7
‘… vieringen buiten de kantoren van McLennan Homes. Terug naar jou in de studio.’
Het beeld sprong naar een kalende presentator met een onwaarschijnlijke snor. ‘Bedankt, Tim.’ Die vertrouwde, wazige foto van Richard Knox die ze op de voorpagina van de Aberdeen Examiner hadden gebruikt, verscheen op het scherm. ‘Een veroordeelde verkrachter heeft zich vandaag in de regio van Grampian gevestigd…’
Logan zette het geluid zacht en trok het lipje van een volgend blikje Stella los. Koud bier na een hete curryschotel. Vanuit de badkamer klonk gezang. Samantha deed haar best om een Marilyn Manson-cover van een Soft Cell-versie van een Gloria Jones-song te verkrachten.
Maar dat was toch nog beter dan luisteren naar het zoveelste verslag over Richard Engerd Knox die in Aberdeen ging wonen. De presentator verdween van het scherm en werd vervangen door een logge vrouw die kwade dingen tegen de camera mompelde. Waarschijnlijk klaagde ze dat de politie van Grampian perverse figuren in de watten legde, terwijl er dronken vandalen bij haar plaatselijke buurtcentrum rondhingen.
Logan proostte met zijn blik bier op haar.
Daarna kwam het weer aan de beurt. Dat waarschijnlijk bagger zou worden voor de nabije toekomst.
Een doorsnee januarimaand in het noordoosten van Schotland, dus.
‘Waar kijk je naar?’
Logan draaide zich om en zag Samantha in de deuropening van de zitkamer staan; ze droeg een roze donzige badjas en een roze handdoektulband. Ze had zelfs roze donzige sokken aan. ‘Je ziet er vanavond heel gothic uit.’
Ze stak haar middelvinger naar hem op. ‘Is er nog bier over?’
‘Koelkast. En er komt om half elf een film, als je daar zin in hebt?’
‘Ik moet morgen vroeg beginnen.’ Ze plofte op de bank neer en stal een slok van zijn bier. ‘Je ma was eerder vanavond aan de telefoon.’
Logan kreunde.
‘Rustig maar, ik heb haar verteld dat je aan dysenterie bent doodgegaan.’ Samantha wikkelde de handdoek van haar hoofd en wreef over het helderrode haar dat eronder verborgen had gezeten. ‘O, en een of andere vent die Reuben heet heeft gebeld. Wilde geen bericht achterlaten.’
Kut… Reuben.
Logan schraapte zijn keel. ‘Heeft hij helemaal niks gezegd?’
‘Nada. Je ma wil dat wij zondag komen lunchen om, en ik citeer, “toegang tot haar kleinkind” te bespreken.’
Wat wilde Reuben in godsnaam?
Stilte.
‘Je weet wel, als je over je fatale diarreeaanval heen bent?’
En hoe kwam hij in godsnaam aan hun thuisnummer?
‘Logan?’
‘Hmm?’ Hij keek op. ‘Sorry, ver weg.’
‘Zal ik je eens wat zeggen,’ zei Samantha, terwijl ze de ceintuur van haar badjas losmaakte, ‘misschien heb ik hier iets wat jou uit het dodenrijk terug zal halen.’
‘Wat is hij aan het doen?’
Mandy rimpelde haar neus. ‘Bidden, denk ik.’
Harry gluurde om de deuropening naar de figuur die voor de kapotte straalkachel geknield zat. Het hele huis rook naar vocht en schimmel. Donker en griezelig. Dompig en krakerig. Harry stak zijn handen in zijn zakken en schraapte zijn keel. ‘Hij is een beetje… weet je wel? Ik bedoel, je hebt de kranten toch gezien?’
Mandy draaide zich om en glimlachte naar hem. Ze was knap. Bruin krulhaar. Een zwart moedervlekje bij haar mondhoek. Een tikje aan de mollige kant, maar dat gaf je alleen maar iets om je aan vast te houden, nietwaar? Niet dat Harry ooit zoiets zou zeggen. Nou, dat doe je niet, toch? Niet als je op deze manier samenwerkt. Maar toch… ze had enorme prammen.
Ze sloeg hem op de arm. ‘Bang dat onze jongen jou onweerstaanbaar zal vinden?’
‘Ha, ha.’ Harry verplaatste zijn gewicht van de ene voet op de andere. ‘Knox valt trouwens op ouwe mannetjes. En voor het geval het aan je aandacht is ontsnapt: ik ben in de kracht van mijn leven.’ Als je een gescheiden drieënveertigjarige man met een terugwijkende haarlijn en een uitdijend middel in de kracht van iets kon noemen.
‘Ja, ja.’ Mandy staarde weer naar Knox. ‘Moet je niet even gaan pitten? Het is bijna middernacht, en je hebt om zes uur dienst.’
Harry haalde opnieuw zijn schouders op. ‘Ik kan de eerste nacht niet slapen in een vreemd huis. Jij wel?’
‘Als een blok.’
Harry rukte zijn ogen weg van de fijne haartjes in haar nek. ‘Ik hoorde dat hij meer dan tien gepensioneerden in Newcastle heeft aangevallen. Hij heeft hen als honden aan de ketting gelegd.’
Mandy hield haar hoofd scheef, nog steeds naar de biddende man starend. ‘Ik moest een keer een pedofiel bewaken. Gymleraar op een basisschool. Misbruikte kleine meisjes in de kleedkamers. Kon dat zeven jaar lang ongestraft doen.’
‘Jezus…’
‘Ik heb hem drie weken bewaakt, totdat hij zijn keel doorsneed met het deksel van een blik tonijn. De badkamer leek op een horrorfilm, overal bloed.’ Ze zuchtte. ‘Een prima paar schoenen naar de haaien.’
‘Dat is een mooi beeld.’
‘Het punt is dat hij nooit honderd procent betrouwbaar zou zijn: hoe lang het ook duurde, hij zou zesjarige meisjes altijd als seksobjecten blijven zien. Als hij zich niet van kant had gemaakt, zou ik hem waarschijnlijk nu nog steeds bewaken. Knox is net zo. Hij heeft het eerder gedaan, hij zal het weer doen.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Als wij hier niet zijn om hem te bewaken.’
Harry probeerde te glimlachen. ‘Maar goed dan dat ik een paar pakken HobNobs heb meegebracht.’
Ze knikte naar de man die op het versleten haardkleedje geknield zat. ‘Misschien had je een paar blikken tonijn moeten kopen…’
Richard Albert Knox probeert niet te glimlachen. Hij kan hen zien, weerspiegeld in het stoffige scherm van de kapotte televisie. Ze staan daar bij de zitkamerdeur als een stel oude vrouwen te roddelen.
Zijn knieën doen zeer, maar dat maakt niet uit. Een beetje pijn heeft nog nooit iemand kwaad gedaan. Soms deed het mensen zelfs heel goed. En nadat hij al die jaren op de betonnen vloer van zijn cel had geknield, is het sjofele oude kleedje enigszins een luxe.
Maar al die tijd op zijn knieën loonde echt de moeite, weet je wel?
Niet zoals sommige van die vuile klootzakken in de Frankland-gevangenis; de tijd die zíj op hun knieën doorbrachten was om een andere reden. Niet dat Richard daar iets mee te maken had, dank je feestelijk.
Nee.
Nou ja… maar één keer, en het was niet zo dat hij enige keus had, toch? Niet met een gescherpt stuk buis dat hem te wachten stond. Maar ze leerden snel, nietwaar? Voelden de toorn van God. Niemand viel hem daarna nog lastig.
Hij werpt nog een stiekeme blik op zijn twee oppassers van Sacro. Harry en Mandy. Een echt stel weldoeners. O, zijn wij niet heel bijzonder, dat we vrijwillig op verkrachters en pedo’s passen? Hoe stom kunnen ze zijn?
Richard kan de glimlach niet van zijn gezicht af houden. Ze hebben geen idee wat hun te wachten staat.