42
In de woonkamer van Alan Gardner was het onbehaaglijk warm; een inbouwhaard met vlameffect loeide erop los onder een met fotolijsten beladen schoorsteenmantel. Aan de muur hingen nog meer foto’s: een gelukkig gezin dat vakanties en verjaardagen met elkaar vierde.
Alan verschoof in zijn krakende leunstoel en staarde naar de haard. ‘Hij kan net zo goed in de hoogste stand, de verdomde elektriciteit wordt morgen afgesloten…’ Het weinige haar dat hij nog over had, was wit en plukkerig, het meeste ervan in twee wilde wenkbrauwen geconcentreerd; de rest klampte zich in doodsangst achter zijn oren vast. Zuchtend keek hij naar de spartaanse woonkamer, die weerkaatst werd in de zwarte spiegel van de erker. Geen televisie. Geen bank. Geen boekenkasten.
Logan kon nergens zitten.
Hij reikte naar zijn notitieboekje; zijn bovenlip krulde toen zijn vingers de bewijszak aanraakten waar hij het in had gestopt – met al dat kotsachtige goed erbij. Het was helemaal koud… ‘Kunt u zich herinneren waar u uw auto hebt geparkeerd, meneer Gardner?’
De man haalde zijn schouders op en plukte vervolgens aan een gat in zijn versleten groene trui. ‘Mijn vrouw is vorig jaar overleden. Maart. Nierfalen. We waren op vakantie in Kenia…’
Logan keek boven de schoorsteenmantel en zag een gelukkige blonde dame met haar kalende man, allebei grijnzend als idioten in de mand van een luchtballon, met bleekgeel gras ver eronder. ‘Het spijt me.’
‘Het is tenminste nog snel gegaan.’ Hij verschoof opnieuw, zodat de stoel kraakte. ‘Snel en pijnlijk. De dokters zeiden dat ze niks konden doen. Het was een enorme klap voor Stacy, dat ze haar moeder zo verloor, zonder afscheid te kunnen nemen…’
Stilte.
‘Over de auto, meneer Gardner?’
‘Wat? O… ja. Die stond om de hoek geparkeerd. Ik kon hem niet voor neerzetten omdat die idioot van hiernaast zijn teringauto altijd voor mijn huis laat staan. Hij wrijft het erin dat hij een gloednieuwe Audi stationcar heeft, en ik rij in een derdehands Fiat Panda.’ Gardner trok aan een ruige wenkbrauw. ‘Het verbaast me dat hij zijn vrouw niet ook daarbuiten parkeert.’
Logan krabbelde de details op het vel papier dat hij uit de slaapkamer van Douglas Walker had bevrijd.
Hij moest een nieuw notitieboekje pakken als hij op het bureau terugkwam, een exemplaar dat niet naar kunststudentenkots rook.
Hij keek op zijn horloge. Bijna kwart over zes. Beattie zou allang weg zijn – weer thuis om krullers in zijn baard te zetten, of wat hij in godsnaam ook maar deed wanneer hij Logan niet het leven zuur maakte op het werk.
‘Goed, nou, ik denk dat ik maar eens moet gaan…’
Gardner hees zich uit zijn stoel en liep met Logan mee naar de voordeur. ‘Bent u een gezinsman, brigadier?’
Logan tuitte zijn lippen. ‘Dat is nogal ingewikkeld.’
Gardner knikte; zijn ogen waren waterig, roze-omrand. Beet op zijn onderlip. ‘Het wordt nooit makkelijker, hè?’ Hij wreef met zijn hand over zijn gezicht. ‘Het spijt me, het zijn… Het zijn een paar zware maanden geweest.’
Logan legde een hand op zijn arm. ‘Als we uw auto vinden, laat ik het u weten.’
‘Kan ik een registratienummer krijgen voor de verzekering?’
‘Ik zal zorgen dat iemand het doorbelt…’ Logan viel stil. De hal had een trap die naar de eerste verdieping leidde. ‘Hoorde u…’
Daar was het weer: een zacht gorgelend geluid.
Logan keek weer naar Gardner en deed toen een stap in de richting van de trap.
‘Nou…’ Gardner haalde de voordeur van de klink. ‘Hoe dan ook, bedankt dat u gekomen bent – ik weet dat u het heel druk hebt.’
Boven hield het gegorgel op en begon het gehuil, dat al gauw tot angstig gejammer aangroeide.
Gardner glimlachte; er gleed één zweetparel over zijn roze hals. ‘Ik… moet de tv in de slaapkamer aan hebben gelaten.’
Logan legde zijn hand op de balustrade. De oude man kromp ineen.
‘Als ik dit huis doorzoek, vind ik dan een wandelwagen, een afgezaagde moker en een tas vol gestolen juwelen?’
‘Ik weet niet… eh…’
‘Uw auto is niet gestolen, hè?’
Gardner liet alleen zijn schouders zakken.
De slaapkamer boven leek de enige plek in het hele huis met enig meubilair te zijn. De kamer had heldergele muren, een stapel zacht speelgoed, een fonkelende mobile en een groot houten kinderledikant. Daarin zat een klein meisje in een piepklein elfenprinsessen -kostuum gevangen, dat zich aan de tralies vasthield.
Alan Gardner zat op de vloer, met in zijn handen een speelgoedkonijn met flaporen geklemd, dat identiek was aan het exemplaar op de beveiligingscamerabeelden. ‘Het ligt onder het ledikant.’
Logan hurkte neer en trok een zwartrode Adidas-reistas tevoorschijn, die hij op het roze tapijt kwakte – de tas zat vol met horloges, kettingen, ringen, broches en armbanden, die in het licht van een Bob de Bouwer-bedlamp glansden. In het zijvak was een grote homp geld gestopt.
‘Wat is er gebeurd met de eerste partij, van Henderson’s?’
‘Die heb ik opgestuurd naar een van die geld-voor-goud-zaken die je op de tv ziet. Ik heb de cheque nog niet eens binnen.’
‘Alan Gardner, ik arresteer u op verdenking van…’
‘Ik had geen keus.’ Hij hield zijn ogen op het konijn gericht. ‘Waar is de moker?’
‘Ze is mijn dochter, wat moest ik doen? Toelaten dat hij haar iets aandeed?’
Logan draaide zich om en keek naar de elfenprinses in het ledikant. ‘Wie zou een klein meisje iets willen aandoen?’
‘Niet Nicole, haar moeder: Stacy, mijn dochter.’ Gardner hees zich krakend overeind en stopte het konijn in Nicoles kleverige vingertjes. ‘Toen Laura stierf, liet Stacy… liet Stacy zich met het verkeerde slag mensen in. Begon drugs te nemen, voortdurend dronken, ze kon het gewoon niet aan.’
Gardner bukte zich en kroelde door het haar van zijn kleindochter. ‘Dus nu pas ik op Nicole. Zij is mijn kleine piepertje, hè?’ Het meisje grijnsde, nog steeds op het flapoor van het konijn kauwend.
En nu moest Logan zeker medelijden met hem hebben? ‘U hebt twee juwelierswinkels beroofd, de bedienden met een moker bedreigd.’
Gardner keek op; zijn ogen waren roze en vochtig. ‘Wat moest ik doen? Stacy heeft veel schulden gemaakt: drugs. Er is een man die haar… met een mes gaat bewerken als ze niet alles terugbetaalt. Haar benen gaat breken. Erger nog… De rente is verschrikkelijk.’ Hij bukte zich, pakte de elfenprinses uit haar ledikant en hield haar stevig vast. ‘Ik heb alles verkocht, mijn levensverzekering en pensioen geïnd, mijn auto verkocht, het huis op de markt gezet… Zij is mijn kleine meisje, wat moest ik doen?’
Verdomme.
‘De politie bellen, bijvoorbeeld?’
‘Hij zei dat als ik naar de politie zou gaan, ze haar lichaam nooit zouden vinden.’
Logan deed zijn ogen dicht, streek met zijn hand over zijn voorhoofd. Vloekte.
‘Hoe heet hij?’
‘Ik… Ik weet het niet. Ik heb hem nooit gesproken.’
‘Maar u zei…’
‘Hij liet Stacy altijd bellen.’
Daar stonden ze in de vrolijk gekleurde slaapkamer, Logan vloekend, Gardner huilend en Nicole onzinnige eentonige brabbelgeluiden makend.
Het was druk op de afdeling Voorarrest – vanuit de lagergelegen cellengalerij, waar de vrouwelijke arrestanten normaal gesproken werden opgesloten, klonken kreten en dreigementen. Logan tilde de afgezaagde moker op de balie, samen met de Adidas-reistas, die beide in extra grote bewijszakken waren gestopt.
‘Twee bewijsstukken om in te tekenen, en één arrestant.’
De dienstdoende brigadier knikte, bukte zich, haalde een klembord onder de balie vandaan en kwakte dat naast Logans bewijszakken neer. De huid van brigadier Downie was zo bleek dat die enigszins fluoresceerde in het plafondlicht, en zijn halfdichte ogen bewogen rusteloos door zijn schemerzone. Het toonbeeld voor generaties van overvloedige inteelt.
Hij trok een wenkbrauw op en keek Logans arrestant lang en diep aan.
Gardner stond op het kale beton, met zijn hoofd omlaag en zijn kleindochter de elfenprinses tegen zijn borst geklemd; haar poezelige beentjes en roze schoentjes bungelden tegen zijn buik.
‘Dus…’ Brigadier Downie trok de dop van een afgekauwde blauwe balpen en glimlachte met stompjes van tanden. ‘… wie schrijf ik in: de kale gast, of het kleine meisje met de elfenvleugels?’
‘Heel grappig.’ Logan tekende onder aan het voorarrestformulier. ‘Meneer Gardner gaat ons helpen met die juwelenroven.’
‘Aha.’ De brigadier pakte het klembord terug en begon hokjes aan te kruisen. ‘En blieft meneer Gardner gewekt te worden, krant, ontbijt op bed?’
‘Doe niet zo lullig, Jeff.’
Zenuwtrek. ‘Oké.’
‘Heb je nog ondersteunend personeel rondlummelen? Ik heb iemand nodig om op het kind te passen tot Maatschappelijk Werk hier komt.’
Brigadier Downie lachte. ‘Je maakt een grapje, zeker? Ik heb beneden een half vrouwenrugbyteam dat verdomme moord en brand schreeuwt. Het is vast weer die tijd van de maand. Nu we het daar toch over hebben.’ Hij boog zich voorover en zei op fluistertoon: ‘Ik denk dat Steel ook aan de rooie klats is. Ze loopt rond te stampen alsof iemand haar tampons met tijgerbalsem heeft ingesmeerd. Kijk uit voor de lesbo!’
Logans telefoon rinkelde opnieuw.
Het was betrekkelijk rustig in het Huisje geweest – in tegenstelling tot het hoofdkantoor van de recherche – zodat hij de kans kreeg om Alan Gardners bekentenis uit te tikken alvorens naar huis te gaan.
Hij gluurde naar de display van de telefoon, zich ervan vergewissend dat het die idiote Beattie niet was, voordat hij opnam. ‘McRae.’
De enorme basstem van hoofdcommissaris Danby dreunde uit het oorstuk. ‘Nog nieuws over Knox?’
Logan rukte de telefoon bij zijn oor vandaan. ‘Gloeiende tering…’ Hij viel stil. Brigadier Doreen Taylor zat hem met uitpuilende ogen en boze streepmond aan te staren. Ze wees naar het elfenprinsesje dat met bungelende beentjes op de rand van haar bureau zat. Nicoles vleugels begonnen te kreukelen, en het chocoladekoekje dat ze als lokmiddel hadden gebruikt om haar te laten ophouden met huilen smeerde zich langzaam over haar hele gezicht uit.
Doreen stak haar vinger in zijn richting en zei op doordringende fluistertoon: ‘Let op je taal!’
Logan grimaste. ‘Sorry.’ Hij draaide zijn stoel rond tot hij met zijn rug naar hen allebei toe zat en zette het volume van de telefoon lager. ‘Sorry, meneer, ik moest de deur dichtdoen. Ze worden nog steeds overspoeld met meldingen van mensen die Knox hebben gezien.’ Dat laatste was tenminste waar, de telefoons hadden de hele dag niet stilgestaan op de rechercheafdeling.
‘Hoeveel zijn het waard om achteraan te gaan?’
‘De avondploeg is alles nog aan het natrekken, maar u weet hoe het is. Op zo’n grote zaak als deze komen alle gekken af.’ Logan klikte op zijn e-mail en bladerde door tot hij bij het bericht uit het ziekenhuis kwam. ‘Harry Weaver van Sacro is een uur geleden wakker geworden – brigadier MacDonald heeft hem ondervraagd, maar hij kan zich niks herinneren. Volgens het toxicologisch rapport zat hij vol met rohypnol.’
‘De vrouw?’
‘Te vroeg om te zeggen.’
Er viel een korte stilte. ‘Ik heb met mijn team gesproken. Niemand in Tyneside heeft iets van Knox gehoord sinds hij vertrokken is, maar er zijn veel lui die Maffe Mikeys fortuin in handen willen krijgen. Je kunt je mensen maar beter zeggen dat ze hun ogen open moeten houden voor gangsters uit Newcastle, begrijp je wat ik bedoel?’
Logan kreunde. ‘Christus, dat kunnen we…’
Er kletterde een blok roze plakkertjes tegen zijn monitor.
Doreen had haar vinger weer uitgestoken. ‘Let op je táál!’
‘Oeps…’ Logan bracht de telefoon weer naar zijn oor, bedankte Danby en hing op. Gangsters uit Newcastle: alsof de situatie nog niet ingewikkeld genoeg was.
De hoorn had de haak amper geraakt toen de telefoon alweer rinkelde. ‘O tyfff…’ Hij deed zijn mond dicht voordat Doreen nog iets kon gooien. ‘McRae?’
Samantha: ‘Ik was… Heb je weer een late dienst? Ik bedoel, het is oké als dat zo is… ik wilde alleen… je weet wel.’
Logan keek op de computer hoe laat het was – 19:40 – bijna drie uur na het eind van zijn dienst. ‘Ik verzuip in het papierwerk: heb de vent gepakt die de juwelierswinkels heeft overvallen.’
‘O… Nou, laat maar.’
Hij haalde diep adem. ‘Eigenlijk ben ik zo’n beetje klaar. Zal ik onderweg naar huis Chinees meenemen en… Verrek, ik kan niet. Ik heb hier een minderjarige zonder begeleiding. Moet een oogje op haar houden tot Maatschappelijk Werk komt opdagen.’ Logan deed zijn ogen dicht en bonkte zachtjes met zijn hoofd tegen zijn toetsenbord.
‘Het is niet belangrijk.’
Natuurlijk was het wel belangrijk, dat kon hij aan Samantha’s stem horen.
Doreen schraapte haar keel. ‘Ik kan wel op haar passen.’
Logan richtte zijn hoofd op. Er strekte zich een lange lijn van wartaal over zijn scherm uit.
Doreen streek met haar hand door het bleekgele haar van het kleine meisje.
‘Nicole kan me helpen met het voorbereiden van formulieren voor de golfclubmoord, hè, Nicole?’
De elfenprinses stak haar duim in haar met chocola besmeurde mond en zoog. Om eerlijk te zijn, zou ze waarschijnlijk nuttiger zijn dan de meeste mensen van de rechercheafdeling.
‘Hallo? Ben je daar nog?’
Logan maakte nog meer wartaal met het toetsenbord. ‘Ik ben onderweg.’