51
‘Liefje, stop maar en laat mij maar rijden.’
‘Ik doe mijn best, oké? Kan geen zak zien daarbuiten, weet je.’
Julie zucht. ‘Met dit tempo doen we er de hele nacht over.’
Richard Knox gluurt door het metalen traliewerk van het hondenrek, over de achterstoelen, naar de weg. Dikke witte gordijnen golven uit de duisternis neer.
Hij duikt weer naar beneden.
De auto bonkt over iets heen, en Danby kreunt. De geruite zak blijkt gewoon een kussensloop te zijn, op zijn plaats gehouden door een dikke bindstrip rondom zijn keel.
Knox’ handen zijn stijf van de kou; de linker functioneert nauwelijks nog. Elke keer als hij zijn vingers beweegt, is het alsof hij wordt gestoken, maar hij slaagt erin het kussensloop onder de bindstrip vandaan en over het hoofd van de forse man heen te krijgen.
Danby’s gezicht is bleek… nou ja, afgezien van de kneuzingen, het blauwe oog en de gezwollen lip.
Richard streelt het gezicht van de hoofdcommissaris, voelt de stoppels onder zijn vingertoppen krabben.
Arme stakker…
Dan hoest de forse man; zijn hele lichaam schudt, zijn gezicht wordt helderroze. Een diepe rauwe ademhaling en hij zakt achterover. Uit zijn mondhoek vloeit een dun stroompje spuug.
Richard pakt een hoek van oma Murrays sprei en veegt het weg. ‘Jij hebt ons verraden. Zei dat ik in m’n eentje kon weggaan, m’n leven ergens anders kon leven.’
Danby doet zijn ogen dicht, haalt diep en piepend adem. ‘Jij… hebt hem verkracht…’
Richard laat zijn hoofd hangen.
‘Jij hebt hem verkracht, en hij heeft zich met een geweer door zijn kop geschoten.’
‘Jij zei dat als ik het geld met jou zou delen, je ons zou helpen ontsnappen. In plaats daarvan heb je ons belazerd!’
Danby lacht, maar het gaat weer in een hoestaanval over. Je zou denken dat zo’n forse man meer isolatie tegen de kou zou hebben, toch? En hij heeft een badjas aan, Richard heeft alleen een sjofele oude sprei.
‘Jij…’ Piep, ril. ‘Jij hebt hetzelfde bij mij geflikt, begrijp je wat ik bedoel?’
Hij moet toegeven dat hij daar een punt heeft.
‘Ik denk niet dat het helpt, maar het spijt me.’ Richard gaat weer liggen, wikkelt zich om de hoofdcommissaris heen en houdt hem stevig vast. ‘Ze gaan ons vermoorden, hè?’
Het hoofd van de forse man zakt weer op de plastic kofferbakmat. ‘Als we mazzel hebben…’
Logan sloeg de voordeur dicht en haastte zich naar de politie-Landrover. Hij klauterde in de passagiersstoel. Waar was Butler verdomme?
Ze verscheen vanachter de Mercedes en liep gekromd door de sneeuwstorm naar de Renault Clio. Ze hield iets roods in haar hand. En terwijl Logan toekeek, leek de Mercedes een paar centimeter weg te zinken. Even later gebeurde hetzelfde met de Clio, en daarna met de spacewagon.
Butler klom in de Landrover; een grijns rekte haar rozige wangen toen ze een lang lemmet in een enorm Zwitsers legermes terugklapte. ‘Voor het geval iemand een reserveset sleutels heeft die ze voor ons verzwijgen.’
Logan haalde zijn mobiele telefoon tevoorschijn, terwijl de agent de enorme dieselmotor aanzwengelde.
‘Ja, ik wil dat je een patrouillewagen stuurt naar…’ Hij fronste, draaide zich naar Butler toe. ‘Waar zijn we in godsnaam?’ Herhaalde vervolgens het adres voor de controlekamer, terwijl zij hen de sneeuwstorm in reed. ‘Drie blanke mannen, één vrouw; ik wil dat ze opgepakt en aangeklaagd worden wegens belemmering van de rechtsgang.’
Er viel een korte stilte. ‘Ben jij je ervan bewust dat het buiten stormt?’
De koplampen veranderden de wereld in een sneeuwbol, met de Landrover in het midden, heen en weer geschud door de gierende winden.
‘Ja, dat is me min of meer opgevallen.’
‘Kan je ze zelf niet inrekenen?’
‘Geen tijd. Zeg tegen Finnie dat ik weet waar Richard Knox en hoofdcommissaris Danby zijn. Ik heb een gewapende eenheid nodig voor het McLennan Homes-bouwproject ten zuiden van Balmedie.’
‘Jezus, jij bent vandaag niet verlegen, hè? Wacht even…’
Logan legde de telefoon tegen zijn borst. ‘Gaat dit ding niet sneller?’
Butler keek niet eens om, hield haar gezicht recht vooruit, met samengeknepen ogen in de jagende sneeuw starend. ‘Het is Scott op de zuidpool daarbuiten.’
Het landweggetje kronkelde en draaide; aan weerskanten verdwenen natuurstenen muren onder witte hopen.
‘Doe je best, oké?’ Terug naar de telefoon. ‘Nou, krijg ik mijn gewapende eenheid of niet?’
Maar de stem aan de andere kant was niet meer die van de kleine Noord-Schot van de controlekamer, maar die van het hoofd van de recherche. ‘Brigadier McRae, zeg eens, was het mijn verbeelding, of had ik je opgedragen om om vijf uur in mijn kantoor te zijn? Toch is het nu half vijf en jij vraagt om een vuurwapenteam?’
Logan bracht hem op de hoogte van zijn bezoek aan de boerderij van Bruce Lowe.
‘Hmm… Waar ben je?’
Logan tuurde door de voorruit. In de duisternis lichtte een wegwijzer op, die de koplampen van de Landrover weerkaatste. ‘Kom nu net Newburgh binnen. Dus: vuurwapenteam?’
‘Zodra ik kan zal ik een gewapende eenheid naar Camberwick Green sturen. Ondertussen heb jij geen toestemming om actie te ondernemen totdat zij daar aankomen. Als je het loodje legt om onze afspraak te ontlopen zal ik zeer pissig zijn, is dat duidelijk?’
‘Ja, meneer.’
Newburgh was geen grote plaats. De A90 – de noordelijke hoofdweg naar Ellon en Peterhead – liep door het centrum van het stadje, en zodra ze de weg in sloegen drukte Butler haar voet omlaag.
Gewoonlijk zou er om deze tijd op een woensdag een gestage verkeersstroom van de andere kant komen, in een poging het spitsuur uit Aberdeen te ontlopen, maar vandaag was het rustig. Alleen af en toe een achttienwieler die naar het noorden kroop.
Butlers portofoon kwam bliepend tot leven toen ze de buitenwijken van Balmedie bereikten – de controlekamer belde om te zeggen dat het vuurwapenteam het hoofdbureau zojuist had verlaten.
Toen was Logans telefoon aan de beurt. Hij keek op het display: inspecteur Steel.
‘Hoe gaat het met haar?’
‘Ze willen me niet vertellen wat er aan de hand is…’ Een snuif. Stilte. ‘We zouden het hele verdomde zootje moeten arresteren.’
Hij probeerde een glimlach in zijn stem te forceren. ‘Het zal vast wel…’
‘Nou, heb je al mijn zaken al verkloot?’
‘Natuurlijk niet. Het gaat prima.’
De Landrover minderde vaart, kwam stuiterend tot stilstand bij een onderbreking in de middenberm, tegenover een bord met de tekst MCLENNAN HOMES – ALLEEN WERKVERKEER. Vervolgens staken ze de andere rijbaan over en hobbelden naar de ingang van het terrein.
‘Gebeurt er verder nog iets?’
Logan keek naar het hoge gaashek en de in de koplampen van de Landrover gevangen borden: TERREIN BEWAAKT DOOR WAAKHONDEN, GEEN TOEGANG VOOR ONBEVOEGDEN, PAS OP: PRIKKELDRAAD, LEVENSGEVAAR.
Hij slikte. ‘Ja, nee, alles is prima. Zeg tegen Susan dat we allemaal naar haar vragen, oké?’
Ze namen opgelaten afscheid, waarna Logan de telefoon weer in zijn zak liet glijden.
Het hek stond open, niet helemaal, net wijd genoeg voor een grote auto om zich erdoor te wurmen. Butler reed de Landrover naar binnen. Aan de andere kant was de weg praktisch onzichtbaar, een stel gegroefde bandensporen die in de duisternis verdwenen.
Logan draaide zich om en tuurde achter in de wagen. ‘Hebben we ook wapens?’
‘Brigadier? Ik dacht dat we op de cavalerie moesten wachten?’
Als dit Amerika was, zouden ze geweren en traangas en oproeruitrusting en munitie hebben. In plaats daarvan hadden ze een grote EHBO-doos, een paar noodfakkels en genoeg touw om een hangbrug over de rivier de Dee te bouwen. Daar zouden ze enorm veel mee opschieten.
De auto kwam met een ruk tot stilstand, zodat hij achterwaarts tegen zijn gordel werd geworpen. ‘Hé! Voorzichtig.’
Butler tikte hem op de schouder. ‘We hebben gezelschap.’
Ze had gelijk. Er gloeiden twee koplampen in de duisternis, die dichterbij kwamen.
‘Klote…’ Logan keek naar links en daarna naar rechts. ‘Versper de weg.’
De agent worstelde met het stuur, keerde de Landrover totdat die overdwars was geparkeerd; toen reikte Logan naar achteren, pakte twee noodfakkels en klauterde naar buiten, de sneeuw in.
Het was alsof hij met een vuistvol ijs werd geslagen. Hij wankelde, liet het autoportier in de wind dichtslaan.
Kut, wat was het koud…
Hij strompelde over het gegroefde oppervlak, zo’n twee meter van de motorkap van de Landrover, trok de plastic dop van de eerste fakkel en streek de ontsteker langs het uiteinde aan. De fakkel sputterde en spuwde vervolgens een felle scharlakenrode vlam uit. Logan duwde het andere uiteinde in de sneeuw, haastte zich naar de andere kant en plaatste de tweede fakkel achter de auto.
Met de blauwwitte zwaailichten in het midden kon je de politie-Landrover met geen mogelijkheid over het hoofd zien.
Hij strompelde naar de bestuurderskant terug. Butler draaide het raampje naar beneden en zei iets wat Logan niet boven de loeiende wind uit kon horen.
‘Wat?’
‘Ik zei: we moeten wachten!’
Logan wees door de striemende sneeuw naar de naderende koplampen. ‘Wil je ze vlak langs je heen laten rijden?’
Butler bonkte achterover tegen de hoofdsteun, zuchtte, maakte haar gordel los en klom naar buiten, de sneeuw in. Ze trok haar handschoenen aan en trok haar schouders rond haar oren op. ‘Ik moet verdomme wel gek zijn…’
De koplampen werden steeds groter en toen doemde er grommend een enorme zwarte rechthoek uit de sneeuw op. Hij stopte op drie meter afstand van hun provisorische wegversperring en stond daar met stationair draaiende motor.
Logan veegde de sneeuw van zijn gezicht en stommelde door de windstoten heen naar de enorme auto, met agent Butler vloekend achter zich aan.
Het was zo’n kolossale Range Rover Sports. Het soort dat eruitzag alsof het van lego was gemaakt. Drie mensen: twee voorin, een achterin.
Logan klopte op het bestuurdersraampje. Het zoemde naar beneden, en de bestuurster glimlachte naar hem. Ze had kort blond haar en jazz op de stereo.
‘Kan ik u helpen, agent?’ Engels, waarschijnlijk uit een of andere chique plaats.
De man in de passagiersstoel krabde aan zijn wenkbrauw, terwijl hij zijn ogen op de weg gericht hield. Degene op de achterbank gaapte en streek met zijn hand door zijn grijzende vetkuif. Allemaal heel nonchalant.
‘Kan ik een of ander identiteitsbewijs zien?’
De glimlach van de vrouw werd groter. ‘Ik zal je het mijne laten zien, als jij me het jouwe laat zien, liefje.’
Logan knarsetandde, ritste zijn jas los en pakte zijn legitimatiekaart. Probeerde zijn roze vingers te laten ophouden met trillen.
‘Leuk.’ Ze stak haar hand tussen de stoelen, rommelde en haalde een zwartleren kaarthouder tevoorschijn. Overhandigde die uit het raampje.
Logan sloeg het ding open.
Het was een legitimatiekaart, precies zoals de zijne, alleen stond er op de zijne GRAMPIAN POLITIE en op de hare NATIONALE RECHERCHE.
Hij keek er twee keer naar voordat hij de kaart teruggaf. ‘Wil je mij vertellen wat de nationale recherche op een bouwterrein ten noorden van Aberdeen doet, brigadier… Bultitude was het toch?’
‘Nee.’
Logan staarde haar aan.
Op de achterbank verschoof Elvis van de ene bil naar de andere. ‘Doe het raampje dicht, hè, Julie; het tocht hier, weet je.’
De vrouw wilde het raampje weer omhoog laten zoemen, maar Logan klapte zijn hand op de sponning. ‘We zijn hier nog niet klaar.’
‘Jawel, liefje.’
Hij staarde haar aan. ‘Jullie waren het, hè? Twee mannen en een vrouw – jullie zijn degenen die Richard Knox uit de woning van Bruce Lowe hebben meegenomen. Waar is hij? En waar is hoofdcommissaris Danby?’
De man in de passagiersstoel zuchtte. ‘Niet weer…’
De glimlach van de vrouw werd scherper. ‘Dat is strikt beperkt toegankelijke info, brigadier.’
‘Zit niet met me te kloten: waar zijn ze?’
Ze trok een wenkbrauw op. ‘Neil?’
‘Ik regel het verdomme wel.’ Het achterportier ging open, en Elvis stapte de sneeuw in. Een typische Geordie, hij had zijn jas niet eens aan, alleen een zwart overhemd dat een rooslaag van sneeuw oppikte. Hij spande zijn armen.
Jezus, wat was hij groot: een vijfentachtig, een achtentachtig, armen als van een bodybuilder.
Logans andere hand groef dieper in zijn zak; zijn vingertoppen wikkelden zich om het pepperspraybusje. Vanuit zijn ooghoek zag hij agent Butler een stap naar voren doen; de harde klik van haar uitschuifbare knuppel was nauwelijks hoorbaar boven de wind en de motor van de Range Rover.
‘Is er een probleem, brigadier?’
De forse man keek alleen naar hen beiden en glimlachte toen. Draaide zijn hals van de ene kant naar de andere.
Een windvlaag geselde Logan. ‘Er is een vuurwapenteam onderweg. Jullie zullen de stad niet eens halen.’
Brigadier Bultitude klapte in haar handen. ‘Een vuurwapenteam? Wat spannend! Hebben ze ook pistolen?’ Ze dook opnieuw onder en kwam weer boven met een halfautomatisch pistool in haar hand geklemd. ‘Zoals dit?’
Ze zwaaide het omhoog tot het op Logans gezicht was gericht.
Hij voelde zijn ingewanden samentrekken. Stak zijn handen uit, met de palmen open. ‘Laten we niet…’
‘Het zal als volgt verlopen, liefje. Jij stapt weer in je kitkarretje en rijdt weg. Lekker rustig. Anders…’ Ze maakte een kleine cirkelvormige beweging met de pistoolloop.
Logan staarde haar aan. Slikte. Probeerde niet te trillen. ‘Waar is Knox?’
Bultitude tuitte haar lippen. ‘Dapper. Dat bevalt me wel.’ Ze knikte in de richting van het bouwterrein.
‘Hebben jullie het echt gedaan? Hebben jullie hem verkócht aan Malcolm McLennans bende? Jullie zijn nota bene van de politie!’
Een schouderophalen. ‘Die Malk het Mes van jou is het topje van een Europawijde smokkelijsberg: drugs, goederen, mensen, wapens. Miljoenen per jaar waard. Richard Knox is een akelig verkrachtertje, maar voor bepaalde mensen in het zuiden is hij veel waard. We verkopen hem voor een afbraakprijs aan meneer Het Mes, en we krijgen bij iedereen een ingang.’
‘Jullie kunnen niet zomaar…’
‘Je wéét wat hij gedaan heeft: waarmee hij weggekomen is. Tientallen oude mannen, gemarteld en verkracht. En je wilt hem laten lopen?’ Ze snoof. ‘Schat, zo krijgen ze tenminste nog een beetje gerechtigheid.’
Logan staarde haar aan. ‘Hoe zit het met Danby: verkopen jullie hem ook?’
De vrouw van de nationale recherche zuchtte. ‘Ik ben bang dat hoofdcommissaris Danby een stoute jongen is geweest. We kregen een paar weken ge leden een telefoontje van Knox – Danby bood aan hem het land uit te smokkelen voor een deel van Maffe Mikeys appeltje voor de dorst. Dat is niet aardig, hè?’
Kut.
Nog een windvlaag rukte Logan uit zijn evenwicht, sloeg ijzige dolken in zijn achterhoofd. De forse man, die dreigend naar agent Butler stond te kijken, wankelde niet eens.
‘Waar is hij?’
‘Sorry, liefje, dat is strikt beperkt…’
‘Geef verdomme antwoord op de vraag!’
Haar ogen versmalden, haar lippen werden dunner boven ontblote tanden.
De man in de passagiersstoel begroef zijn hoofd in zijn handen. ‘O christus, daar gaan we…’
Het pistool was even afgewend, maar werd nu weer op Logans gezicht gericht. ‘Het bevalt me niet wat je…’
‘Julie…’ De passagier boog zich opzij en raakte haar schouder aan. ‘Niet doen. Het laatste wat we nodig hebben, is dat er plaatselijke kit op een missie in de weg staat, begrijp je wat ik bedoel?’
‘Niemand praat zo tegen mij.’
‘Weet ik, weet ik.’ Hij likte zijn lippen. ‘Kijk, we kunnen Danby niet met Maffe Mikeys geld in verband brengen, toch? Niet als Knox het verdomde spul heeft weggegeven. We kunnen hem niks maken, weet je.’
‘Dit schatje…’
‘We zullen hem sowieso moeten laten gaan, begrijp je wat ik bedoel? Het is het gedoe niet waard.’
Er viel een korte stilte.
Ze trok haar gezicht in een strakke glimlach en staarde Logan met spleetoogjes aan. ‘Wil je Danby?’ Het bestuurdersportier ging open en ze stapte uit, stampte door de striemende sneeuw langs Kwade Elvis naar de kofferbak van de Range Rover. Ze trok de klep met één hand omhoog – de andere nog steeds om het pistool gevouwen – boog zich voorover en sleepte iets uit de kofferbak.
Het belandde met een bons en een brom op de grond. Net toen Logan de hoek om kwam.
‘Wil je hem? Je mag hem hebben.’
Hoofdcommissaris Danby lag op zijn zij in de sneeuw, met de vuilwitte badjas rond zijn middel geplooid, de huid op zijn benen en billen zorgwekkend bleek.
‘Wat hebben jullie gedaan?’
‘Als hij wakker wordt, zeg dan tegen die corrupte klootzak dat hij de mijne is.’ Ze sloeg de kofferbak weer dicht. ‘Neil, ga weer met je reet in de auto zitten. We vertrekken.’
Elvis spande zijn schouders opnieuw. Balde zijn handen tot vuisten. ‘Laten we deze Schotse klootzakken…’
‘Misschien heb je me niet gehoord, liefje?’
De forse man verstijfde; zijn ogen schoten naar de Range Rover. ‘Ik…’ Hij schraapte zijn keel. Spuugde. De wind griste het weg voor het in de buurt van de grond kwam. Hij stapte weer in de auto.
Ze beende naar het bestuurdersportier terug en klom naar binnen. Liet het raampje omhoog zoemen. Drukte vervolgens haar voet omlaag. De enorme wielen tolden, sproeiden sneeuw en ijs over Danby’s bleke, verkreukelde lichaam. En toen vertrok de wagen, zwaaide om de politie-Landrover heen, reed over een van de noodfakkels heen en verdween in de verte.
Logan liet de adem die hij had ingehouden naar buiten, boog zich voorover en klemde zijn knieën vast. Goeie god…
Agent Butler verscheen bij zijn schouder. ‘Jammer. Ik keek ernaar uit om de kop van die grote klootzak eraf te rukken.’
Hij keek haar aan. Het was officieel – hij werd omringd door mafkezen.
‘Help me Danby naar de auto te brengen.’
Ze maakten ruimte vrij op de achterbank en propten de hoofdcommissaris naar binnen. In een doos in de kofferbak lag een elektrische deken met een eigen zware batterijenset. Ze drapeerden die over hem heen en wikkelden hem vervolgens in lagen foliedekens; in de krakende zilver- en goudkleurige vellen leek hij op een gepofte aardappel.
Butler snoerde de hoofdcommissaris op zijn plaats. ‘Ziekenhuis?’
‘Bouwterrein.’
‘Verdomme.’
Ze lieten de noodfakkels branden, en Butler maakte opnieuw een draai om de Landrover de juiste kant op te krijgen. Logan droeg haar op de blauwe zwaailichten uit te zetten, terwijl ze verder het bouwproject op reden.
‘Ben je hier zeker van, brigadier?’
‘Nee.’ Logan haalde zijn telefoon tevoorschijn. Geen signaal. Hij boog zich opzij en plukte de portofoon van Butlers schouder.
De controlekamer had nog steeds geen geschatte aankomsttijd voor het vuurwapenteam. De hele Bridge of Don zat vast nadat een harmonicabus zijwaarts over alle vier de rijstroken tussen de brug en Balgownie Road was gegleden, in een poging een kettingbotsing van drie auto’s te mijden. Ze moesten omrijden via Grantham in het door de sneeuw geteisterde spitsuur.
De boodschap van hoofdinspecteur Finnie was: stil blijven zitten en niets stoms doen.
Logan verbrak de verbinding.
Agent Butler keek hem aan. ‘We gaan iets stoms doen, hè?’
‘Yep.’