1 dl stroop
‘Nettie?’ zegt Stanley verbaasd terwijl hij twee roti’s bij klanten op tafel zet.
‘Ik kom vandaag in Lisa’s plaats. Ze is niet lekker.’
‘Maar je hebt zelf toch al de hele dag gewerkt?’
‘Ik wilde jou niet opeens zonder hulp laten zitten. Zeg maar wat ik moet doen.’
Hij veegt zijn handen af aan de vettige theedoek die over zijn schouder is geslagen. ‘Naar huis gaan.’ Met een brede glimlach spreidt hij zijn armen.
Zwak zegt ze: ‘Ik doe het graag, hoor.’
‘Jij gaat niet voor mij lopen sloven, jij.’
‘Ben ik dat hele eind dan voor niets gekomen?’
Hij loopt langs haar en stapt achter de counter, waarvan hij het luikje als een slagboom dichtslaat. ‘Nee, want je krijgt een lekkere kopje koffie van me.’ Hij draait zich om naar het espressoapparaat.
Met het gevoel dat hij dwars door haar heen kan kijken, gaat ze op een kruk zitten. Een mens maakt wat mee. En gaat niettemin maar door. Wat voor gênants zal ze nu weer eens verzinnen? Ze bestudeert Stanleys achterhoofd. Hij begint op zijn kruin een kale plek te krijgen. Iemand om samen oud mee te worden, misschien draait het daar allemaal wel om. ‘Nu Igor Lisa heeft,’ begint ze.
Hij zet een koffie voor haar neer. ‘Heb jij eindelijk je handen vrij. Al plannen?’
O nee, niet weer. Nu moet ze natuurlijk van hem gaan reizen. Of Italiaans leren. Beschouwt hij haar nou als iemand met volop onontgonnen mogelijkheden, of als een slome duikelaar die voortdurend moet worden opgejut?
Hij opent de oven en schuift er een bakplaat in. ‘Tijd voor nieuwe projecten, Nettie.’
‘Ik ben op zoek naar mijn dochter. Dat is ook nogal een project. Je weet wel, Igors moeder, Jolie. Heb ik je toch weleens over verteld?’ Maar wacht nou eens even, had ze eigenlijk niet al half en half besloten van haar speurtocht af te zien?
Behendig begint hij een handvol gekookte eieren in plakjes te snijden. ‘Ben je al bij de recherche geweest? En wat je ook kan checken: incassobureaus. Of de verslavingszorg. Of de daklozenkrant. Of de opvang van het Leger des Heils, natuurlijk. En je hebt tegenwoordig toch die Weglooplijn? En dat televisieprogramma, kom, Vermist. En anders…’
‘Stanley!’ roept iemand. ‘Heb je nog bojo?’
Hij loopt naar de andere kant van de counter om een stuk cake af te snijden. ‘Komt eraan!’
Ze zit hier alweer alleen maar in de weg. En dan schudt hij binnen twee tellen nog allerlei concrete actiepunten uit zijn mouw ook. Ze neemt een slok koffie. Op het schoteltje heeft hij twee suikerklontjes en een cupje melk gelegd. Hij weet niet eens dat ze haar koffie zwart en ongezoet drinkt.
Met op zijn arm een paar leeggegeten borden schuift hij weer achter de counter. Terwijl hij die afschraapt, vraagt hij: ‘Hoe lang geleden is het nou, goedoe? Wanneer heb je haar voor het laatst gezien?’
‘Toen Igor vijf was. Maar eigenlijk…’
‘Misschien is ze wel van hem weggelopen, en niet van jou. Een kind zoals Igor is best een opgave.’ Ontwapenend lacht hij naar haar. Dan zet hij de borden in de afwasmachine, duwt die met zijn heup dicht en gaat verder met de eieren.
Met een geknepen stem vervolgt ze: ‘Maar ze was er op haar zestiende al vandoor, hoor, nog voordat ze hem had. De enige keer dat ik haar daarna nog heb gezien, was toen Igor, toen Igor bij mij kwam wonen.’ Ze moet zich schrap zetten, ze drijft haar nagels in haar handpalmen, maar het helpt niet, ze ziet Jolies bliksemende ogen weer voor zich, en instinctief deinst ze achteruit om te voorkomen dat haar dochter haar weer in het gezicht spuwt.
‘Dat is een hele tijd.’
Bijna een kwarteeuw. Wat heeft ze met de jaren gedaan? Gewoon van de ene dag in de andere geleefd, zoals iedereen. Het lijkt opeens bespottelijk. ‘Eerst dacht ik dat ze wel zou bijdraaien. Op haar leeftijd was ik net zo’n eigenwijs stuk vreten, maar ik haalde bakzeil. Dus ik nam aan dat zij ook…’ Haar wangen beginnen te gloeien. ‘En aan de kinderbescherming had ik helemaal niets. Die zaten er zogenaamd allang bovenop, omdat Jolie zo vaak met de politie in aanraking was geweest. Maar ze kwamen er pas na een hele tijd achter waar ze uithing en met wie, en trouwens, zolang zij geen contact met mij wilde, was daarmee de kous af. Pas toen Igor er helemaal verwaarloosd bij liep, kon ik komen opdraven. En toen was Jolie al meerderjarig.’
Hij denkt na. Zachtzinnig zegt hij: ‘Het verleden is een ver land, zei wijlen mijn oude moeder altijd. Ze doen daar aan andere dingen. Dus verwacht er niet te veel van.’
Daar valt weinig op terug te zeggen. Ze pakt haar tas. ‘Dankjewel voor de koffie.’
‘Groetjes thuis. En beterschap voor Lisa. Komt ze van de week nog, denk je?’
‘Anders bellen we wel even.’ Wat ze nu dus ook beter had kunnen doen. Kwaad op zichzelf staat ze al op als hij ineens langs zijn neus weg opmerkt: ‘Dat meisje is geen blijvertje, Nettie. Let op, zulke meisjes zijn niet wat ze lijken.’
Onaardig zegt ze: ‘Zo. Het orakel van de toko spreekt.’
Het lijkt hem niet te raken. Terwijl hij peterselie over de eieren knipt, zegt hij: ‘Ze wil naar huis, Nettie. Die meisjes zoals zij willen allemaal maar één ding. Ze willen naar huis, naar hun mama.’
‘Welnee. En net zei je trouwens heel wat anders!’
‘Maar toen ging het toch niet over dezelfde meisje? Niet over dezelfde persoon?’
Op weg naar huis voelt ze zich rillerig. De zomer is over het hoogtepunt heen, ’s avonds hangt er al iets herfstigs en vochtigs in de lucht. De dagen worden alweer korter. Drie keer zuchten en het is Kerstmis: de hele retirade vol kaarsen en Fenny in de weer met hulst. Met een beetje geluk krijgt Bobbie dan haar eerste pak sneeuw. Lisa zal wanten voor haar nodig hebben, een muts, een slee. Zodra het vriest, zal Igor willen schaatsen. Hij is een verbazend goede schaatser. En vervolgens zullen de sloten en de grachten weer ontdooien, en zul je zelfs in de stad kunnen ruiken dat het voorjaar in aantocht is, en voordat je het weet, staat de paashaas voor de deur. Vroeger leek alles minder snel te gaan, langer te duren, beter te beklijven. Nu is er geen houden meer aan. Je bent nog maar net aan een nieuwe ronde begonnen, of de volgende kondigt zich al aan, alles stapelt zich onstuitbaar op. Steeds meer verleden en steeds minder tijd om het eens grondig tegen het licht te houden.
Door met Stanley over Jolie te praten heeft ze iets ontketend, dat voelt ze op een duistere, maar onmiskenbare wijze. Iets wat zich nu dreigend opricht, als een groot, donker dier dat zich met gapende kaken verheft uit zijn winterslaap. Wat kan alles door je eigen toedoen ingewikkeld worden.
Je maakt het zelf alleen maar erger. Was dat ook niet haar eeuwige waarschuwing aan Jolie geweest?
Altijd dat gekrab. Tegen de tijd dat Jolie naar groep één moest, zat niet alleen haar hals onder het eczeem, maar ook haar schouders en haar rug. Ze praatte nog steeds niet goed, ze zei alleen het hoognodige. ‘Zo’n jeuk.’ Stad en land had ze met haar afgelopen. Zalf hier, crème daar, smeersel zus, lotion zo, niets hielp, of slechts tijdelijk. De huid schoon en heel houden. Natte doeken tegen de jeuk. Zout door het badwater. Melk door het badwater. Huidproblemen duiden op contactangst, zei de een. Eczeem is een vorm van zelfhaat, zei de ander. Door te krabben, zei de derde, verhardt men de huid en op die manier probeert een kind zich te pantseren als het zich onveilig voelt.
Onveilig? Met zoveel mensen om haar heen, een heel kraakpand vol?
De handjes iedere avond in stevig dichtgetapete wanten. Midden in de nacht een krijsende Jolie, vuurrood en bezweet, van de jeuk met haar kop tegen de muur bonkend. Je eigen lichaam ging er van top tot teen van schuren. Dat ellendige, loodzware, machteloze gevoel. Niets voor haar te kunnen doen. En zo’n hartverscheurend gezicht, altijd korstjes, altijd schilfers of juist vochtige blaasjes.
Meer in de zon? Nee, in de schaduw juist.
Jolie die zich een hele middag in een kast had verstopt en daar haar rug met een vork had zitten bewerken. Overal bloed. Weer ontsmetten, weer een snerpende huilbui. De huid schoon en heel houden.
‘Nee, het is niet besmettelijk.’ Tegen de kleuterjuf. Tegen de andere moeders. Tegen haar huisgenoten en hun vol afkeer starende kinderen. Tegen wie niet?
Nog maar een keer een allergietest. Geen koemelk meer? Geen pinda’s meer? Geen vis meer? Of lag het aan de wasverzachter? Of aan de kippen in de binnentuin? Ho, de kippen. De kippen met hun stof en hun stront. Hier was iedereen nu eens unaniem over: de kippen waren op z’n minst niet erg bevorderlijk voor Jolies aandoening.
De kippen eruit. Maar de verse eieren dan, en het gezellige gepik en gescharrel tussen de struiken, het robuuste gekraai van de haan, een natuurlijke oase midden in de stad, en ook zo leerzaam voor de kinderen.
Jolie eruit dus. Het was per slot van rekening voor haar eigen bestwil.
En zo belandden haar dochter en zij op een etage in Oud-West, via via ondergehuurd van een kennis van een kennis van Mickie of Dick die voor onbestemde tijd in Marrakech verbleef. Ze schrobde het vuil uit de kieren van de houten vloer. Ze haalde de stoffige gordijnen van paars velours voor de ramen weg en naaide nieuwe van ongebleekte katoen. Ze smeerde stopverf in de barsten en gaten in de kozijnen. Verbeten werkte ze, als een paard, om zichzelf vóór te blijven, om te moe te zijn om nog iets te kunnen voelen.
Maar toen het hele huis aan kant was en ze haar eerste kopje muntthee inschonk, merkte ze dat ze hun verdrijving uit de commune al niet eens meer betreurde. Hier zou ze, als ze dat verkoos, iedere nacht alleen in bed kunnen liggen. ’s Ochtends zou ze in haar eentje onder de douche kunnen staan zonder dat iemand zich ongevraagd bij haar zou voegen. Hé, baby, ik wip lekker even bij je naar binnen.
Had je geen zin, dan maakte je maar zin. Dat was ook niet zo’n kunst, maar misschien had ze er wel schoon genoeg van om voortdurend op commando zin te moeten maken. Wat viel er dus te sippen over wat ze kwijt was geraakt? Er brak gewoon een nieuwe fase aan. Dankzij Jolie. Zonder haar had ze deze uitweg niet gehad.
Op het Waterlooplein kocht ze een poppenhuis voor haar dochter, en een hobbelpaard dat ze hemelsblauw verfde. Ze bakte pannenkoeken voor haar waar ze met stroop haar naam op schreef. Binnen een halfjaar was Jolie van haar eczeem af.