9

‘Ben je verdomme niet goed snik?’ Inspecteur Steel sloeg de kantoordeur achter zich dicht. ‘Heb ik gezegd dat je kon gaan zitten?’

Logan hees zich uit haar bezoekersstoel. ‘Hij gedroeg zich als een rukker.’

‘Natuurlijk deed hij dat: hij is een verdomde hoofdcommissaris, het is zijn wérk om zich als een rukker te gedragen! Maar jij… Jij maakt er verdomme een roeping van!’ Met een roodgelakte vingernagel porde ze Logan in de borst. ‘Wat heb ik buiten op het parkeerterrein tegen je gezegd?’

‘Hij begon.’

Ze wierp haar handen in de lucht. ‘Dat doet de deur dicht. Ik geef het op. Wil jij je carrière verkloten? Toe maar. Ga verdomme je gang.’ Ze stommelde langs hem heen en liet zich in haar stoel vallen, met een hand over haar voorhoofd strijkend. ‘Verdwijn uit mijn ogen. Vooruit: sodemieter op en ga maar met de Smurfen spelen of zo. Ik wil niet meer naar je kijken.’

Logan liet zichzelf uit.

De kantoren van de Delinquenten Management Unit roken naar nieuwe verf en worstjes. De muren waren behangen met portretfoto’s en ver ordeningen, hier en daar afgewisseld door een strip die uit de Aberdeen Examiner was geknipt. Een whiteboard boven een gorgelende radiator was bezaaid met langwerpige grijze magneetstrips; op elk daarvan stond de naam van iemand uit het Zedendelinquentenregister die in de niet al te verre toekomst een tochtje naar de rechtbank zou maken.

Logan stond bij een niet gelapt raam naar buiten te staren, langs de dode wespen en vliegenkarkassen, naar de regenachtige straten van Bucksburn. Vierbaansweg. Een rotonde. Een paar huizen. Een Mc -Donald’s. Grijze wolken… Het feit dat hij op de tweede verdieping was maakte het uitzicht er helemaal niet beter op.

‘Ik hoorde dat je vanochtend op de MAPPA-vergadering uit je slof bent geschoten.’

Logan draaide zich om en zag agent Hamster van Knox’ huis in de deuropening staan; ze droeg een spijkerbroek en een sweatshirt, en haar rossige haar was door de regen tegen haar hoofd geplakt. Wat was haar naam, Irvine? Zoiets. ‘Het was niet…’

‘Het werd tijd dat iemand in actie kwam tegen die zakkenwassers uit het zuiden.’ Ze kwakte een map in iemands brievenbakje. ‘Stephen Beech was al erg genoeg – komt uit Cambridge hierheen omdat hij graag bij de zee woont, en wij moeten de klok rond op hem passen. Oké, Sacro deed de dagelijkse dingen, maar toch kost het een verdomd vermogen: tweehonderd mille per jaar om één verkrachter te bewaken. Kun je dat geloven? Nu denkt elke klootzak dat wij de Club Med van het noorden voor perverse figuren zijn.’

Ze deed haar ogen dicht, kreunde, en streek met haar hand door haar natte haar. ‘God, wat een week…’

Logan wist hoe ze zich voelde.

Agent Irvine zuchtte. ‘Hoe dan ook, we kunnen maar beter gaan. Ik rij wel. Paul treft ons daar.’

Logan volgde haar door de deur. ‘Geloof je Knox als hij zegt dat hij God gevonden heeft?’

‘Dat doet er niet echt toe, toch? Zedendelinquenten zijn niet zedendelinquenten omdat ze denken dat het leuk wordt, ze zijn zedendelinquenten omdat het gaandeweg in hen ingeworteld is geraakt.’ Ze liep voorop door een gang, langs een in de mottenballen gelegde HOLMES-suite, naar de trap.

Ze schoof de deur naar het trappenhuis open. ‘Voor Knox is het verkrachten van oude mannen normaal gedrag. Hij kan waarschijnlijk niet begrijpen waarom niet iedereen het doet. In zijn ogen zijn wíj de perverse figuren.’

Ze liepen langs twee geüniformeerde agenten, die een verzameling stoffige archiefdozen de trap op zeulden.

Irvine glimlachte. ‘Voorzichtig, Jim, ik wil niet dat mensen jou zien werken.’

‘Rot op, Barbara.’ Maar hij grijnsde toen hij het zei.

‘En dat is zo’n beetje het probleem.’ Ze duwde de achterdeur open en liep de miezerige middag in. Er viel motregen uit een leigrijze lucht, koud en klam. Het achterste parkeerterrein was praktisch leeg, alleen twee afgeragde patrouillewagens – voorbumpers ontwricht, zijpanelen een mengeling van krassen, deuken en roest; een groezelig wit busje met het gemeentelogo op de zijkant; een gloednieuwe Volvo stationcar; en Logans morsige bruine Fiat. ‘Diep in zijn binnenste gelooft Knox niet echt dat hij iets verkeerds heeft gedaan.’

Irvine richtte een sleutel met afstandsbediening op het gemeentebusje. Bleef staan. Wrikte aan de sleutel. Probeerde het opnieuw. Vloekte. Beende naar het busje en ramde de sleutel in het portierslot. ‘Rotding.’

Logan verplaatste een stapel papierwerk van de passagiersstoel naar de voetenruimte en klauterde naar binnen. Hij deed zijn gordel om, terwijl Irvine het busje startte. Een rommelend dieselgeronk; de versnellingspook vibreerde als een bovenmaats seksspeeltje.

Ze worstelde met het stuur, en het busje reed langzaam het parkeerterrein af. ‘God, ik mis de stuurbekrachtiging…’

Ze reden de rotonde van Bucksburn rond en koersten over de vierbaansweg naar de stad terug.

‘Nou…’ Irvine sleurde het stuur naar links, zodat ze om een van de kuilen uit de topverzameling van de gemeente Aberdeen heen slingerden. ‘… hoe zit het? Ben je nu voltijds bij ons? Breng je alleen een kort bezoek? Om te zien hoe de andere helft leeft?’

Logan haalde zijn schouders op. ‘Laten we zeggen dat mijn baas mij even niet zo goed kan pruimen.’

‘Ah…’ Haar stem klonk monotoon. ‘… je bent hier dus voor straf.’

‘Zo bedoelde ik het niet.’

‘Nee, nee, het is wel goed. Ik bedoel, wat voor loser wíl de hele dag met verkrachters, potloodventers en pedofielen omgaan, toch?’

‘Het was Steels idee, ik ben gewoon…’

‘Aan het armoedzaaien bij de Smurfen?’

‘Het is niet…’

Ze grijnsde naar hem. ‘Ik zit je te dollen. Het is oké, ik vind het leuk wat ik doe. Klinkt misschien raar, maar het geeft me veel voldoening om kinderen en vrouwen en vriendinnen…’

‘En opa’s.’

‘… en opa’s te beschermen. Iemand moet het doen, toch? En ik ben er toevallig goed in.’

‘Geen viezerik wordt aan zijn lot overgelaten.’

Irvine haalde haar schouders op. ‘Zoiets, ja.’

‘Hoe gaat het, Richard?’ Agent Irvine ging op de stoffige bank zitten, dumpte haar tas op de vloer en diepte er een bundel slecht gekopieerde formulieren uit op, bijeengehouden door twee groene treasury tags. Op de vlekkerige omslag stond: ACCUTE-2007 BEOORDELINGSGIDS.

Het was even stil in de stoffige zitkamer, alleen het tik… tik… tik van de tafelklok en het gekraak van vloerplanken in een kamer boven.

Logan leunde tegen de vensterbank. Die benauwende, keelknijpende schimmelgeur hing er nog steeds, en de lucht was koud genoeg om zijn adem te doen dampen.

Knox had de leunstoel bezet die het dichtst bij de kapotte straalkachel stond. Knieën tegen elkaar, armen om diezelfde sjofele boodschappentas van Asda geslagen. Hij snoof. ‘Oké, geloof ik.’

‘Mooi. Dat is mooi.’

Meer stilte.

Knox kuchte.

Logan keek op zijn horloge. God, wat was dit opwindend.

Uiteindelijk knalde de voordeur, en iemand riep: ‘Hallo?’

Agent Irvine riep terug: ‘Hierbinnen.’

Een kleine, vlezige man stak zijn hoofd in de kamer. ‘Sorry dat ik laat ben. Benny probeerde z’n eigen gisteravond weer van kant te maken. Je ken wel nagaan hoe hij is.’

Irvine knikte. ‘Zijn polsen weer doorgesneden?’

‘Nee, hij wou z’n eigen ophangen. Z’n nek is één grote kneuzing vanmorgen.’ De nieuwkomer stapte naar voren en stak zijn hand uit om die van Logan te schudden. ‘Paul Leggett. Ik ben Barbara’s partner. Nou ja, niet dé partner, we werken samen, weet je.’ Hij grinnikte. ‘Ben jij die gozer die tegen die dikke lul uit Newcastle gezegd heeft dat ie z’n eigen peulen mot doppen?’

‘Zoiets.’

‘Goeie zaak.’ Agent Leggett sloeg zijn handen tegen elkaar en ging vervolgens in de stoel tegenover Knox zitten, hem van top tot teen bekijkend voordat hij vrijwel dezelfde vraag stelde die Irvine had gesteld. ‘Fit als altijd, Richard?’

Knox streek de zoom van zijn broek glad. ‘Als je het goed vindt, wil ik dit graag snel afhandelen.’

‘Mij best.’

Irvine bladerde naar de eerste pagina van de gebonden vellen. Van af de plek waar Logan stond, kon hij een gedrukt tabelletje zien, met het opschrift TOEGANG TOT SLACHTOFFER. Ze schraapte haar keel. ‘Nou, Richard, ben je de hort al op geweest? Of blijf je voorlopig thuis?’

Hij haalde zijn schouders op, zodat de plastic tas in zijn armen ritselde. ‘Thuis.’

Irvine krabbelde een nul in het vakje onder aan het vel en ging naar de volgende pagina. ‘Zal wel een beetje claustrofobisch zijn, om in je eentje maar wat in het huis rond te scharrelen…’

‘Ik ben toch niet in m’n eentje? Harry en Mandy houden ons gezelschap. Trouwens…’ Hij plukte aan een losse draad op de leunstoel. ‘… het huis is verdomd veel groter dan m’n cel in Frankland.’

‘Hmm…’ Irvine maakte een notitie. ‘En is er iemand met wie je meer tijd zou willen doorbrengen? Je weet wel, als dat kon?’

‘God. Ik zou meer tijd willen doorbrengen met God.’

Paul, die aan de andere kant van de kamer zat, trok een wenkbrauw op, maar zei niets.

Knox zuchtte. ‘Ik heb al deze tests al eerder gedaan, hoor. Ik deed ze twee, drie keer per week met die dikke griet van Maatschappelijk Werk toen ik uit de gevangenis kwam. “Is er iemand met wie je meer tijd zou willen doorbrengen?”, “Ben je kwaad om iets geworden sinds onze laatste ontmoeting?”, “Hoe ben je ermee omgegaan?” Elke keer dezelfde vragen.’

Irvine verschoof in haar stoel. ‘Ik probeer alleen maar te helpen, Richard.’

‘Het volgende punt is “Seksuele preoccupaties”.’ Knox klemde zijn boodschappentas steviger vast. ‘Masturbeer ik binnen normale grenzen? Heb ik afwijkende seksuele fantasieën?’

Ze knikte. ‘Hoe belangrijk ís seks tegenwoordig voor jou?’

Hij zakte achterover in zijn stoel en streek met zijn hand over zijn ogen. ‘Ik kan je de moeite besparen om ons te ondervragen. Mijn score zal “matig” worden. Zou “laag” moeten zijn, maar je denkt vast dat ik er heel defensief over ben.’

‘Is dat dan niet zo?’

‘Zou je dat niet zijn? Iemand komt bij je thuis en leest vragen voor alsof je in een of andere zieke spelshow zit?’

De partner van agent Irvine lachte. ‘Zoals de Staatsloterij voor viezeriken? De Aarskloterij?’

Knox keek hem even aan en glimlachte vervolgens. ‘Trek maar een balletje, Bob.’

Verkeerde show.

Logan verschoof op de vensterbank. Knox had gelijk – dit was voor iedereen tijdverspilling. Hij zou hun alleen dat vertellen wat ze wilden horen. Het systeem bewerken. Met de resultaten rotzooien.

Waardeloos.

Knox toonde een humorloos lachje. ‘Weet je, het is eigenlijk grappig. Na al die tijd heb ik eindelijk vrede. God in m’n hart toegelaten, m’n demonen weggejaagd. En we ondergaan nog steeds dezelfde vragen die ze ons in de gevangenis stelden.’ Het spichtige mannetje plukte weer aan de armleuning van zijn stoel. ‘God heeft ons vergeven, dát is beslist belangrijk. De dominee heeft ons alles over Zijn vergeving en liefde verteld, weet je. Wij zijn allemaal naar Zijn beeld geschapen, toch? Zelfs iemand zoals ik.’ Er kroop een glimlach over Knox’ puntige gezicht. ‘God is net zoals ik.’

Dát was pas een griezelige gedachte.

Logan keek op zijn horloge. Bijna half drie. Als ze niet gauw zouden vertrekken, zou de vrijdagmiddagspits alles tot stilstand brengen tegen de tijd dat hij in Bucksburn terugkwam en zijn auto oppikte. En het was uitgesloten dat hij nog meer onbetaald overwerk voor Steel, Finnie of wie dan ook zou doen.

Logan wachtte samen met agent Paul Leggett in de hal, terwijl Irvine boven de twee mensen van Sacro aan het controleren was. Knox zat nog steeds in de zitkamer, op zijn knieën op het haardkleedje, tegen een kapotte straalkachel te bidden.

Logan draaide zijn rug naar de deuropening toe. ‘Heb je de test ooit zelf gedaan?’

Een scheve glimlach trok Leggetts gezicht uit vorm. ‘Kennelijk ben ik een “hoog risico”-delinquent.’

‘Ja?’

‘Chronische masturbatie betekent vaker dan vijftien keer per maand. Daar zit ik verdomme ver boven.’

Ongemakkelijke stilte.

Logan bewoog onrustig.

‘Hoe dan ook…’

Agent Irvine verscheen boven aan de trap. ‘Helemaal klaar.’

Leggett deed de voordeur open en gebaarde hen de koude, miezerige middag in te stappen. ‘Wat zegt de inwonende hulp erover?’

‘Hij is het huis niet uit geweest. Blijft op zichzelf. Bidt veel.’

‘Tja, bidden alleen zal hem niet echt meer helpen.’

Ze haastten zich over het pad naar het groezelige busje dat bij de stoeprand geparkeerd stond. Tegen de tijd dat ze naar binnen klauterden, hadden kleine waterdruppeltjes Irvines bril ondoorzichtig gemaakt. Ze draaide de sleutel in het contact en pompte met het gaspedaal totdat de motor aansloeg.

Agent Leggett zette de ventilatoren aan. ‘Wat dacht jij, Babs?’

Irvine zette haar bril af en droogde hem af met een hoek van haar schotsgeruite shirt. ‘Hij verbergt iets.’

Logan veerde op van zijn zitplaats. ‘Moet ik de surveillance op -schroe ven?’

Ze haalde haar schouders op en wees door de langzaam helderder wordende voorruit naar een zwart kastje dat een paar huizen verderop aan een straatlantaarn was bevestigd, en vervolgens naar een ander roestig busje in het oude bordeauxrode jasje van de gemeente Aberdeen. Het stond naast een met pylonen afgezette rechthoek van asfalt en zag er minstens tien jaar ouder uit dan het busje waarin ze momenteel zaten. ‘We hebben surveillance op het eerste niveau, CCTV-cameratoezicht aan beide uiteinden van de straat, twee mensen die voltijds bij hem zijn, regelmatige bezoeken van Paul en mij… Wat kunnen we nog meer doen?’

Richard Knox staat bij het woonkamerraam te kijken hoe het gore witte busje de vochtige middag in rijdt.

Hij controleert de deuropening van de zitkamer – niemand – en haalt vervolgens zijn mobiele telefoon uit zijn zak. Hij mag geen telefoon hebben, voor het geval hij er gebruik van maakt om contact te leggen met andere perverse figuren.

Alsof hij met die smerige klootzakken zou willen praten.

Hij loopt het adresboek door totdat hij bij het nummer van een zeker heerschap in Newcastle komt. Een zeer invloedrijk heerschap dat niet in het minst een heer is. De telefoon gaat een poosje over, waarna de voicemail aanslaat en Richard een bericht inspreekt.

‘Hoi, tante Maggie, ik wilde je alleen een fijne verjaardag wensen. Je cadeau is op de post, hoor.’ Pauze. ‘Alles gaat goed hier, weet je? Settelen en zo. Spreek je later wel.’ En dan hangt hij op.

Controleert de deuropening opnieuw.

Schuift de telefoon in zijn donkere schuilplaats terug.

Fijne verjaardag.

De politie is niet de enige die een exitstrategie heeft.