6

‘O, jezus, niet wéér!’ Brigadier Mark MacDonald trok zijn neus op en sloeg zijn hand over zijn gezicht, zodat zijn geitensikje werd verborgen. ‘Gadver…’ Hij pakte een map van zijn bureau en waaierde die heen en weer, zodat er papierwerk over Logans bureau dwarrelde.

‘Wat ben je…’ Logan fronste, en toen trof de geur hem. ‘Gloeiende tering, Bob!’

Brigadier Bob Marshall grijnsde alleen. Als God bestond, had Hij niet goed opgelet toen Hij Bob in elkaar zette. Grote oren staken haaks uit een vierkant hoofd met een kale plek aan de achterkant en één dikke wenkbrauw aan de voorkant. Armen als harig touw. Een aap in een machinewasbaar pak.

‘Christus!’ Mark knipperde met zijn ogen en trok de deur open. ‘Wat heb je gegeten?’

Bob klopte op de zijkanten van zijn buik. ‘Er gaat niks boven bloemkool met kaas en friet.’

‘O nee, je ruikt het overal…’ Logan stond op en trok zich terug in de hoek van de kleine afgescheiden sectie van het recherchekantoor, gebouwd om de brigadiers onder te brengen. Zes bureaus – vier voor de dagdienst, twee voor de nacht – op een na allemaal bedekt met stapels papierwerk en ringmappen, monitor, toetsenbord en uitpuilend brievenbakje. De wanden waren nog net zichtbaar tussen de procedurele stroomdiagrammen, een met portretfoto’s en memo’s bezaaid prikbord, een whiteboard met de naam van elke brigadier boven een lijst van lopende zaken, nog een whiteboard met een met blauwe markeerstift opgekrabbelde plattegrond van het huis van een of andere drugsdealer. En een geel met zwarte biohazard-driehoek boven Bobs bureau.

Mark wapperde de deur open en dicht, en open en dicht… ‘Dat kut-Irak zal me een worst wezen, de verdomde Verenigde Naties zouden jouw reet moeten binnenvallen. Dat is pas een massavernietigingswapen!’

‘Ik kan er ook niks aan doen dat ik zo getalenteerd ben.’

Geleidelijk vervaagde de geur, en men ging weer aan het werk.

Logan maakte een rapport af over twee gevallen van exhibitionisme op de Trinity-begraafplaats – je moest wel een dappere man zijn om in januari in Aberdeen je leuter rond te zwaaien – waarna hij zijn internetbrowser inschakelde en op zoek ging naar Billy Adams. 12.900.000 resultaten op Google.

Hij verfijnde de zoekcriteria, beperkte ze tot Newcastle. 358 resultaten. Kennelijk was er een vedergewichtbokser met de naam Billy Adams in de jaren vijftig, een gitarist van Dexys Midnight Runners in de jaren tachtig, een stel zakenmannen, een paar voetbalfans… Vervolgens ging Logan ook op Knox’ naam zoeken.

Boven aan de lijst stond een artikel uit de Newcastle Evening Chronicle: LICHAAM VERMISTE POLITIEMAN GEVONDEN.

Er waren meer links naar de Newcastle Journal, News Post Leader, Sunday Sun, Morpeth Herald en Whitley Bay News Guardian. Zelfs enkele nationale kranten namen het bericht op. Logan klikte op de Chronicle-link.

Onder de kop stond een foto van een blauwe forensische tent, het soort dat je opzet om een plaats delict te beschermen. De tent was omgeven door onregelmatige struiken, met enkele bomen en de poot van een hoogspanningsmast op de achtergrond. Een forensisch onderzoeker in beschermende kleding liep met een zwarte plastic doos in zijn handen richting de camera. Verderop in het artikel stond nog een foto: een glimlachende man met kort blond haar, kromme neus, blauwe ogen. Volgens het onderschrift was het ‘Inspecteur Billy Adams (42)’.

Kennelijk hadden ze zijn lichaam in de Ford Mondeo-stationcar gevonden, op een braakliggend terrein ten noorden van Newcastle. Het verhaal bevatte niet veel details over de doodsoorzaak – niet verbazingwekkend – maar concentreerde zich op de manier waarop opsporingsteams van de politie naar Adams hadden gezocht sinds hij de woensdag daarvoor uit zijn woning werd vermist. Er stond een citaat van zijn vrouw. Een van de inspecteur die de zoektocht had geleid. En een van de jongeman die de auto had gevonden. En een beknopt overzichtje van de carrière van inspecteur Adams. Inbeslagnames van drugs, drie moordonderzoeken, één veelbesproken ontvoering die rampzalig afliep…

Logan diepte de telefoon vanonder een stapel deels voltooide misdaadrapporten op en belde het hoofdbureau van de politie van Northumbria.

‘Nou?’ Het kantoor van inspecteur Baardmans Beattie stond vol met dossierdozen – opgestapeld op het tapijt, de planken, de vensterbank en zelfs de bezoekersstoel. Logan moest dus staan. De enige plek die niet bezaaid was met dozen was Beatties bureau. Dat was bezaaid met biscuitkruimels en papierwerk.

Logan overhandigde het exhibitionismerapport. ‘Voorzover we weten heeft hij het twee keer gedaan, waarschijnlijk vaker. Iedere keer jonge moeders met wandelwagens.’

Beattie ging met opgetrokken wenkbrauwen voorover zitten. ‘Misschien is hij helemaal niet voor de moeders aan het potloodventen, wat denk je daarvan? Misschíen is hij voor de kinderen aan het potloodventen!’ De inspecteur glimlachte, blijkbaar tevreden met zijn deductieve redenering. Als een propperige Sherlock Holmes, die als kind op zijn hoofd was gevallen.

‘Doe niet zo stom, George. Hij zoekt slachtoffers uit van wie hij weet dat ze niet achter hem aan zullen gaan. Ga jij je baby op een kerkhof achterlaten om achter een of andere viespeuk aan te rennen die jou net zijn pik heeft laten zien?’

‘O.’ Beattie peuterde aan een koffievlek op zijn nieuwe bureau. ‘Hoe zit het met de valse goederen?’

‘Heb je met de ombudsman gesproken, zoals ik je had gezegd?’

‘Ik… eh… hoopte dat wij daar samen naartoe konden gaan. Je weet wel, een verenigd front tonen?’

‘Bel ze gewoon op, oké? Het zou niet eens ons pakkie-an moeten zijn: nepgoederen is een klus voor de winkelsmerissen.’

‘Ja, maar de grote omvang van…’

‘Toch hun klus.’

‘Finnie wil dat wij dat samenwerkingsding doen: wij, de ombudsman en de douane.’ Beattie rommelde in de puinhoop op zijn bureau. ‘Het zal niet zo lang duren, maar een paar uur en…’

‘Dan moet je bij Steel zijn. Ik moet de hele dag dingen voor haar doen.’

Beatties onderlip puilde uit en zijn wenkbrauwen trokken in het midden omhoog. De zielige puppyblik. ‘Maar Finnie wil vorderingen zien.’

‘Ga dan Biohazard Bob of Mark om hulp vragen. Of Doreen. Geef haar voor de verandering maar eens wat van dat verdomde werk in plaats van de hele kluit op mij af te schuiven.’

‘Prima.’ Met een roze aanlopend gezicht richtte de inspecteur zich weer op zijn dossiers. ‘Ik zal de ombudsman zelf wel bellen.’

Logan liet hem aan zijn lot over.

‘Rotding…’ Inspecteur Steel porde met een vork tegen het veerslot van haar kantoorraam en stak de tanden in het mechanisme.

Logan deed de deur dicht en plofte in de bezoekersstoel. ‘Vertel me nóg eens waarom ze Baardmans Beattie promotie hebben gegeven?’

‘Het is niet veilig om de ramen zo te maken dat je die klotedingen niet verder dan twee centimeter kunt openen. Wat als er brand is?’

‘Die waardeloze rukker zou nog niet eens een septische tank op drollen kunnen onderzoeken.’

Ze stak de vork opnieuw in de pal. ‘Help even een handje, oké?’

‘Ik dacht dat je minder peuken zou gaan roken?’

‘Dit is een schending van mijn mensenrechten… Ga open, kloteding!’

Ze worstelden een poosje met het mechanisme, voordat Steel erin slaagde zichzelf in haar duim te steken met haar vork. ‘Fffffffffffffffffff…’ Ze verwrong haar gezicht en keilde het roestvrijstalen ding vervolgens in de prullenbak. ‘FUCK!’ Ze plofte in haar kantoorstoel en stak haar bloedende duim in haar mond.

‘Waarom kun je niet naar buiten gaan om een sigaret te roken, zoals een normaal iemand?’

Steel keek hem alleen dreigend aan.

‘Het zal wel.’ Logan haalde zijn notitieboekje tevoorschijn. ‘Billy Adams. Alias: Inspecteur Billy Adams, politie van Northumbria. Heeft veel antibendedingen gedaan, en enig undercoverwerk rond een gangster uit Newcastle met de naam Maitland. Heeft ongeveer zes weken nadat Knox werd opgesloten zelfmoord gepleegd. En ik bedoel dat hij serieus zelfmoord heeft gepleegd.’

Ze trok haar duim uit haar mond. ‘Wat moet dat in godsnaam betekenen?’

‘Volgens de brigadier met wie ik heb gesproken had inspecteur Adams genoeg antidepressiva geslikt om een heel springkussen vol goths op te vrolijken, een fles gin, en de loop van een geweer.’

‘Geen geklooi voor onze Billy, dus.’

‘Knalde een groot gat in het dak van de gezins-Mondeo, op het terrein van een of andere niet meer gebruikte fabriek. Heeft daar vier dagen in de zon gestaan voordat ze het lichaam vonden. De eksters hadden aan hem gezeten.’

Steel ging weer op haar duim zuigen en mompelde om de vinger heen: ‘Waarom doet Danby er dan zo prikkelbaar over?’

‘Geen idee.’ Logan schoof in zijn stoel naar voren. ‘Ik ben ook in Knox’ dossier gaan spitten, voor het geval daar een verband in stond. Grote stukken zijn als “vertrouwelijk” bestempeld. Geen details.’

‘Dat zullen die andere verkrachtingen zijn waarover Danby aan het wauwelen was. Die moeten voor de Soham-moorden zijn gebeurd, toen we allemaal dachten dat we zo verdomd voorzichtig moesten zijn met ongegronde beschuldigingen betreffende het permanente strafblad van een of andere vuile klootzak. Wat een gezeik, die verdomde privacywet.’

Logan haalde zijn schouders op. Ze had waarschijnlijk gelijk. Stilte.

Toen stond ze op. ‘Pak je jas, we gaan met iemand praten over een paar louche twintigjes.’

‘Nah, de zaken gaan bagger, om de waarheid te zeggen.’ De man in de met olie bevlekte blauwe overall praatte over zijn schouder, terwijl een roestige waterketel pruttelend aan de kook ging. ‘Die verdomde recessie heeft Aberdeen nauwelijks een knauw gegeven, maar plotseling wil niemand een auto kopen. Weet je wel? Hypocriete eikels.’

Het kantoor ging over in een grijze betonnen ruimte die eruitzag als een oud veeterrein, waar een veelkleurige verzameling tweedehands auto’s bumper aan bumper stond uitgestald, met DEAL VAN DE WEEK!!!-borden op de voorruiten geplakt. Aan de uit witte betonblokken opgetrokken muren hingen een paar kalenders, die allemaal moersleutels en stukken mechanisch gereedschap vertoonden. Inspecteur Steel bladerde er een door en trok een gezicht, voordat ze op de rand van het gehavende bureau ging zitten. ‘Waar zijn de naakte vrouwen gebleven?’

‘Melk, twee suikerklontjes, goed?’ De man lepelde koffiekorrels in drie mokken, die naast elkaar op de vensterbank stonden.

‘Ja.’

Logan schudde zijn hoofd. ‘Alleen melk voor mij.’

‘Oké…’ Hij schonk het hete water in, waarvan de damp het raam deed beslaan en het zicht op het voorterrein belemmerde. De garage stond verscholen aan een landweg, ergens tussen Westhill en Loch Skene, omringd door bomen en velden vol knorrend vee.

‘Meneer Middleton.’ Logan keek hoe hij aan een pak halfvolle melk stond te snuffelen. ‘Bent u er zeker van dat u de man die u het geld heeft gegeven niet zou herkennen?’

Middleton pletste melk in hun koffie. ‘Weet niet. Heb hem nooit eerder gezien.’

Steel nam haar mok aan, vouwde haar handen eromheen en ademde de hete damp in. ‘Als ik een wantrouwig sodemietertje was – en dat ben ik – zou ik geneigd zijn te zeggen dat uw mysterieuze man met een handvol louche twintigjes niet bestond. U was het die het spul probeerde wit te wassen.’

Kevin Middleton verstijfde. ‘Denkt u dat ik stom genoeg zou zijn om vals geld op mijn eigen bankrekening te zetten? Hoe achterlijk zou ik moeten zijn?’

Steel haalde haar schouders op. ‘Misschien dacht u dat ze goed genoeg zouden zijn om de banktests te doorstaan?’

Middleton lachte en ging vervolgens in de draaistoel achter zijn bureau zitten. ‘U maakt een grapje, hè? Als ik geld wilde witwassen, zou ik naar de bookmakers gaan. Of het casino. Of naar de hondenrennen in Dundee. Ergens heb ik het gevoel dat een bank wel zou weten waarnaar die moet zoeken.’

‘Goed, goed.’ Steel keek hem aan, met haar hoofd scheef. ‘U hebt hier kennelijk veel over nagedacht.’

‘Waar slaat dat op?’

‘Kom op, vindt u dat niet een klein beetje vreemd: een of andere lul komt hier met meer dan vierduizend pond in kraaknieuwe bankbiljetten en wil een van uw morsige auto’s kopen?’

‘Veel mensen doen tegenwoordig handje contantje zaken. Geen hond vertrouwt die stelende pikken van de banken nog. Het is veiliger om het onder de matras te bewaren.’

‘En als het contant is, kunt u “per ongeluk” vergeten om het aan de fiscus te melden, toch?’

Middletons gezicht betrok. ‘Ik ben hier het slachtoffer, oké? Ik ben vierenhalf mille kwijt! Om nog maar te zwijgen van één Honda Civic.’

Logan nam een slok oploskoffie: bitter, aangebrand smakend, glimmende vetpareltjes aan het oppervlak. ‘Als u de auto hebt verkocht, hebt u de gegevens van de koper, toch? In de registratiedocumenten?’

Middleton kuchte, draaide heen en weer in zijn stoel, staarde naar een onderdelencatalogus. ‘Kijk, misschien gaat dit allemaal een beetje te ver. Ik bedoel, die kerel wist waarschijnlijk niet dat het geld…’

Steel kapte hem af. ‘Lul niet. Geef ons de gegevens van die vent, of anders sleep ik u naar het bureau en klaag u aan voor het uitgeven van vals geld en poging tot het vergiftigen van een politiebeambte met goedkope baggerkoffie.’

Middleton zweeg even met een kwade blik, stond vervolgens op en liep mopperend naar een beige archiefkast in de hoek van het kantoor. Hij rommelde in een van de laden en kwam met een registratiedocument op de proppen. Hij stak het uit, en Steel griste het uit zijn hand, wierp er een vluchtige blik op en smeet het naar Logan toe. ‘Lees.’

Logan vouwde het open en las de paragraaf van de nieuwe eigenaar door, die zorgvuldig met blauwe balpen in blokletters was ingevuld. ‘U weet dat u dit naar het bureau Kentekenregistratie moet opsturen, toch?’

‘Waarom zijn jullie eikels verdomme niet bezig om pedofielen en straatrovers te arresteren?’

‘Bla, bla, bla.’ Steel nam nog een slok en grimaste. ‘Hebben we een adres?’

‘De auto staat op naam van ene Douglas Walker in Peterculter.’

‘Kijk eens aan, dat was toch niet zo moeilijk?’ Steel smakte haar mok op het bureau neer en stond op, het zitvlak van haar broek afwrijvend. ‘Kom op, brigadier, laten we hier weggaan voordat meneer Middleton dreigt om meer koffie te zetten.’

Logan volgde haar naar het voorterrein, zijn jas tegen de kou dichtknopend. Doornstruiken schramden langs de natuurstenen muur die het terrein omzoomde; hun donkerbruine skeletten waren met rijp bespikkeld op plekken die de zwakke zon nog niet had kunnen bereiken. Hij stak zijn handen diep in zijn zakken en verstijfde toen zijn blik een van de voertuigen trof: een rode Honda Civic.

Hij controleerde de registratiedocumenten nog een keer. ‘Inspecteur?’

Steel liep door en haalde haar telefoon tevoorschijn.

Logan hoorde achter zich dat Kevin Middleton de garage afsloot. Daarna haastte de man zich zigzaggend tussen de gebruikte auto’s door naar een Range Rover die bij de stoeprand stond geparkeerd.

Logan schreeuwde naar hem. ‘Waar precies denkt u naartoe te gaan?’

‘Eh, afspraak met de tandarts?’

Steel leunde tegen de poolauto van de recherche terwijl ze het toetsenpaneeltje van haar telefoon bestookte. ‘Schiet op; het is beestachtig koud hier. Als mijn tepels nog puntiger worden, steken ze straks iemands oog uit.’

Logan knikte naar de Honda. ‘Dat is de auto waarvan hij zegt dat hij hem voor vierenhalf mille heeft verkocht.’

‘Eh… nee, hoor. Alleen omdat het hetzelfde merk is…’

‘En dezelfde kleur, en hetzelfde nummerbord.’ Logan hield de registratiedocumenten omhoog. ‘Wilt u dat uitleggen?’

‘Het… eh…’ Middleton zakte tegen een Ford Fiësta en staarde naar de lage grijze hemel; zijn adem dampte toen hij vloekte. ‘Ik heb hem teruggekregen. Oké?’

‘O ja?’

‘Kom op, het was vierenhalf mille!’

‘Die u ongetwijfeld terugclaimt bij uw verzekering.’ Logan liet zijn ogen over de verzameling auto’s op het voorterrein gaan. ‘Hebt u onlangs nog een bezoek gehad van de ombudsman, meneer Middleton? Om te controleren of de kilometertellers niet zijn teruggedraaid? Of alle voertuigen wel geschikt voor het verkeer zijn? Of ze niet verbouwd zijn?’

‘Wat moest ik doen? Ik ben een kleine zakenman, ik kan het me niet veroorloven dat mensen mij afzetten! U weet hoe het…’

‘O, in godsnaam.’ Steel stond te stampvoeten. ‘Hou allebei je kop. Ik heb het koud en ik verveel me en als het jullie om het even is, zou ik eigenlijk graag thuiskomen voordat verdomme de volgende ijstijd aanbreekt.’ Ze keerde hun de rug toe. ‘Logan, zet je kont in de versnelling. We vertrekken.’

‘Maar…’

‘Nu!’ Ze klauterde in de passagiersstoel en sloeg het portier dicht.

Geweldig. Er gaat niets boven de steun van je meerdere. Logan richtte een vinger op Middleton. ‘Dit is nog niet voorbij.’

‘Hartelijk dank.’ Logan schakelde, drukte zijn voet omlaag en haalde op de vierbaansweg een minibus in. ‘Dat was heel fijn. Stimulerend voor de eigen verantwoordelijkheid.’ Het verkeer werd drukker naarmate ze dichter bij de Kingswells-rotonde kwamen. Het spitsuur stremde de aders die Aberdeen in en uit liepen als een gefrituurde Mars.

Steel opende het raampje van de poolauto op een kier en met haar mobiele telefoon tegen haar oor geklemd blies ze een stroom rook naar buiten, de koude middag in. ‘Wat wilde je doen? Hem arresteren? Zijn hele voorraad in beslag nemen? De rest van de nacht verdomd papierwerk invullen?’

‘Hij is louche.’

‘Wat een vreselijke schok, een louche handelaar in tweedehands auto’s. Wie had dat gedacht? Dat moet een primeur zijn.’

‘Hij is…’

‘Kom op, Steve, neem die rottelefoon op!’ Ze verwrong haar gezicht, sigaret tussen haar voortanden geklemd. ‘Finnie laat een inspecteur uit Fraserburgh komen om mijn zaken over te nemen in de tijd dat ik weg ben. Probeer niet te veel te zeuren wanneer je voor hem werkt, oké? Laat het voorkomen alsof ik de touwtjes strak in handen heb.’

‘Geweldig. Iemand anders erbij halen.’ Logan klemde het stuur strakker vast.

‘Steve, met je ma. Waar zit je in godsnaam? Bel me terug.’ Ze klapte haar telefoon dicht. ‘Voicemail.’

‘Ik had de zaken kunnen leiden. Ik ken alles door en door. Ik doe toch al al het verdomde werk. In plaats daarvan moet ik een of andere heikneuter…’

‘Wah, wah, wah. Wat ben je toch een verdomde klager. Wees maar dankbaar dat ik niet alles aan Beattie heb laten overdragen.’

Schrale troost.

Steel stak de telefoon weer in haar jas. ‘Ik kan niet beslissen of ik meer pissig of bezorgd over Steve ben.’

‘Steve wie?’

‘Polmont, mijn verklikker.’

Dat verklaarde waarom het ‘met je ma’-gedeelte zo geheimzinnig was; voor het geval iemand anders het bericht hoorde.

Logan fronste. ‘Hoe kan het dat je zelfs zijn naam kent? Per soon -lijke info moet aan de andere kant van de “steriele gang” blijven, of hoe ze die onzin nu ook noemen. Wie weet er nog meer wie hij is?’

‘Niemand.’ Ze tikte as uit het raampje. ‘Alleen ik, Kikkerkop Finnie en jij nu ook.’

‘Ik dacht dat alle informantenzaken door het Spooksquadron moesten worden behandeld? Waarom…’

‘Het is nu eenmaal zo, oké? En hou je mond.’ Ze nam een kwade hijs van haar sigaret. ‘Dit is ultrageheim, meneertje. Begrepen?’

Logan zuchtte. ‘Ik denk dat ik dat kan…’

‘Ik maak geen grapje. Als dit uitlekt, zweer ik bij god dat ik je kleine heteroseksuele reet als voetenwarmer zal dragen. Hij is elektricien op het bouwterrein van Malk het Mes.’

‘Is hij degene op wie we maandag zaten te wachten? Ik heb het je gezegd: niemand zal zo stom zijn om te klikken. Is hij soms suïcidaal?’

‘Daar ben ik bang voor… Die arme kleine donder ligt misschien wel dood in een greppel.’

‘Ga dan naar zijn huis toe, breng hem een bezoek.’

Ze snoof. ‘Ik heb geen adres.’

‘Traceer zijn mobieltje dan via een gsm-volgsysteem. Als er ’s nachts geen beweging is, dan is dat zijn huis.’ Logan trapte het koppelingspedaal in, haalde de poolauto uit de versnelling en kwam achter een lange rij verkeer tot stilstand. ‘Hoe zit het met het valse geld? Wil je een bevel regelen voor de vent die de auto heeft gekocht?’

‘Vanavond?’ Steel staarde hem aan. ‘Ben je gestoord? Tegen de tijd dat we terugkomen zal het na vijven zijn. Haal maar een of andere troglodiet van de nachtdienst om die zakkenwasser op te pakken.’

‘Maar…’

‘Dwing me niet om weer tegen je te “la-la-la-la-la”-en.’