Plumpudding voor Igor
Terwijl haar hoofd bonkt van ontreddering, knoopt ze de plumpudding in een theedoek en legt het pakketje in een pan kokend water. Dat Igor denkt dat hij zomaar bij zijn stacaravans weg kan gaan, levert al genoeg problemen op, bij de rest van zijn plannen weigert ze eenvoudig stil te staan.
Ze ruimt de keuken op. Uit de borrelende pan begint een kostelijk aroma op te stijgen. Een gevoel van grenzeloze verspilling maakt zich van haar meester. Verspilde tijd, verspilde moeite, verspilde ingrediënten. Plumpudding voor Igor! Met een bord pap met een dikke laag suiker eroverheen zou hij even tevreden zijn. En zo is ze weer terug bij af. Iedere dag zal dezelfde verspilling brengen, en iedere dag zal ook voor het overige hetzelfde zijn. Ze zal ’s ochtends de lange betegelde trap naar de wc’s afdalen en haar jasschort aantrekken. Ze zal potten chloren, vloeren dweilen, zeepcontainers bijvullen en wc-rollen ophangen. Daar is ze tot haar laatste snik toe veroordeeld. Wat zou ze anders moeten?
Het deksel begint te klepperen en automatisch legt ze het schuin op de pan. Als de plumpudding over een paar weken kan worden aangesneden, zal ze er vanillesaus met eieren en rum bij maken. Of anders een saus met… Een krankzinnige gedachte welt in haar op. Maar is deze wel zo krankzinnig? Als zelfs Igor plannen kan smeden, dan kan zij dat toch ook?
Ze hoort de voordeur in het slot vallen. Met een opgetogen gezicht komt hij de keuken binnen, een aluminium koffer voor zich uit rollend. ‘Honderdelf euro,’ zegt hij. ‘Er zat precies genoeg geld in je portemonnee. Hij heeft een cijferslot en twee pennenvakjes.’
Waarom bedenkt ze dit nu pas? Wat een sukkel is ze al die tijd geweest. Jarenlang heeft ze haar enige talent onbenut gelaten. Hardop zegt ze: ‘En ik dacht nog wel dat ik de verstandigste hier in huis was. Maar als iemand-jeweetwel al beweert dat hij een nieuw leven kan beginnen, dan kan…’
‘Nee, dat was ik.’
‘… dan kan ik toch zeker wel besluiten dat ik lang genoeg onder de grond heb gezeten? Ik moet met Fenny praten.’
Ze kookt iedereen onder de tafel. Ze zou zo in een restaurant terechtkunnen. Ze ziet al een menukaart voor zich met NETTIES BANANASPLIT of NETTIES PINDAROTSJESPARFAIT erop. Of ze zou een kookboek kunnen schrijven. Of ze begint een patisserie. Nee, een toetjes-en-taartenbestellijn. Netties Vliegende Schotel. Ze kan ook in de catering gaan. Of lesgeven aan een kookschool. Of zelf een cursus desserts opzetten.
Weet je nog, Lisa, dat ik je vertelde dat ik er als model tenminste voor werd betaald als ik me uitkleedde? Waarom zou die aanpak niet voor herhaling vatbaar zijn?
‘Als Stanley dit hoort!’ roept ze uit. Nu ze toch bezig is, lijkt het haar beslist niet onmogelijk dat hij ook weleens toe is aan iets anders dan die morsige toko. Een eethuisje met een terras. Mensen onder parasols die van zijn spekkoek en haar bellinisorbets genieten.
‘Ik ga inpakken,’ zegt Igor.
Overdonderd loopt ze achter hem aan. Ze blijft in de deuropening staan en kijkt sprakeloos toe hoe hij voortvarend overhemden opvouwt en in de koffer stopt. In haar hoofd komt een dof gebrom op gang dat korte metten maakt met al haar andere gedachten. Igor op eigen benen. Het is altijd haar droom geweest, maar op deze manier zal het hem niet lukken. Ze zal een spaak in het wiel moeten steken. Hij zal haar er bitter om haten.
‘Misschien moeten we Bobbies familie eerst even bellen,’ zegt ze.
‘Dan is het geen verrassing meer.’
‘Nee, maar sommige dingen zijn juist beter als ze geen verrassing zijn.’
‘Jij snapt ook nooit wat. Jij snapt niet eens… Jij snapt niet eens hoe de geiser werkt!’
Ze ziet haar kans schoon. ‘De wasemkap snap ik ook niet. Zelfs de broodrooster snap ik niet. Dus hoe moet dat nou als er iets stukgaat en jij er niet bent?’
Er komt een onzekere trek op zijn gezicht. Hij knoedelt een paar sokken in elkaar, legt ze in de koffer en haalt ze er weer uit. ‘Het moet wel netjes, maat,’ zegt hij gespannen tegen zichzelf.
‘Ik kan echt niet zonder je. Dat weet je toch?’ Ze loopt op hem af en roffelt zachtjes op zijn borst. ‘Igor, mijn held.’ God, wat is ze gemeen.
Kleur stijgt naar zijn wangen. Hij begint met zijn hoofd te zwiepen.
Het is alsof ze hem weer voor het eerst ziet, als het kleine jongetje van toen, dat van het minste of geringste overstuur raakte en zijn verhitte bolletje lukraak ergens in haar lichaam boorde, vertrouwend op haar troost, op haar allesomvattende wijsheid.
Ik meen het niet, wil ze zeggen. Ik snap de broodrooster best, Igor, ik zei maar wat. ‘En trouwens, wat doen we met je spijkerbroek die in de was is? Die kan niet mee.’
‘Maar dan klopt het niet!’
‘Nee. Daar heb je helemaal gelijk in.’
‘Het moet kloppen. Anders is het niet goed.’
‘Ja. Dus hoe lossen we dat op? Wacht, ik moet even naar je plumpudding kijken.’ In de keuken heeft de plumpudding nog ruim drie uur koken voor de boeg. Ze gaat in de huiskamer op de bank zitten en vouwt de handen in haar schoot. Ze heeft haar zaad gezaaid: Igors vrolijke plan is een mijnenveld geworden, een hordeloop vol onneembare obstakels, een opgave die zijn macht ver te boven gaat.
Dus zo, Nettie, verdienen we een stoel in de hemel?
Na een halfuur komt hij met hangend hoofd zijn kamer uit. Verslagen vraagt hij: ‘Hoe merk je of je een bui krijgt, oma?’
Haar hart gaat naar hem uit, maar wat heeft hij daaraan? ‘Dan wil je alleen nog maar onder een deken, om nergens over na te hoeven denken. Morgen is Bobbie ook nog in Bij de Sluis, Igor. En overmorgen ook. Zelfs volgende week nog. Op Bobbie kun je altijd rekenen. Dus laat die koffer gewoon maar even staan. We lossen het wel op.’
Hij gaat naast haar zitten. ‘Hij was honderdelf euro,’ zegt hij treurig.
‘Toch fijn dat we hem hebben. Vind je niet? Kunnen we samen een keer op vakantie. Maar zal ik even een deken voor je pakken?’
Hij knikt.
Uit haar slaapkamer haalt ze een plaid, die ze om zijn schouders slaat. Ze wil haar hand door zijn haar halen, maar ze weet zich te beheersen.
‘Is het wel goed zo?’ vraagt hij argwanend. ‘Ik denk dat mijn hoofd er ook onder moet.’
‘Tja, het is jouw bui, hoor.’
Hij verdwijnt onder de plaid. Hij zit roerloos.
Zij ook. Ze denkt: Soms wil je zus, soms wil je zo. Dat vat het hele leven samen. Meer komt er in feite niet bij kijken.
Buiten klinkt het geknetter van voortijdig afgestoken rotjes. Sommige mensen hebben haast om een punt achter het oude jaar te zetten. De komende nachten zullen naar kruit en zwavel ruiken, een gevaarlijke, opzwepende lucht.
‘Oma,’ zegt Igor. Hij zit rechtop, de plaid is van zijn schouders gegleden, zijn ogen fonkelen. ‘Ik heb zo’n retegoed idee. Je kunt Stanley toch bellen als er iets stukgaat?’