46

‘Ik ben je vijand niet, Logan.’ De hoofdinspecteur nam een slokje thee, hem over de rand van de mok aanglurend.

‘Ik zeg alleen dat ik daar zou moeten zijn om het huis te doorzoeken.’

‘O, inspecteur Steel redt het vast wel een uurtje zonder jou.’ Hoofdinspecteur Young – die inviel terwijl aartsklootzak hoofdcommissaris Napier van Interne Zaken ergens op een conferentie was – glimlachte. Hij had brede schouders, kort haar dat grijs werd bij de slapen, grote vlezige vuisten, waarvan de knokkels doorkruist waren met littekenweefsel, en kleine, donkere ogen, omringd door kraaienpootjes. Het type man dat je voor je zou willen hebben staan om een menigte in bedwang te houden, of de flat van een drugsdealer binnen te dringen.

De afdeling Interne Zaken was niet bepaald Logans favoriete deel van het hoofdbureau, wat jammer was, aangezien hij er zo vaak op bezoek moest komen. Young deelde zijn kantoor met een andere hoofdinspecteur, die zich had geëxcuseerd zodra Logan aankwam – om hun een beetje privacy te geven voor het moment waarop hoofdinspecteur Young Logan over het bureau trok en, zoals Biohazard Bob het zo vrolijk stelde, zonder glijmiddel te werk ging.

Young knikte naar de gefotokopieerde klacht die in het midden van het bureau lag. ‘En je hebt Douglas Walker nooit thuis bezocht?’

Logan staarde hem aan. ‘Ik heb Walker maar twéé keer verhoord. Beide keren hier. Met alle respect, meneer, dit is gelul.’

‘Je weet toch dat ik het gewoon in het logboek kan natrekken?’

‘Goed – trek het maar na.’

Young wierp een blik op zijn notities. ‘Zijn advocaat beweert dat dit deel uitmaakte van een “georkestreerde treitercampagne” die begon toen jij Walker onder valse voorwendselen naar het bureau sleepte.’

‘Niet dit weer…’ Logan trok de bewijszak met het notitieboekje uit zijn zak en pelde het open. De bitterscherpe geur van gal verspreidde zich door de kamer.

Hoofdinspecteur Young deinsde lichtjes in zijn stoel terug. ‘Wat voor géúr is dat?’

‘Het… is min of meer in wat braaksel gevallen.’ De bladzijden waren aan één kant allemaal aan elkaar geplakt, dus jatte Logan de zilverkleurige briefopener van het andere bureau in de kamer en begon ze van elkaar te pulken, zodat hij een kleine lawine van bleekgele vlokken ontketende.

Zondag 31 januari:

Aanwezig in caravan bij verbouwde boerderij. Danny Saunders en verloofde Stacy Gardner ondervraagd in verband met gewapende overval op Henderson Juweliers…

‘Brigadier, ik denk echt niet dat dit nodig is. We…’

‘Wacht even…’ Hij ragde nog wat vellen los.

Zaterdag 30 januari:

Aanwezig bij incident in Richard Knox’ huis – Knox geagiteerd, vernielde zijn bezittingen. Geen aanklachten ingediend.

Na nog een paar vond hij de door Walker getekende verklaring: dat hij vrijwillig naar het bureau zou gaan.

‘Kijk. Alles is volgens het boekje gedaan.’ Logan stak het notitieboekje uit.

Young deinsde lichtjes bij het bureau vandaan. ‘Kun je dat misschien weer in de zak stoppen?’

Dat deed Logan, en vervolgens veegde hij het hoopje achtergebleven gele vlokken in de prullenbak. ‘Ik heb Walkers advocaat destijds alles laten zien. Hij waagt het er gewoon op.’

De hoofdinspecteur leunde achterover in zijn leren stoel; zijn ogen waren geplooid en zijn mond bewoog geluidloos. ‘Weet je, hoofdinspecteur Finnie heeft gevraagd of wij wilden overwegen om jou op detacheringsbasis bij Interne Zaken aan te nemen.’

Logan staarde terug. En hij had gedacht dat die eikel met die kikkerkop een grapje maakte. ‘O ja?’

‘Je ziet er ontsteld uit.’

‘Dank u, meneer.’

‘… en hij zei dat Finnie mij met de stillen wilde afschepen!’ Logan verplaatste zijn schouder, hield de telefoon tegen zijn oor geklemd terwijl hij de vlokken opgedroogde kots van zijn handen waste. De stank werd nog erger doordat ze weer met vocht in aanraking kwamen.

Inspecteur Steel maakte natte smakkende geluiden in zijn oor. ‘Het forensisch team heeft een paar behoorlijke afdrukken op het raam en de bedstijl gevonden; als we mazzel hebben komen ze overeen.’

‘Waarom zou iemand in godsnaam bij Interne Zaken willen werken?!’

‘Ga achter het lab aan, oké? Tegen sluitingstijd wil ik uitsluitsel over de bijtafdrukken en het speeksel.’

‘Het eerste wat ik zou doen, is een onderzoek instellen naar die sarcastische klootzak van een Finnie.’

‘Luister je wel?’

‘Wat? Ja: bijtafdrukken en speeksel. Verder nog iets?’

‘Het huis van het slachtoffer staat in de zuidoosthoek van Cove, aan het eind van een eigen opritje. Daarachter alleen maar velden en de Noordzee. Ik wil een grondig onderzoek: straal van honderd meter.’

Logan fronste. ‘Vind je deze hele toestand niet… vreemd?’

‘En zeg dat ze het deze keer goed moeten doen, geen gekloot.’

‘Knox bedwelmt zijn Sacro-bewakers, slaat ze verrot, gaat langs het surveillanceteam… Daarna maakt hij onderweg een korte stop zodat hij een oude man in Cove kan martelen en verkrachten? Alsof het een wegrestaurant is en hij zin in een hamburger heeft?’ Logan trok de stop uit de gootsteen en liet het water wegborrelen. ‘Denk je dat hij degene is die Danby heeft ontvoerd?’

Hij hoorde haar weer kauwen. ‘Ik wil ja zeggen, maar… Hoe kan zo’n spichtig schijtventje iemand als Danby te vlug af zijn, laat staan hem de trap af dragen?’

‘Hij had dus hulp. Dat zou verklaren waar hij de rohypnol vandaan had. De helft van de zware jongens in Tyneside zit achter Maffe Mikeys miljoenen aan, misschien is dit Knox’ prijs? Hem helpen wraak te nemen op de vent die hem had opgesloten, en daarna te verdwijnen?’

‘Ja. Misschien…’ Korte stilte. ‘Luister, ga naar de politie van Northumbria, ik wil weten waar Danby aan werkte, voor het geval het niks met ons verkrachtersvriendje te maken heeft. En zorg dat je dan meteen ook Lothian en Borders achter de vodden zit. Andrew Connelly heeft zijn kale kop inmiddels vast wel ergens laten zien. Dat alles in de stront loopt wil nog niet zeggen dat ik die grote kale klootzak laat wegkomen met wat hij Steve Polmont heeft aangedaan.’

Biohazard Bob zat in het Huisje over een stapel papierwerk gebogen. Hij keek op toen Logan binnenkwam en richtte zich vervolgens weer op zijn formulieren. ‘Doe die verdomde deur dicht.’

Klang. Het geluid van telefoons en bestookte agenten stierf weg.

Logan ging in zijn stoel zitten en belde de politie van Northumbria. Tien minuten later had hij referentienummers voor elke zaak waaraan Danby in het afgelopen anderhalf jaar had gewerkt, en een belofte dat de desbetreffende dossiers zo gauw mogelijk bij hem zouden zijn. Daarna werd hij doorverbonden met ene inspecteur Walsh.

‘Ben jij degene die ons over Oscar Renwick heeft verteld? Deelde een cel met Richard Knox in de Frankland-gevangenis?’ Het Newcastle-accent klonk afgebeten en kwaad.

Logan keek fronsend naar de hoorn. ‘Ja?’

‘Heb je enig idee hoeveel manuren we daarmee verspild hebben?’

‘Verspild? Maar hij was…’

‘Hij was zelfs niet in de buurt van die huisbranden. Geen enkele keer. Had ijzersterke alibi’s, begrijp je wat ik bedoel?’

Logan opende de spreadsheet van Knox’ celgenoten in de Frankland-gevangenis. ‘Maar Knox zei dat Renwick hem had verteld…’

‘Knox is een zedendelinquent, weet je nog? Die manipuleren, dat doen ze.’

‘Maar…’

‘Knox wist een mobiele telefoon zijn cel in te smokkelen, en Renwick verlinkte hem bij een van de cipiers. Knox wist dat Renwick binnenkort in aanmerking zou komen voor voorwaardelijke vrijlating, dus vertelde hij je een mooi sprookje over vermoorde gezinnen. Boem: groot onderzoek en geen voorwaardelijke vrijlating voor Renwick. Knox gebruikte jou om wraak te nemen, en jij bent erin getrapt!’

‘Maar ik wist niet…’

‘En nu zit mijn baas in mijn nek te hijgen vanwege alle overuren die ik hieraan heb verknald, brigadier. Bedankt. Hartstikke bedankt, verdomme.’

‘Maar…’

Hij praatte tegen een dode lijn. De inspecteur had opgehangen.

Logan boog zich voorover, bonkte met zijn hoofd op het bureau en vloekte even.

‘Denk je ooit over het werk na?’

Logan keek op. ‘Wat?’

‘Het werk.’ Bob zat met zijn gezicht naar de muur toe, maar hij praatte tegen Logan. ‘Wat de zin is?’

‘Elke dag, verdomme.’

Bob knikte. ‘Het is alsof de hele verdomde stad in brand staat, en het enige wat we kunnen doen is pissen op het stukje voor ons.’ Hij kwakte zijn pen op het bureau neer. ‘Ik ben het schijtzat dat mijn schaamhaar eraf schroeit.’

Logan lachte, maar Bob glimlachte niet eens.

‘Je hebt zeker met Deborah gepraat?’

‘Ik heb gisteren iemand gearresteerd. Elke keer als zijn elfjarige dochter een slecht cijfer voor haar huiswerk kreeg, bond hij haar aan de warmwaterbuizen in de kelder vast en zette hij de centrale verwarming voluit. Armen en benen bezaaid met van die enorme vochtafscheidende blaren. Zijn eigen dóchter.’ Bobs schouders zakten. ‘Wat mankeert mensen in teringnaam?’

‘Wil je horrorverhalen uitwisselen? Want ik heb ook een paar goeie.’

‘Ik heb gisteravond met Deborah gepraat. Ik stond daar en wilde weten wat er in teringnaam aan de hand was. De geheime telefoontjes, de rare berichten, de hele zooi. Weet je waarom ze zich niet wil uitkleden als ik in de kamer ben? Waarom ik haar verdomme niet mag aanraken?’ Hij pakte een dossierdoos en smeet die door de kamer. Daarna zat hij naar het papierwerk te staren, dat op het tapijt neerdwarrelde.

‘Shit. Het spijt me, Bob.’

‘Ze bezocht een specialist: borstkanker.’ Hij zakte achterover in zijn stoel en staarde naar de plafondtegels. ‘Een halfjaar geleden heeft ze een knobbeltje ontdekt. Ze durfde het mij niet te vertellen voor het geval ik haar in de steek liet… Kun je dat geloven?’

Het werd weer rustig. En toen rinkelde Bobs telefoon. Hij zuchtte, wreef over zijn gezicht en nam op. ‘Bobs Huis van Stuitertieten, met Bob…’

Het was alsof je naar iemand keek die deed alsof hij Biohazard Bob Marshall was. De grove humor, het taalgebruik en de maniertjes waren er allemaal, maar de voorstelling leefde niet.

Logan pakte zijn eigen telefoon en zette Steels grondige doorzoeking op touw. Daarna droeg hij de afdeling voorlichting op om posters met Knox’ gezicht erop over alle benzinestations van Aberdeen tot London te verspreiden. Het was een gok, maar als hij een auto had, zou hij ergens moeten stoppen om te tanken.

Vervolgens downloadde hij alles uit de nationale politiecomputer wat verband hield met Danby’s zaaknummers en stuurde hij het hele zaakje naar de printer in de hoek. Hij bundelde alles in een map en pakte zijn jas.

Logan bleef even staan, legde toen zijn hand op Bobs schouder en kneep er even in.

Bob, die nog aan de telefoon zat, knikte alleen.

Logan deed de deur achter zich dicht.

Hij liep naar de receptiebalie beneden. Grote Gary had dienst, zat aan zijn tanden te zuigen en gekromd als een dikke waterspuwer weer in zijn boek te lezen.

Logan klopte op het werkblad. ‘Kan ik een poolauto krijgen?’

‘Nee. Die idioten van de nachtrecherche hebben er sinds maandag vier afgeschreven. En er is een wachtlijst voor de rest.’

‘O, kom op, Gary, ik heb hem alleen nodig voor…’

‘Heb je mijn bericht gekregen?’

‘Welk bericht?’

Grote Gary markeerde de plek in het boek waar hij gebleven was met een ‘Rijden met drank op is dodelijk!’-foldertje en sloeg het dicht. ‘Elke keer weer, verdomme!’ Hij pakte een plakkertje en kwakte dat op het balieblad. ‘Je komt pas op de wachtlijst als je voor je arrestanten hebt gezorgd.’

‘Ik heb geen arrestanten: Gardner zou inmiddels voor de rechter moeten zijn verschenen.’ Logan griste het plakkertje van de balie. ‘Godsamme, Gary, ik had speciaal om een vroeg tijdstip voor hem gevraagd zodat hij zijn kleindochter bij Maatschappelijk Werk kon ophalen!’

‘Meneer Gardner is om kwart over negen verschenen. En graag gedaan, hoor. Ik heb het over het stel waar jij een opsporingsverzoek voor had.’

Wezenloze blik.

Gary zuchtte, zodat de knoopjes van zijn witte overhemd onder spanning kwamen te staan. ‘Leadbetter: Wendy en Ian. De broer en zus die het huis van Knox’ oma in de fik hebben gestoken?’

‘O, díé Wendy en Ian Leadbetter. Kan iemand anders niet…’

‘Nee.’

‘Maar Steel heeft me in Cove nodig.’

‘Dan kan je maar beter hopen dat je snel een bekentenis krijgt, hè?’

Logan stampte over de afdeling Voorarrest. Het was er voor de verandering eens rustig, alleen het vage geleuter van een portofoon die het komen en gaan van Aberdeense jongens in het zwart en fluorescerend geel meldde. Een beveiligingsagente zat yoghurt te eten in het kantoor dat toegang gaf tot de betonnen gang van het cellenblok.

Ze verstijfde toen hij klopte, met de lepel halverwege de yoghurtpot en haar mond, en stond vervolgens op.

Logan gebaarde dat ze weer moest gaan zitten. ‘Stoor je vooral niet aan mij.’

Ze haalde haar schouders op en lepelde nog een mondvol naar binnen. ‘Doe je een storting of een opname?’

‘Wendy en Ian Leadbetter?’

De beveiligingsagente rolde met haar ogen. ‘Ze zijn hier nog maar een halfuur, en ze zijn nu al strontvervelend.’

Logan bladerde het stapeltje onverwerkte formulieren op het bureau door en zag een paar bekende namen ertussen. ‘Heb je gehoord over die vent die Biohazard Bob vorige week heeft ingerekend?’

Haar gezicht betrok. ‘Degene die zijn eigen dochter martelde? O ja, ik herinner me hem goed. Nooit iemand ontmoet die er meer behoefte aan heeft om een paar keer van de trap te vallen.’ Ze kwakte haar lepel op het bureau en hield de pot ondersteboven boven haar mond, op de bodem tikkend en slurpend.

Logan wachtte tot ze weer opdook. ‘Kan ik het logboek even inkijken?’

‘Papier of elektronisch?’

‘Wat maar makkelijker is.’

‘Ga je gang.’ Ze trok een dikke ringmap van een plank en smeet die met een bons naast hem neer. ‘Wil je dat ik de Leadbetters naar een verhoorkamer breng?’

‘Butler zit in nummer vier te wachten; we zullen met de zus beginnen.’

‘Goed, ben zo terug.’

Logan sloeg het logboek open en doorliep in omgekeerde tijdsvolgorde de dronkaards en drugsverslaafden, de inbraken en het zinloos geweld. Zijn eigen naam verscheen om twintig over zeven, dinsdagavond – toen hij Alan Gardner inschreef wegens een gewapende overval.

Verder was er de gebruikelijke mix van het dagelijkse Aberdeense leven: een straatroof, een paar gevallen van winkeldiefstal, twee vrouwen die waren opgepakt omdat ze een Roemeense vent die de daklozenkrant buiten de Boots verkocht, verrot hadden geschopt…

Biohazards ‘Vader van het Jaar’ was op maandagmiddag in hechtenis genomen, dus met een beetje geluk had die klootzak rechter McNab gekregen en werd hij op dit moment gedwongen om een of andere vetzak in Craiginches te plezieren.

Zijn verdiende loon.

Logan ging nog verder terug. Zijn eigen naam verscheen opnieuw om kwart voor twee op maandagmiddag, toen hij Douglas Walker na een verhoor van een kwartier naar de cel terugbracht. Oké.

Hij bladerde de volgende paar bladzijden door: huiselijk geweld, dronken rijden, aanranding, nog een aanranding, nog meer winkeldiefstal, onwettige verplaatsing… En daar was hij weer, toen hij Douglas Walker om kwart voor tien op maandagmorgen uit de cel haalde.

Logan fronste. Acht bladzijden later schreef hij Walker om half negen op zondagavond uit. Daarna weer om zes uur tweeëntwintig. En vier uur. Tien uur ’s ochtends. Zaterdag was net zo erg: 17:43, 16:22, 14:12, 12:50. Telkens onder zijn naam.

Hij staarde naar de onderkant van het laatste formulier. Het leek wel op zijn handtekening, maar het was uitgesloten dat hij het daadwerkelijk had ondertekend.

‘Goed, de zus is bij Butler in vier.’ De beveiligingsagente beende de kamer weer in. ‘Wist je dat die brutale aap van een brigadier Mac-Donald me probeerde te grijpen…’

‘Dit is gelul!’ Logan hield het logboek omhoog en smeet het weer op het bureau. ‘Ik ben zaterdag of zondag niet in de buurt van Douglas Walker geweest!’

Ze tuitte haar lippen. ‘Oké…’

‘Wie heeft er met het logboek geknoeid?’

Ze deinsde een stap achteruit. ‘Waarom zou er iemand met het logboek knoeien?’

‘Kijk dan!’ Hij wierp de zware ringmap naar haar toe. ‘Ik heb Douglas Walker twee keer verhoord. Volgens dit ding heb ik het verdomme elf keer gedaan!’

De beveiligingsagente liep voorzichtig langs de rand van de kamer naar haar bureau, zoveel mogelijk afstand tussen hen bewarend. ‘Misschien moet je…’

‘In de computer kijken.’

Ze glimlachte flauwtjes. ‘Ja. Dat kan ik doen. Nu meteen. Ik kijk in de computer…’

Logan kwakte het logboek weer op het bureau. ‘Dat is mijn handtekening niet!’

De daaropvolgende twee minuten was het enige geluid het ratelende getik van vingers op het toetsenbord; daarna schraapte de beveiligingsagente haar keel. ‘Ah… Weet je, jouw arrestant zit nu al een poosje in de verhoorkamer, en misschien…’

‘Wat staat er?’

Stilte.

‘Inspecteur Beattie staat erbij als begeleider.’