Een vork

In gedachten verzonken vult ze om halfvijf nog snel even de zeepcontainers bij. Het zit haar nog steeds dwars dat Igor zich gisteravond laveloos heeft gedronken. Ze is er de laatste tijd aan gewend geraakt dat hij zich evenwichtig en beheerst gedraagt, maar hij is en hij blijft Igor, dat moet ze niet vergeten.

Met haar jas al aan belt ze Connie om te informeren hoe het met haar rug gaat. Een stuk beter, gelukkig, die kan morgen haar eigen dienst weer draaien. Ze belt ook naar huis om te vragen of Igor en Lisa inkopen voor het avondeten hebben gedaan, maar ze krijgt geen gehoor. Als ze Igors mobiele nummer wil intoetsen, valt haar in dat ze nog allerlei in de diepvriezer heeft liggen.

In de metro maakt ze enigszins verbeten een plan voor de avond. Een spelletje, wat lekkere hapjes, gordijnen dicht en kaarsen aan. Nog even en ze koopt een fonduestel, hangplanten, een houten gans voor op de vensterbank en een eiken dressoir met bolle poten. Als het thuis gezellig is, hoeft niemand zijn heil in het café te zoeken.

Igor en Lisa zijn er nog niet. Die lopen vast met Bobbie langs de etalages te slenteren, Lisa’s favoriete tijdverdrijf op zaterdag. Als zij nu meteen al haar klusjes afwerkt, heeft ze de handen vrij wanneer ze straks thuiskomen. Er ligt nog strijkgoed, en een overhemd van Igor waaraan een paar nieuwe knopen gezet moeten worden. Dat eerst maar doen. Het is een vredig werkje. De radio meldt het vooruitzicht van najaarsbuien met kans op hagel, en vannacht storm. Binnen is het behaaglijk. Als het morgen beter weer wordt, kan ze misschien met Lisa en Bobbie naar Artis.

Ze knipt de draad door en schudt het overhemd uit. Ze gaat ermee naar Igors kamer om het in de kast te hangen. Kijk eens aan, de vloer ligt niet meer tot onder het bed aan toe bezaaid met Lisa’s kleren en Bobbies spulletjes. Er is blijkbaar orde op zaken gesteld. Zo zie je maar wat een beetje geduld vermag. Het komt met Lisa wel goed. Tevreden pakt ze een hangertje uit de kast. En ziet dan dat die halfleeg is. Geschrokken draait ze zich om naar de uss Enterprise. Maar die staat er nog gewoon.

Ze merkt dat ze hijgt. Ze kijkt weer in de kast, beklopt wezenloos de lege planken. Lisa, doe het me niet aan. Doe het ons niet aan.

Wat kan er zijn gebeurd? Ruzie met Igor?

Op hetzelfde moment hoort ze de voordeur. Daar zijn ze, er is niets aan de hand, Lisa heeft zich helemaal blind gekocht, nieuwe kleren voor zichzelf en truitjes in alweer een grotere maat voor Bobbie. Ze vliegt de gang in om ze te verwelkomen.

Igor doet de deur achter zich dicht. Hij ziet er opgeblazen en verwilderd uit, maar op een wonderlijk voldane manier, als iemand die een onmogelijk karwei heeft geklaard.

Ze doet een stap in zijn richting.

‘Die zien we nooit meer terug,’ zegt hij.

De hele avond zit ze met het briefje in haar hand waarvan Igor zegt dat hij het bij Albert Heijn zag hangen. Klaar om op te bellen en opheldering te vragen. Lisa, je kunt niet zomaar inpakken en wegwezen. Je kunt niet opeens met Bobbie verdwijnen. En waarom niet, zal Lisa zeggen, jou hoef ik geen verantwoording af te leggen.

Dat is ook zo.

Maar Lisa zal zelf natuurlijk wel een teken van leven geven. Sorry dat ik niet heb gewacht totdat jij thuis was, en nog hartstikke bedankt voor alles. Al belt ze maar om de wieg. Bobbie zal dáár toch ook ergens in moeten slapen. Of hebben Lisa’s ouders daar direct een oplossing voor gevonden? Gaat haar moeder Bobbie nu iedere dag de eerste fles geven, terwijl Lisa zich nog eens lekker omdraait? Eind goed, al goed. Ze had het kunnen opmaken uit de manier waarop het kind over haar ouders praatte. Al dat verzet om niks. Louter en alleen van huis weggelopen omdat ze zich daar niet op waarde geschat voelde, niet serieus genomen.

Igor zit afgemat voor de televisie. Tegen beter weten in vraagt ze nog een keer: ‘Hoe laat zijn ze vertrokken? En wat heb jij toen gedaan? Ben je ze soms achternagegaan? Want waar kwam je nou net vandaan?’

Hij begint met een vork in de kussens van de bank te prikken. Van zo veel vragen tegelijk raakt hij alleen maar van de kook.

‘Igor, kijk me eens rustig aan.’

Hij snapt er zelf natuurlijk ook niets van. Hij begrijpt waarschijnlijk niet eens wat hij nu voelt, wat er in hem omgaat aan gekrenkte gevoelens, gemis, verdriet, teleurstelling, woede. Hij maakt een wezenloze, rillerige indruk.

Ze gaat naast hem zitten, met haar hand op zijn knie, en staart naar de telefoon. Daar zitten ze weer, met z’n tweetjes. Bijna verbeeldt ze zich dat ze Bobbie in de slaapkamer in haar wieg hoort pruttelen. Wel een geluk dat Lisa zo zorgzaam en toegewijd is. Anders zou ze zich nu ook nog zorgen over de baby moeten maken.

Op zondagochtend drentelt ze rusteloos door het huis, nodeloos voorwerpen verplaatsend. Alleen de lege wieg en een zuigfles die, in de haast blijkbaar over het hoofd gezien, in de koelkast is blijven staan, herinneren nog aan Lisa’s aanwezigheid en die van Bobbie. Ze kan deze hele geschiedenis toch niet net zo abrupt laten eindigen als ze begonnen is, als een taartpunt die uit haar leven is gesneden, hap, slik, weg?

Zo dol als Lisa op Igor was. Dat was ze toch? Met haar eindeloze gekroel en gestoei? Misschien heeft ze hem gisteren instructies gegeven die te ingewikkeld voor hem waren. Zeg tegen je oma… Ze kan na al die tijd eenvoudig niet zonder een woord van afscheid met Bobbie zijn vertrokken, als een dief in de nacht. Al is ze misschien niet iemand die helemaal beseft wat je een ander daarmee aandoet.

Dat ze er gisteren in alle opwinding niet toe is gekomen om even te bellen, alla. Maar dat ze nu nog steeds niets van zich laat horen… Alsof ze deze hele episode wil vergeten, achter zich laten, ontkennen.

Lisa toch! Je hebt hier heus avond aan avond met je paard-van-Sinterklaasschoenen op tafel tv zitten kijken. Ik heb rode kool met appeltjes voor je gekookt, je baby verschoond, je T-shirts gewassen. Igor heeft oorbellen voor je gekocht, je in de rondte gezwierd totdat de meubels op hun kant lagen, je op zijn manier op handen gedragen, een half miljoen kopjes koffie voor je gezet. Wat hebben we je misdaan?

Het is niet te verkroppen.

Vond Lisa hem toch te min? Alsof het meisje zelf tot meer in staat is dan een baantje in een Surinaams eethuisje van niks.

Ze pakt de telefoon en legt hem weer neer. Wat ergerlijk dat ze Lisa’s mobiele nummer niet heeft. Het leek nooit nodig. Ze heeft geen zin om een van die ouders aan de lijn te krijgen. ‘O, dus u bent degene die onze dochter en ons kleinkind maandenlang bij zich heeft gehouden, in plaats van ze naar huis terug te sturen.’

Ze bestudeert voor de duizendste keer het briefje. ‘WIE HEEFT ONZE DOCHTER LISA GEZIEN? ZIJ HEEFT IN JUNI BIJ DIT FILIAAL VAN AH DE DAKLOZENKRANT VERKOCHT. SEDERTDIEN…’ Lisa’s ouders hebben logisch nagedacht. Weglopers belanden meestal niet op de Mookerheide, die duiken onder in de anonimiteit van Amsterdam. Stel dat hun dochter zich daar inderdaad zou bevinden, zou zij dan wellicht in haar levensonderhoud voorzien door de daklozenkrant te verkopen? Zo ja, dan zou er gemakkelijk achter haar standplaats te komen moeten zijn. Kleine moeite, in feite. Een moeite die iedereen zou kunnen doen. En staat onze Lisa niet meer waar ze hoort te staan, dan hangen we op die plek een oproep op. Dat doen mensen zelfs al als ze een huisdier kwijt zijn, dan plakken ze hele lantaarnpalen vol. ‘WIE HEEFT ONZE JOLIE GEZIEN? PAS OP, ZIJ IS GEEN KATJE OM ZONDER HANDSCHOENEN AAN TE PAKKEN.’

Ze denkt: Niet wéér.

Bevend van woede legt ze het briefje terug op de televisie. Ze schopt haar slippers uit en stampt haar voeten in haar laarzen, gelijktijdig een jas omslaand. Iedereen trekt hier maar zonder nadere uitleg de deur achter zich dicht en zij zit er telkens werkeloos bij, soms wel een kwarteeuw lang. Maar nu is het uit. Lisa kan de pot op, die zit veilig thuis.

Op het Waterlooplein is een supermarkt die op zondag open is en waar op het bordes vaak een verkoper van de daklozenkrant staat. Wat een stelletje provincialen met een legbatterij kan, kan zij ook.

Misschien vindt Jolie het fantastisch als zij opeens opduikt. Is ze hondsblij met een poging tot toenadering. Dat zie je nou maar net aan Lisa. De daklozenkrant is weliswaar niet meer dan een schot voor de boeg, maar ze zal ergens moeten beginnen. Het telefoonnummer van de organisatie staat er natuurlijk in. En als ze daar nog nooit van Jolie hebben gehoord, is er altijd nog het hele lijstje suggesties van Stanley. Ze zal iedere steen omkeren. Nu gaat ze doorzetten ook.

Na de etage met de gordijnen van gebleekte katoen, het poppenhuis en het hobbelpaard was er een souterrain gekomen, daarna een halve woning met een balkon op het noorden, en toen hadden ze eindelijk genoeg punten bij elkaar voor een nagelnieuwe driekamerflat. Jolie zou over een paar maanden naar de middelbare school gaan. Ze keken er allebei met een mengeling van hoop en vrees naar uit. Zou het een verbetering betekenen?

Nauwlettend had zij er altijd voor gezorgd dat Jolies kleren niet uit de toon vielen, dat haar haar net zo zat als dat van haar klasgenootjes, dat haar fiets, haar tas en al haar overige spullen van het juiste merk waren. Als model verdiende ze zwart, ze hoefde niet op een paar centen te kijken.

Het was niet zo dat haar dochter het mikpunt was, maar geliefd was ze evenmin. Ze hing er altijd maar zo’n beetje bij. Ze was een meisje als alle anderen, niet mooier of lelijker, niet stuitend dom of irritant slim, zelfs de manier waarop ze soms op haar haarpunten kauwde, was standaard: er was niets aan haar dat eruit sprong of opviel en daarmee een verklaring bood voor het feit dat niemand haar ooit zag staan. Nou ja, op één ding na dan. Ze kon zo ongelukkig kijken, ze had iets van een geslagen hond. Het gaf haar iets stiekems. Dat was al zo geweest toen ze vier was, twee was, in de wieg lag. Dat shit-eczeem ook. Hoe lang kon iemand schade ondervinden van iets wat al jaren en jaren achter haar lag? Haar huid was nu parelend, stralend. Geen jeugdpuistje in zicht.

‘Doe eens blij, Jolie. En zeg eens wat.’

Er kwamen weleens mannen over de vloer, grappige mannen, lekkere mannen, soms zelfs lieve mannen, maar wat haar betrof nooit serieus. Met Zappo en Eland en Hank met een a en hoe heetten ze allemaal, had ze meer dan genoeg gehad. Maar soms kwam het wel uit om even een man in huis te hebben, met de blik van de buitenstaander.

‘Hoe vind jij Jolie nou?’

‘Leuke meid. Kun je trots op zijn. En toch goede cijfers ook?’

Bleek van de zenuwen ging Jolie op de eerste schooldag van huis. Met kromme schouders fietste ze de straat uit, als een soldaat die naar het front wordt gestuurd.

Weken van ingehouden adem volgden. Bedrogen de tekenen of… Jawel, op haar nieuwe school bloeide Jolie zienderogen op. Nee maar! Een klein mensenleven van gebeden verhoord. Blossen op haar wangen, lichtjes in haar ogen. Er kwam iets energieks en doelgerichts over haar. Ze liep met rechtere rug, met steviger passen. Nettie zag voor zich hoe ze eindelijk onderdeel was van een groepje kwebbelende meiden, tas op de heup, roddelend, lachend, zorgeloos. Ja, voor het eerst leek haar dochter onbezorgd. Zingend stapte ze ’s ochtends op haar fiets. Het kind dat nooit wilde praten, begon eigenwijze opmerkingen te maken. Ze werd beslist gevat en ging steeds brutalere antwoorden geven, dat kon wel wat minder. Ze kwam later en later thuis, ze gooide met de pet naar haar huiswerk, op haar kamer stond het raam meestal verdacht wijd open en jongens die Dave en Steef heetten en die drie klassen hoger zaten, waren nog haar enige onderwerp van gesprek.

Dave en Steef hoefden niet al om tien uur thuis te zijn. Dave en Steef mochten wél dit of dat, en ook nog eens zus én zo, en rookten natuurlijk ook. Dave en Steef hadden allebei een brommer en de oogopslag van James Dean. Dave en Steef rolden in het geld, van krantenwijk en vakken vullen, zeiden ze eerst. ‘Spring maar achterop,’ riepen ze tegen Jolie, en alle andere meisjes hadden het nakijken, zelfs de mooisten maakten bij Dave en Steef geen kans. Uitverkoren Jolie!

Wat te doen? De pret bederven? Ondenkbaar. Het eerst nog maar even aanzien dan maar, met hier en daar een terloopse waarschuwing. Misschien was het gewoon een kwestie van wennen, een kind dat populair was. Het waren alleen maar haar eigen hang-ups die veroorzaakten dat ze beducht was voor misbruik. In feite moest ze Dave en Steef juist dankbaar zijn dat die zoveel werk van haar dochter maakten.

Als een spons zoog Jolie het allemaal op. Was het al die zalige aandacht die haar zo licht in het hoofd had gemaakt dat ze op een avond zwalkend en struikelend thuiskwam? ‘Eén blikje bier maar. Doe nou niet zo truttig, mama.’

Pubers moesten experimenteren. Pubers moesten zich afzetten.

‘Als jij mijn zakgeld niet verhoogt, dan doe ik het zelf wel.’ Pal onder haar neus een tientje uit haar portemonnee. Zegeningen tellen, Nettie. Ze jatte in elk geval niet in het geniep. Zeg nou niet dat je soms bijna terugverlangt naar de futloosheid van weleer. Zeg het in elk geval niet hardop.

Dave en Steef vonden regels iets voor sukkels. Dave en Steef geloofden niet in het nut van diploma’s, ze waren niet bekrompen op het gebied van mijn en dijn of vies van een jointje, een pilletje of een paddootje. Ze waren nog maar de eersten in een lange, lange rij van jongens die Jolie het hoofd op hol zouden brengen. Er zou een tijd komen dat haar moeder haast met heimwee terugdacht aan de relatieve onschuld van Dave en Steef.

En dan zou er een voogd van de kinderbescherming aan te pas moeten komen. Dat zou weinig uithalen. Jolie zou niet zitten te wachten op een uilig wezen met dof hennahaar dat haar de les kwam lezen. Jolie zou tegen die tijd de smaak van het leven grondig te pakken hebben. Of van wat zij zou denken dat het leven was. Gezien worden. Door wie dan ook. Met welke gevolgen dan ook.

O wee. Je houdt van je kind. Al haalt ze het bloed onder je nagels vandaan, al is ze een nagel aan je doodskist, een molensteen om je nek, al steelt ze, liegt ze, bedriegt ze, gebruikt ze, je blijft het goede in haar zien en het beste met haar voorhebben. Maar het is en het blijft eenrichtingsverkeer, zo zit de natuur in elkaar: zelfs de allergrootste weerzin die je incidenteel voor je dochter kunt voelen, is nog altijd duizendmaal tederder dan de afkeer die zij soms ervaart wanneer ze alleen maar naar je kijkt.