250 gram krenten

Iedere dag leutert Lisa hem tussen de middag in het plantsoen bij de vijver de oren van het hoofd terwijl ze de helft van zijn brood opeet. Bij alles wat ze zegt, gebaart ze met haar handen. Ze hakt de lucht in stukken, ze graait om zich heen. Soms ook springt ze ineens op om iemand die er niet is een karateslag te geven. Stilzitten is niets voor haar. ‘Daarom ben ik zo mager,’ zegt ze. ‘Jij zou ook wat meer moeten bewegen. Het is maar goed dat ik die boterhammen voor je opeet, want je bent echt net een wandelende pudding.’ Ze lacht uitgelaten.

Hij vindt het geen leuke grap. De volgende dag blijft hij in de pauze binnen. Hoeft hij zijn brood tenminste ook niet te delen. De hele middag werkt hij als een paard. ‘Wat heb jij een energie vandaag,’ zegt Jasper terwijl hij een balpen uit de zak van zijn overhemd haalt en iets op zijn clipboard noteert.

Maar als hij om kwart over vier naar buiten komt, staat ze bij de deur op hem te wachten, van het ene been op het andere springend. Ze hoort hier helemaal niet. Straks wil ze nog dat hij haar de stacaravans laat zien.

‘Het busje gaat zo,’ zegt hij zenuwachtig. Hij wijst naar Frans, die al klaarstaat aan de overkant.

‘Hier, speciaal voor jou.’ Ze drukt hem iets in de hand, terwijl ze gelijktijdig op haar fladderige manier op haar tenen omhoogwipt en hem een kus op zijn wang geeft. ‘Tot morgen, hè?’ Dan rent ze weg.

Hij voelt aan zijn wang. Langzaam steekt hij de straat over en stapt in het busje.

‘Zo Igor,’ zegt Frans, ‘wat zie ik nou? Heb je een meisje?’

Hij weet niet wat hij moet zeggen.

‘Hoe heet ze?’

‘Lisa.’

‘Mooie naam. Leuke griet. Dat heb je goed voor mekaar.’

Hij voelt zich al wat beter.

‘Gefeliciteerd, man.’

Hij heeft dus een meisje. Hij doet zijn hand open. Ze heeft hem een plastic smurf gegeven, blauw met een witte muts op.

‘Spaar jij die?’ vraagt Frans. ‘Anders wil ik hem wel hebben. Scheelt weer vijftien piek aan boodschappen bij Appie. Door die kutactie zet mijn vrouw geen voet meer in de Lidl.’

‘Kreeg ik van Lisa.’

‘Nee, dan moet je hem natuurlijk zelf houden. Heb je haar ouders al ontmoet?’

Altijd weer die stomme vragen. Hoe kan hij Lisa’s ouders nou hebben ontmoet? Die wonen niet eens in de stad. En al woonden ze er wel, Lisa wil ze nooit meer zien. Achterlijke boeren, zegt ze. Bekrompen plattelanders. Alleen maar in de weer met hun kippen. Ze hebben vast nog niet eens in de gaten dat Lisa allang niet meer als kraamhulp werkt. Ze denken dat zij na haar ongeluk gewoon bij haar duffe collega in de Bijlmer is blijven wonen. Ze kunnen nooit bij hun kippen weg om te checken hoe het met haar gaat of waar ze uithangt. Ze vinden hun kippen belangrijker dan hun eigen dochter. Als Lisa terug zou moeten naar die legbatterij, dan ging ze dood. Helemaal dood.

‘Jij bent een spekkoper, Igor.’

‘Ja,’ zegt hij opgetogen, ‘en ze kan een kip nadoen, Frans. Echt lachen.’

Op zijn kamer zet hij de smurf in de vensterbank. Lisa heeft nooit een eigen kamer gehad. Die moest met haar twee zusjes op zolder slapen. Hij is blij dat hij wel een eigen kamer heeft, met een eigen vensterbank en een eigen bed en nu een eigen smurf. Hij is ook blij dat hij geen zusjes heeft. Stel dat je drie keer Lisa om je heen had, dan werd je toch helemaal gestoord, al kan zij het natuurlijk niet helpen dat ze zo druk is.

Zou ze zelf weten dat ze zijn meisje is?

Ze lijkt hem er slim genoeg voor.

Hij zet zijn ploppen naast elkaar op het bed en kijkt er een tijdje naar. Het klopt nog niet helemaal. Hij pakt de smurf uit de vensterbank en drukt die bij een plop op schoot: Lisa met een van die baby’tjes van haar. Ze lijkt Bobbie wel. Misschien hoort dat zo, dat meisjes baby’s leuk vinden.

Door zijn oogharen bestudeert hij het ploppengezin. Het zit er gezellig bij. Er komt maar één woord bij hem op. Spekkopers.

Zijn oma roept hem voor het eten.

Tachinopitta. Dat is Grieks voor pindakaastaart met krenten. ‘Nog even en ik weet van gekkigheid niet meer wat ik zal maken,’ zegt ze. ‘Niet dat het er iets toe doet, maar ik ben hier twee uur mee bezig geweest.’ Het klinkt alsof er een bui op komst is en ze onder een deken wil.

Hij gaat zitten en begint te eten.

‘Doe je mond eens open, Igor. Zeg eens wat.’

In zijn hoofd komt een bromtol op gang. ‘Nee. Ik ben een stil water.’

Haar ogen worden wijd.

‘Wel zo rustig.’

Ze legt haar vork neer. Dan zegt ze: ‘Dat is waar, ja.’

Ze eet weer verder. Maar haar bord blijft vol. Ze zit ook zo te treuzelen en ze neemt telkens een slokje water. Het is niet eerlijk dat hij moet toezien hoe iemand zo sloom zit te eten. En dan ook nog na iedere hap haar mond afvegen met een papieren servetje. Ze heeft voor die servetjes een speciaal houdertje gekocht. Kutactie.

Na een hele tijd zegt ze: ‘Allemaal goed en wel, maar het leven is méér dan telkens weer een nieuw recept.’ Abrupt staat ze op en neemt zijn lege bord weg. Met haar rug naar hem toe spoelt ze het af onder de kraan. Boven het gespetter uit vraagt ze: ‘Wat herinner jij je van je moeder, Igor?’

Hij pakt vlug een stukje taart van haar bord en propt het in zijn mond.

Ze draait zich om. ‘Ik vroeg je wat. Heb je herinneringen aan haar? Je was nog zo klein.’ Ze komt naar hem toe en legt een natte hand op zijn arm. ‘Ik wil haar gaan opsporen. Wat zou je daarvan vinden?’

Hij heeft nog nooit ergens een moeder voor nodig gehad. En als je Theo van Aartje hoorde over Aartjes moeder, of nu weer Lisa over de hare…

‘Nu kan ik het nog met haar bijleggen,’ zegt zijn oma. ‘Ik heb het eeuwige leven niet. Ik had er natuurlijk al veel eerder werk van moeten maken. Nu kunnen we nog… en ze vindt het vast ook fijn om te zien wat een grote zoon… je zou haar een keer kunnen meenemen naar je werk.’ Hoopvol kijkt ze hem aan.

Eigen erwten en pluizen eerst, zegt Jasper altijd. Wij fiksen het hier met mekaar en onder mekaar, mensen. Jasper moet vast en zeker geen pottenkijkende moeders over de vloer die geen verstand hebben van dakoverstek en sierstrippen. Bij Jasper hoef je daar niet mee aan te komen.

Lisa zit al op het bankje in de zon. In plaats van haar spijkerbroek draagt ze vandaag een kort denim rokje, waar haar blote benen wit en mager onder uitsteken. Ze heeft schoenen met dikke plateauzolen aan. ‘Ik lijk wel een paard,’ zegt ze uitgelaten ter begroeting terwijl ze met een voet in de lucht schopt. ‘Het paard van Sinterklaas.’

Hij ziet het verband niet. Verlegen gaat hij naast haar zitten. Misschien kan zij hem nog wat meer over moeders vertellen. Of je er ergens toch nog wat aan hebt, of zo.

‘Vond je mijn smurf leuk?’ Er zitten zwarte klontjes aan haar wimpers. Haar ogen lijken nog groter dan anders.

Hij knikt.

‘Ja, dat dacht ik wel. Wij hebben volgens mij precies dezelfde smaak. Wij begrijpen elkaar tenminste.’

Hij vergeet wat hij wilde vragen. Zijn hart begint te bonken. Hiervoor heeft hij nou lang geleden zijn geheime testvraag bedacht. Hiervoor! Je moet de mensen niet zomaar op hun woord vertrouwen. Je moet ze eerst testen. Van opwinding slaat zijn stem over: ‘Een giraffe. Weet jij wat dat is?’

Ze slaat haar bleke benen over elkaar en wipt met haar ene voet. ‘Ik heb heus wel biologie gehad, hoor. Een giraffe is zo’n lange paal met vlekken en een knik erin.’ Dan springt ze op. ‘Ga eens staan? Even meten. Met deze hoeven ben ik vast bijna net zo groot als jij.’

Hij gaat staan. Een paal met vlekken en een knik erin, daar moet hij over nadenken.

Ze drukt zich tegen hem aan. Zijn buik zit ertussen, maar er valt toch niks te voelen, want ze is een en al bot. Niet echt wat je je bij een meisje voorstelt. Haar groene kruin reikt niet eens tot aan zijn kin. Ze zegt iets tegen zijn overhemd. Dan komen haar armen omhoog en belanden om zijn nek. ‘Toe nou. Zwier me eens rond.’

Bevreemd pakt hij haar om haar middel. Hij tilt haar zonder moeite van de grond. En nu?

‘Draaien, je moet draaien!’

Hij draait om zijn eigen as, haar met gestrekte armen van zich afhoudend.

‘Wiiiii!’ gilt ze. ‘Harder!’

Hij verplaatst zijn voeten nog sneller. De vijver en de straat en de vijver en de straat wervelen voorbij. Haar shirtje bolt op. Ze giert het uit. En op hetzelfde moment schieten haar armen los en hij houdt haar niet meer en ze wordt uit zijn greep weggeslingerd alsof ze een propje papier is. Met een doffe bons komt ze in het gras terecht.

Zijn eigen hoofd voelt opeens ook magnetisch aan.

Maar ze krabbelt al overeind. Er zitten groene vegen op haar rokje en haar benen. ‘Deze kende ik nog niet,’ zegt ze hijgend. ‘Jij bent echt sterk, jij.’

Hij veegt zijn handen af aan zijn broek. Hij gaat weer op het bankje zitten.

‘Daar houden baby’s ook zo van. Ja, niet van dat gooien-smijtwerk, maar ze vinden het wel leuk om te denken dat ze kunnen vliegen.’ Ze spreidt haar armen en laat ze wapperen.

Hij moet lachen. ‘Maar het zijn eerst toch vissen?’

Ze staat stil. ‘Hoe kom je nou aan die onzin?’

‘Voordat ze baby’s worden.’

Ze verzinkt in gedachten, de armen slap langs haar lichaam. Op haar gezicht trekken allerlei uitdrukkingen voorbij. Ze haalt haar handen door haar haar, zodat het weer recht overeind staat. ‘Hé, Ieg. Ik zie er toch best wel tegenop om op straat te gaan pitten. Er lopen van die rare gasten rond. Kan ik niet een tijdje bij jou wonen? Ik neem echt niet veel ruimte in beslag. En dan kan ik mijn spullen ook mooi bij jou laten. In de opvang jatten ze bij het leven. Eerst had ik vier tassen vol, nou nog maar eentje. Straks heb ik niks meer. Of anders verdwijnen mijn kleren wel bij de wasserette. Kan ik ze beter bij jou wassen.’

Ongerust vraagt hij: ‘Moet je dan op mijn kamer?’

‘Ik kan ook wel op de bank, hoor. Zo.’ Ze laat zich in het gras neervallen en strekt zich uit op haar rug, de handen over haar borst gevouwen. Even ligt ze doodstil. Ze is zo mager dat de botten waarop haar rokje rust, zichtbaar zijn. Net een fietsstuur. ‘Zie je? Je zult heus geen last van me hebben.’

Dat vindt zijn oma nooit goed.

‘Toe nou, Iegie. Ik zal wel afwassen en zo. Ik weet alles van hygiëne. Dat heb ik op mijn opleiding gehad.’

We zijn op de wereld om elkaar te helpen, maat. Maar iemand die gelooft dat baby’s eerst vogels zijn, is niet goed wijs. Zo wordt het nooit wat met Lisa. Was Bobbie er nog maar, die had er tenminste echt verstand van. Zij zou Lisa binnen twee minuten kunnen uitleggen dat baby’s beginnen als vissen. Alleen zit Bobbie helemaal in Bij de Sluis. En op hetzelfde moment krijgt hij een idee dat zijn hoofd zowat uitpuilt.

Lisa boft maar dat ze zijn meisje is. Hij heeft nog nooit zo’n retegoed plan gehad. Het lost alles in één klap op.