Rasp en sap van 1 sinaasappel

Iedere dag haast hij zich, zodra de bel voor de middagpauze heeft geklonken, de werkplaats uit om de situatie bij Albert Heijn te checken. Vanuit de verte ziet hij het groenharige meisje met de grote ogen telkens al staan.

Ze is niet iemand die zich laat afpoeieren. Als mensen haar proberen te negeren, verspert ze hun de weg en begint ze een heel verhaal af te steken, net zo lang tot ze een krant van haar kopen. Ze pakt het brutaal aan, precies zoals die keer met de dood.

Knippend met zijn vingers gaat hij terug. Jammer dat zijn oma hem niet gelooft. Maar tegen oude mensen moet je beleefd blijven, zegt Jack altijd. Die vinden ‘kankerteringhoer’ soms al een belediging. Dat risico moet je niet nemen, zegt Jack, want we zijn niet op de wereld om elkaar nodeloos voor het hoofd te stoten. Dus zout het maar op en denk aan iets anders.

Na een week zwaait ze vanaf de overkant naar hem. ‘Hé!’ roept ze.

Als vanzelf steekt hij de straat over. Bij elke stap zet hij zijn voeten precies op de juiste plaats. Gelukkig heeft hij zijn nieuwe blauwe overhemd aan. Gelukkig heeft hij er vanochtend geen koffie op gemorst.

‘Ja, jij,’ zegt ze terwijl ze hem van top tot teen opneemt. ‘Wat sta je mij toch elke dag aan te gapen?’

Haar oren steken tussen het sprieterige haar uit. In de zon lijken de randjes ervan even doorschijnend als de vleugels van een bromvlieg.

Ze blijft hem aankijken. ‘Je mag wel wat zeggen, hoor.’

Hij weet iets. Hij wijst met zijn duim over zijn schouder. ‘Ik werk daar.’

‘O, en wat doe je dan?’

‘Stacaravans bouwen.’

Haar gezicht licht op. ‘Gaaf. Hoe heet je?’

‘Igor.’

‘Ik ben Lisa. Zeg, dat lijkt me wel wat, zo’n stacaravan. Hoe groot zijn ze?’

‘We hebben Classic, Diamant, Chalet en Deluxe. Ik doe het dakoverstek.’

‘Wow.’

‘De pannen liggen zó.’ Hij doet het voor met zijn handen.

‘Vakman,’ zegt ze. ‘Wat kosten die dingen? Enne, kun je ze gewoon overal neerzetten, en wonen maar?’

‘Dat moet ik aan Jasper vragen.’

‘Is dat je baas?’

Het zijn wel erg veel vragen. Hij draait zich om.

‘Hé, Igor!’ Ze raakt zijn schouder aan. ‘Kom je het me morgen vertellen?’

Voor de zekerheid neemt hij de volgende dag zijn brood mee. Tussen de happen door vertelt hij Lisa wat ze wil weten. Voor zevenduizend heb je al een knap occasionnetje, heeft Jasper gezegd.

‘Daar moet ik een hoop kranten voor verkopen. Shit. Zullen we daar even gaan zitten?’ Ze wijst naar het bankje bij de vijver.

Hij zou niet weten waarom, maar ook niet waarom niet. Dat heet: je verstand gebruiken. Als je alles al wist, zou er geen kunst aan zijn.

In haar strakke spijkerbroek loopt ze voor hem uit. Over haar schouder hangt de rugzak met kranten. Die gooit ze bij het bankje in het gras. Ze ploft neer en klopt uitnodigend naast zich op het hout. ‘Hé, Igor.’

‘Tja,’ zegt hij.

Ze begint te lachen. Haar tanden zijn even puntig als haar oren. ‘Tja wat?’

‘Gewoon.’

‘O, vandaar.’ Ze strekt haar benen uit en heft haar gezicht op naar de zon. Even zit ze stil, dan begint ze aan haar kleren te friemelen.

Behoedzaam gaat hij naast haar zitten. In de vijver gaan de eenden tekeer.

‘Zeg.’ Ze legt haar hand op zijn dijbeen. Haar nagels zijn afgebeten. Ze rafelen helemaal. Fenny zou vast plaknagels aanraden. ‘Zal ik je het verhaal van mijn leven vertellen?’ Ze leunt wat dichter naar hem toe. ‘Weet je nog toen het zo glad was, vorig jaar winter? Toen ben ik van mijn fiets gevallen. Ik was net begonnen als kraamhulp. Jongen, die baby’s waren stuk voor stuk gek op me. Maar toen viel ik van mijn fiets. Ik had een buil zo groot als een sinaasappel op mijn kop, maar dat was niet het ergste.’ Zorgelijk kijkt ze hem aan. Ze heeft kringen onder haar ogen. ‘Hersenletsel.’

‘Dat is niet niks,’ zegt hij gauw. Dat is meestal wel goed.

‘Ik heb anderhalve dag in coma gelegen. En nu loop ik rond met een ijzeren strip. Hier.’ Ze tikt op haar linkerslaap. ‘Ik ben helemaal magnetisch. Dat is een klotegevoel, hoor. En nu zijn alle baby’s bang voor me.’ Ze gaat verzitten. Een tijdje zegt ze niets. En dan: ‘Nou, en jij?’

‘Nee, dat heb ik niet.’

‘Je zit me toch niet in de maling te nemen, hè? Dat ik de daklozenkrant verkoop, betekent heus niet dat ik een loser ben. Als ik dat pokke-ongeluk niet had gehad…’ Ze buigt haar magere nek.

Hij weet niet wat hij moet zeggen.

Maar dan begint ze weer te praten. ‘Ik heb het zó gehad in die opvang van het Leger des Heils. Je mag dit niet, je mag dat niet, en je moet ’s ochtends om halfzeven je bed al uit. Gelukkig begint het nu eindelijk warmer te worden, kan ik binnenkort buiten pitten. Dan heb je je vrijheid tenminste, dat zeggen ze allemaal. Hé, maar jij hebt nog helemaal niks verteld.’

Hij zal van Jasper op zijn donder krijgen als hij te laat terugkomt. Alleen kun je zoiets moeilijk zeggen tegen iemand die op straat gaat slapen en met een vingerknip de dood aandurft.

‘Jemig, Igor.’ Ze springt op en stompt in de lucht. ‘Ben je altijd zo stil?’

‘Ja.’

‘Hm.’ Ze gaat weer zitten. ‘Anders ook weleens lekker rustig. Er zijn zat gasten die de oren van je kop lullen. En altijd over hun eigen problemen. Ik hou meer van stille wateren en diepe gronden. Vind ik wel stoer.’ Ze lacht naar hem. ‘Valt er tenminste nog wat te ontdekken. Als je alles meteen al weet, is er geen moer aan.’

Krijg het nou: ze denkt op dezelfde manier als hij. ‘Nou, tot morgen dan,’ zegt hij zomaar.

‘O, je moet weer naar de stacaravans.’

‘Ja, die moeten af.’ Hij krijgt schik in zijn eigen geklets. Kijk Lisa, het zit zo: we moeten aan onze productie denken. Die caravans zijn door een klant besteld.

Ze trekt haar benen op en slaat haar armen om haar knieën. ‘Praten we morgen verder. Neem je dan iets te eten voor me mee? Ik heb echt geen cent, man.’

Hij denkt aan alle kranten die hij haar heeft zien verkopen.

‘Wat nou? Geloof je me niet?’ Haar gezicht vertrekt. ‘Het komt alleen maar door die kutplaat in mijn kop. Jij voelt zeker ook dat ik magnetisch ben?’

Misschien kan ze daarom ook geen tel stilzitten. Jasper moet hem vanmiddag maar eens uitleggen hoe je een magneet uitschakelt.