36
Colin stak zijn stompe ringvinger naar het scherm. ‘Hallo schat…’
De vrouw op de foto had schouderlang bruin krulhaar, felle groene ogen en een wipneus; haar gezicht was verwrongen. Uit haar geopende lippen kringelde damp de besneeuwde middag in. Ze hield een protestbord in haar dikke blauwe handschoenen geklemd: VERKRACHTEND TUIG WEG!!! met een fotokopie van Knox’ gezicht eronder. Logan krabbelde de bestandsnaam op, die onder aan het scherm werd getoond. ‘Goed, nu zoeken we haar vriend.’
Colin blies in zijn blote hand. ‘Vriend?’
‘Probeer maar eens met gevoerde handschoenen een benzinebom aan te steken. Hoe krijg je de aansteker aan?’
‘Ja, nou, misschien heeft ze…’
‘Wat, de handschoenen uitgetrokken, de lont aangebracht en aangestoken, en daarna haar handschoenen weer aangetrokken om het ding te gooien?’
De verslaggever staarde hem aan. ‘Het zou je verbazen waaraan je gewend raakt als je de hele tijd handschoenen moet dragen.’
Zucht. ‘Ja: het was allemaal mijn schuld en het spijt me. Tevreden?’
‘Ik ben alleen…’
‘Elke verdomde keer…’ Logan stak zijn hand uit en door een paar keer op de ‘volgende’-knop van de laptop te poken bladerde hij de foto’s door. ‘Hoe dan ook, ze heeft twee benzinebommen gegooid, en daartussen was er geen tijd om haar handschoenen uit en weer aan te trekken.’ Hij bladerde tot het eind van de reeks en toen weer terug.
Op iedere foto stond er iemand naast juffrouw ZwartWitte-Pompoenmuts. Een jeugdige man met hetzelfde bruine krulhaar; dezelfde groene ogen; dezelfde wipneus; dezelfde uitdrukking op zijn gezicht.
Lynchlustige menigte, een spel dat je met de hele familie kan spelen.
Colin boog zich voorover, naar de gezichten starend. Toen floot hij zachtjes.
‘Wat?’
Hij wees op het scherm.
‘En?’
‘Doen jullie dan helemáál geen onderzoek?’ Hij tikte de jongeman pal tussen de ogen. ‘Dat is Ian Leadbetter. Ken je zijn opa? Die zou een van Knox’ eerdere slachtoffers zijn. Wat was het verdomme…’ Colin plooide één kant van zijn gezicht omhoog. ‘Zesenzeventig jaar, Parkinson, vermist in een park. Smerissen vonden hem zes uur later op een braakliggend terrein, in elkaar geslagen en gekneusd. Wilde er niet over praten. Wilde geen verkrachtingstest ondergaan.’
Nog een por. ‘De ouders van de kinderen waren er allemaal voor om het stil te houden, maar kleine Ian hier ratelt er maar op los tegen ieder een die wil luisteren. Wil dat Knox wordt opgeknoopt voor wat hij zijn opa heeft aangedaan.’
‘Enig bewijs?’
‘Hij zegt dat de oude man Knox’ foto in de krant zag toen hij een paar jaar geleden werd vrijgelaten en een week lang niet uit zijn kamer wilde komen. Een maand later bezatte hij zich en vertelde hij Ian alles.’
‘Hij kan nog steeds een formele klacht indienen.’
Colin haalde zijn schouders op. ‘Beetje moeilijk als je in een kleine koperen urn op de schoorsteenmantel zit. Longontsteking, drie maanden geleden.’
Goed punt.
‘Kun je mij een kopie van de foto’s e-mailen?’
‘Ik heb wat beters voor je…’ Met zijn stompe vingers doorzocht Colin zijn jas en haalde een kleine blauwe USB-stick tevoorschijn met ABERDEEN EXAMINER, BEDIENT HET NOORDOOSTEN SINDS 1856 op de zijkant gedrukt.
Gesnurk deed de ramen van de recherchepoolauto rammelen. Steel zat achterovergezakt in de passagiersstoel; uit haar open mond, aan haar onderlip geplakt, bungelde een dode sigarettenpeuk – een slakkenspoor van as tuimelde over de voorkant van haar gevoerde jas omlaag.
Logan probeerde de portierklink.
Op slot.
De straat was bijna uitgestorven: de media waren niet blijven rondhangen nadat de brandweerwagens waren vertrokken. Een brandend huis was nieuws. Een uitgebrand geraamte was oud nieuws. Een voor een waren ze afgetaaid tot alleen de antieke Volkswagen van de fotograaf en de poolauto van inspecteur Steel nog over waren.
Logan probeerde het portier nog een keer, voor het geval het zichzelf in de afgelopen negentig seconden op magische wijze van het slot had gehaald.
Dat was niet zo.
Hij klopte op het passagiersraampje. Steel schokte rechtop in haar stoel, met haar ogen knipperend, de sigarettenpeuk nog steeds aan haar onderlip geplakt.
Logan klopte nog een keer.
De inspecteur veegde met haar hand over haar mond, zodat de peuk in haar schoot tuimelde, en keek hem fronsend aan.
‘Toe nou, het is hier verdomde koud!’
Ze boog zich opzij en deed het bestuurdersportier open. Logan klauterde achter het stuur, startte de motor en zette de verwarming hoger – door het gaspedaal in te trappen probeerde hij die sneller te laten opwarmen.
‘Ik had een nogal… rare droom over Gloria Hunniford; ze droeg een enorme zwarte mantel, en een zeis…’
Logan hield de kleine USB-drive die Colin hem had gegeven omhoog. ‘Ik heb de brandstichtster en haar handlanger op film.’
‘En ze had een kolossale rode voorbinder, en ze wilde…’
‘Heb je die portofoon nog bij je?’
Steel knipperde weer met haar ogen en rilde. ‘Hoe lang duurt het om onderkoeld te raken?’
‘Een mobiele telefoon is ook goed.’
Steel overhandigde haar kleine Nokia. Logan toetste het nummer van de controlekamer in en wachtte tot iemand aan de andere kant opnam.
‘Ja, je moet ene Ian Leadbetter op de nationale politiecomputer natrekken, Newcastle, rond de twintig. Kijk dan meteen even of hij een zus heeft, of een nicht.’
‘Blijf effe hangen…’
Hij klemde de telefoon tussen zijn schouder en zijn oor, sloeg zijn notitieblok open en trok met zijn tanden de dop van zijn balpen. ‘Uhhuh…’ Hij krabbelde de details op, terwijl de controlekamer hem alles gaf wat de nationale politiecomputer over Ian en Wendy Leadbetter had.
‘Goed, je moet een opsporingsverzoek voor hen beiden regelen.’
‘Waarvoor?’
‘Brandstichting – Richard Knox’ huis.’
‘O ja? Weet je zeker dat we hun geen medaille moeten geven?’
‘Zorg gewoon dat ze worden opgepakt.’ Hij klapte de telefoon dicht en gaf hem terug.
‘Heb je peuken?’
‘Allemaal op.’ Hij klikte de koplampen aan en reed van de stoeprand weg; de wielen van de Vauxhall knerpten door de sneeuw.
‘In dat geval kun je me thuis afzetten op je terugweg naar het bureau.’
Logan kreunde. ‘Het is bijna elf uur! Ik ga niet terug naar het…’
‘Je moet de poolauto weer inleveren, idioot. En als je daar toch bent, controleer dan meteen de opsporingsteams even. Ik wil weten wat er nog meer in de Pretgrot van Gallagher en Yates verstopt is.’
‘Maar…’
‘En zeg tegen Grote Gary dat ik zei dat hij ons allebei tot middernacht op de overuren moet noteren. Er is per slot van rekening een kind op komst.’
De nachtrechercheurs hadden zich allemaal rond het middelste stel bureaus in het kantoor verzameld, dronken blikjes IrnBru en deelden twee pizza’s ter grootte van koffietafels. De geur van knoflook, tomaat en kruidige worst hing in de lucht; inspecteur Bell deelde het eten uit en vertelde verhalen over de goeie ouwe tijd.
Logan sloeg een stuk pizza af en sjokte naar het brigadiershokje. Iemand had een A4’tje op de wand geplakt, met de tekst HET HUISJE erop gedrukt. De deur was op slot.
‘O godsamme…’ Hij deed zijn ogen dicht, verwrong zijn gezicht en legde een hand tegen het hout.
Weet je wat: wie kon het wat schelen? Steel moest maar op haar update wachten. Ze kon er toch pas de volgende ochtend wat mee doen. En zo zou hij tenminste voor middernacht thuis zijn – hopelijk om Samantha nog in de flat aan te treffen.
Logan draaide zich om, toen de deur achter hem werd geopend.
Bagger.
Hij draaide zich opnieuw om en ging het kamertje binnen.
Doreens bureau was onberispelijk als altijd, dat van Mark was bezaaid met stoffige kartonnen dozen uit het archief, maar dat van Biohazard Bob was een rampgebied. Hij zat met zijn rug naar de deur een stapel papier in een soort van volgorde te leggen.
Logan wachtte even. ‘Je zat hier toch niet met jezelf te spelen, Bob?’
De brigadier schraapte zijn keel. Keek niet om. ‘Gewoon wat achterstallig papierwerk aan het bijwerken.’
‘Met de deur op slot?’
Schouderophalen. Hij streek met een hand over zijn gezicht. ‘Wat doe je hier? Dacht dat je dienst zes uur geleden eindigde.’
‘Van ons allebei.’ Logan plofte in zijn kantoorstoel, porde met een vinger op de startknop van de computer. ‘Ding-Dong heeft pizza als je daar zin in hebt?’
Nog een schouderophalen. ‘Geen trek.’
Stilte. Alleen het gesnor en gebliep van de machine die opstartte. ‘Gaat het wel, Bob?’
Korte stilte.
‘Ja. Prima. Kan niet beter.’
‘Oké…’ Logan logde in het misdaadbeheersysteem in en riep de contactgegevens van de politieonderzoeksadviseur op; daarna groef hij de portofoon onder een hoop rommel in zijn bovenste la vandaan en toetste hij haar legitimatienummer in.
‘Ja, ben nu net aan het afronden – heb een paar kilo heroïne gevonden achter in het landhuisje, en twee vuilniszakken met XTC.’
‘Hoe zit het met het forensisch team?’
‘Al een klein poosje klaar. Nu zijn ze een sneeuwpop aan het bouwen.’
Sommigen boffen maar. Logan bedankte haar en hing op; vervolgens belde hij het ziekenhuis voor een update over Norman Yates. Nog steeds kritiek, maar stabiliserend. Wat niet slecht was voor iemand die drie keer beschoten was.
Logan flanste een vlug incidentrapport over de brand in Knox’ huis in elkaar en hoe ze Ian en Wendy Leadbetter hadden geïdentificeerd, waarna hij het naar de printer verstuurde. Terwijl die in zichzelf aan het murmelen was, riep hij zijn e-mails op en keek of er iets interessants was binnengekomen.
Paar memo’s. Een nieuwe instructie over aanhoudings- en fouilleringsprocedures. Iets van agent Rennie, die hem uitnodigde voor een hengstenbal in Amsterdam aan het eind van de maand. Een mailtje van een inspecteur van de politie van Northumbria, die zei dat ze Knox’ celmaat, Oscar Renwick, in de Frankland-gevangenis hadden ondervraagd over de vier huisbrandmoorden die Logan had geïdentificeerd. Renwick zou over drie weken in aanmerking komen voor vervroegde vrijlating, maar nu leek het erop dat hij nog minstens zestien jaar zou moeten wachten voordat hij de echte wereld weer betrad. En de inspecteur zou de hoofdcommissaris van Aberdeen schrijven om hem te vertellen dat het zonder Logans hulp niet mogelijk zou zijn geweest.
Logan grijnsde: resultaat.
Verder waren er een paar berichten van iemand die aanbood om jou broekbeest te vergroten en dan zullen de vrouwtjens in de rei staan!
En helemaal onderaan een e-mail van Beattie, naar Dildo en de vrouw van de fiscus ge-cc’d, waarin hij zei hoe tevreden hij was dat ze die middag zoveel vooruitgang hadden geboekt in de vergadering. De ratten in de kelder hadden hem dus niet levend opgevreten.
Jammer…
Logan deed zijn ogen dicht. ‘Tering.’ Hij was vergeten Dildo te bellen over Gallagher en Yates. Te laat nu. Hij krabbelde een memo voor zichzelf en plakte het op zijn monitor; daarna zette hij de computer uit en pakte hij de vellen papier uit de printer. Met één hand op de deurkruk bleef hij staan. ‘Weet je zéker dat het wel gaat, Bob?’
‘Ben je nu soms mijn ma?’ Bob draaide zich voor het eerst om; zijn ogen waren roodomrand en opgezwollen. Een geforceerde glimlach. ‘Vooruit, rot op naar huis. Geef die roodharige forensisch technicus van je een flinke veeg namens mij.’
Daar gaf Logan geen antwoord op.
Hij stapte de flat binnen en knipte het hallicht aan. Stilte. Alles was donker. ‘Kolere…’ Hij tuurde in de slaapkamer, sloot zijn ogen, zuchtte en deed toen zachtjes de deur dicht. Samantha was er nog. Ze had hem niet voor haar stacaravan in de steek gelaten.
Dat was tenminste iets.
Hij hing zijn jas aan de haak en kuierde de keuken in. Staarde een poosje naar de inhoud van de koelkast, alvorens een blikje IrnBru te pakken. Onderweg naar de zitkamer trok hij het open.
Misschien een beetje tv-kijken ter ontspanning.
De gordijnen waren dicht; het enige licht kwam van de LED-lampjes van de tv en PlayStation, en het knipperlampje op het antwoordapparaat.
Logan deed zijn ogen dicht en kreunde.
Waarschijnlijk Steel. Of zelfs nog erger – zijn moeder. Hij nam een slok vaag fruitig sissend sap en drukte op de knop.
‘Eerste bericht: Hallo, Logan, met Hamish. Ik…’
‘Kut!’ Er sproeide een mondvol kleverige IrnBru over het dressoir. Logan tastte naar de volumeregelaar en zette die lager voor het geval Samantha wakker werd en Aberdeens grootste misdaadbaas een bericht hoorde inspreken OP ZIJN VERDOMDE ANTWOORDAPPARAAT.
Hij hurkte neer en drukte weer op de knop.
‘Eerste bericht: Hallo, Logan, met Hamish. Ik merk dat je nog niks met je geld hebt gedaan.’
O kut. Wat dacht Wee Hamish Mowat in godsnaam?
‘Het is belangrijk voor de plaatselijke economie dat we allemaal ons steentje bijdragen, denk je ook niet? Laat het niet te lang liggen, hè? O, en laat het me weten als je meer nodig hebt.’
Pieeeeeep.
‘Einde berichten.’
Hij klikte de klep open en trok de kleine cassette eruit. Wat als iemand erachter kwam? Wat als Samantha zijn berichten afluisterde? Hoe moest hij dat in TERINGNAAM uitleggen?
Hij stak zijn vingernagels in de cassette, trok de band eruit en wond het hele ding af totdat er een spaghettiwirwar van glanzend bruinzwart lint over het kleverige dressoir krulde. Daarna liet hij het plastic omhulsel vallen en stampte erop.
Nog steeds niet genoeg. De forensische dienst kon het gewoon op een andere cassette terugwinden.
Logan schepte het zwikje op, bracht het naar de keuken en kwakte het in de lege gootsteen; daarna ging hij rommelend in de kasten op zoek naar de spiritus, waarmee hij het zaakje overgoot.
Je kon beter het zekere voor het onzekere nemen…
Hij scheurde een stuk of tien pagina’s uit de Press and Journal van die ochtend en mengde ze door het glibberige zootje, voordat hij het raam opengooide en zijn aansteker tevoorschijn haalde.
Woooemp: de roestvrijstalen gootsteen vulde zich met paarsblauwe vlammen, de krant knetterde, terwijl de band smolt en kromp. Totdat er niets anders overbleef dan askrullen, een klont brosse plastic slakken en een knagende kilte in de diepten van Logans maag.