Ja?’ Logan nam een slokje koffie. ‘Nou, ík heb net op mijn donder gekregen van Finnie omdat ik een twintig jaar oude moordzaak in Newcastle heb opgelost.’

Bob pakte zijn thee met melk en hield die omhoog. ‘Hierbij verklaar ik de inaugurele vergadering van de de-Wereld-is-een-Zak-Stront-Club voor geopend.’

Ze klonken de mokken tegen elkaar en dronken.

Bob schraapte zijn keel. ‘Ik denk… dat Deborah een verhouding heeft.’

Stilte.

‘Weet je dat zeker?’

‘Ze is altijd weg, ze is nooit in seks geïnteresseerd… Wil zich niet eens uitkleden als ik in de kamer ben.’ Hij streek met zijn hand over de kale plek op zijn achterhoofd. ‘Verder zijn er die geheime telefoontjes. Cryptische berichten op het antwoordapparaat.’

‘Nou… misschien…’ Logan blies een ademstoot naar het plafond. Zocht iets. ‘Misschien moet je met haar praten?’

Een kort, bitter lachje. ‘Wat als ze “ja” zegt? Ik kan niet…’

‘God, wat zijn jullie een gelukkig stel apen.’

Logan keek op en zag Samantha bij hem staan, met een dienblad met kartonnen bekers en foliepakjes in haar handen. Ze schoof het dienblad op de tafel en plofte op de stoel tegenover hem neer.

Vandaag droeg ze een zwarte spijkerbroek, zwarte laarzen en een zwarte sweater met capuchon over een Ragamuffin-shirt; haar scharlakenrode haar stak aan alle kanten uit. Haar glimlach zag er geforceerd uit, de vrolijke stem klonk een beetje gespannen. Alsof ze te hard haar best deed. ‘Nou, kom op, wat is er aan de hand? Heeft die stoute mevrouw Steel aan jullie tweeën gezeten en jullie een vies gevoel gegeven?’

Bob aaide haar hand. ‘Sammy, lieverd, als je deze loser met zijn puddingkop ooit zat wordt, zal ik vrouw en kinderen graag voor jou in de steek laten. Oké, ik ben niet de mooiste, maar dat maak ik goed met een onwaarschijnlijk grote pik en fluistertechnieken.’

‘Dat zal ik onthouden.’ Ze pikte een slok van Logans koffie. ‘Bah, die is koud. Luister, ik heb de resultaten van die tweede partij vervalste goederen die je had afgegeven. De vingerafdrukken stellen niet veel voor, maar als je de drukpers vindt, kan ik de inkt identificeren.’

‘Als ik ooit met een verdachte op de proppen kom, zal ik het je laten weten.’

Samantha leunde achterover. ‘Tjonge, je bent echt een partij chagrijnig, hè?’

‘Vandaag was een van die dagen…’ Fout.

Wanneer was de laatste keer dat je thuiskwam en iets positiefs zei?

Hij schraapte zijn keel. ‘Nou, het is… je weet wel.’ Hij probeerde te glimlachen. ‘Dat gedoe met Knox ergert me gewoon een beetje.’

Bob hield zijn thee weer omhoog. ‘Welkom bij de de-Wereld-is-een-Zak-Stront-Club.’

‘Nee bedankt. Ik ben het zogenaamd zorgeloze soort gothic.’ Ze stond op en pakte haar dienblad weer op.

‘Als jij je daardoor beter voelt: het is mij ter ore gekomen dat onze inheemse valse twintigjes helemaal in Carlisle zijn gezien. Wie zegt dat de plaatselijke handel niet aan de weg timmert?’

Geweldig, dus nu zou het politiekorps van Cumbria tegen Aberdeens hoofdcommissaris klagen, die het zou doorgeven, tot het als een grote dampende hoop op Logans hoofd kwakte. Hoera.

‘God… Nu zie je er zelfs nog slechter uit.’ Een frons rimpelde haar voorhoofd en deed de piercing in haar wenkbrauw fonkelen. ‘Hoor eens, dat Knox ontsnapt is, was niet jouw schuld.’

‘Maar daar schiet Harry Weaver niks mee op, hè? Die arme vent is aan het bed vastgebonden, geslagen en verkracht.’

‘Nee, dat is hij niet.’

‘Ik ben daar geweest, ik heb hem gezíén. Onder de brandwonden en beten en…’

‘Nee, ik bedoel dat hij niet verkracht is. In het ziekenhuis hebben ze de tests gedaan en de uitslag was negatief. Geen zaad, geen glijmiddel, geen anale kneuzingen. Het lijkt erop dat jouw knul Knox hem niet omhoog kon krijgen. Dat verklaart waarschijnlijk waarom hij zich heeft uitgeleefd in het branden en bijten.’

Bob stak een vinger op. ‘Misschien komt het omdat Harry Weaver niet oud genoeg was? Knox valt toch op oudjes?’

Samantha pakte Bobs vinger en trok eraan. ‘Ik moet ervandoor.’ Toen rende ze giechelend weg.

Logan deinsde terug toen de geur van rotte eieren onder de tafel vandaan zweefde. ‘Bob! Jij vuile…’

De kantinedeuren knalden open. Inspecteur Beattie stormde naar binnen, wachtte even en brulde toen: ‘MCRAE! MIJN KANTOOR! NU!’