10 eetlepels rum
Stanley blijft maar druk bezig. Hij raspt cassave en kokos, hij stooft ananas met suiker, hij mengt vanille- en amandelessence. Hij heeft harde muziek op staan die het beeld van een enorme menigte zwetende, zwarte mensen oproept.
‘Niet kijken,’ roept hij, ‘ik ga die geheime ingrediënt van me toevoegen.’
Ze knijpt haar ogen dicht. Ze hoort een kurk van een flessenhals ploppen. Ze ruikt rum. ‘O, het zal wel weer kokosmelk zijn.’
‘Je zal het nooit raden.’
Ze zou het liefst haar ogen gesloten houden en zo aan de counter blijven zitten, omringd door heerlijke geuren en het huiselijke gekletter van kookgerei. Ze is hier al een halfuur, en het is haar nog steeds niet gelukt om te vragen of hij mee wil naar de film. Hij is te zachtmoedig om nee te zeggen. Hij zal niet anders kunnen dan op haar uitnodiging ingaan en dan zal zij zich een avond lang opgelaten afvragen of hij eigenlijk niet liever thuis was gebleven. Of nee, die man kan natuurlijk niet eens weg uit zijn toko. Hij staat hier immers helemaal alleen.
Het luidruchtige nummer is ten einde gekomen. Voordat het volgende begint, zegt ze: ‘Ik zag van de week dat er in…’
Zijn telefoon gaat.
‘Hallo.’ Hij luistert even. ‘Hé, fakawa!’ Zijn stem gaat omhoog. ‘Nee, niks bijzonders, mang. Ik ben bojo aan het maken, en keksi en engris buru.’
Ze kijkt naar haar knieën. Hij is bezig met niets bijzonders, hij staat gewoon zijn cakes te bakken en zij is blijkbaar niet eens aanwezig.
‘Nee, dat meen je niet. Zeker weer bigi fasi van jou.’ Dringend wappert hij met zijn hand in haar richting en wijst op zijn pakje sigaretten dat op een tafeltje ligt.
Ze staat op om het te pakken.
‘Brada, bakkies hosselen… Ja, zal wel, maar… Nee, luister. Als je een hossel wil maken, moet je het slimmer aanpakken, capish?’
Ze trekt een peuk uit het pakje, steekt hem aan, loopt ermee naar Stanley. Als hij in dat bosnikkers van hem begint, begrijpt ze niet eens wat hij zegt. Ze kan net zo goed thuis bij Igor zitten. Ze geeft hem de sigaret.
‘Tjollie, ik ga jou dit zeggen…’ Terwijl hij verder praat, pakt hij haar bij de pols.
Vlak naast haar elleboog staat er op de counter een grote pot birambies op azijn. Er is een tijd geweest dat ze niet wist wat dat waren. Een mens is nooit te oud om te leren. Het ligt aan jezelf of je nieuwe dingen binnen je bereik weet te brengen.
Voor iemand die zojuist nog bezig was om het beslag voor zijn engris buru romig te kloppen, zijn Stanleys vingers om haar pols opmerkelijk koel. Haar slaan de vlammen al uit als ze meer dan een minuut krachtig moet roeren. Vergeleken met hem is ze natuurlijk ook nog maar een beginneling. Maar als hij die cake niet wil laten instorten, moet die nu de oven in.
Ze trekt haar hand los, klapt het luikje van de counter open en staat naast hem in zijn keuken. Vanaf hier bezien lijkt de toko met de twee tafeltjes veel groter dan een toko met twee tafeltjes.
Er staat een open pak bloem op het werkblad. Ze dompelt haar vingers erin en sprenkelt een dun laagje meel over het gebak. Een halfuur in de oven, schat ze, maar omdat ze niet heeft opgelet of hij er boter in heeft gedaan, moet het wellicht korter of juist langer. Ze tikt op haar horloge terwijl ze hem aankijkt. Vroeger mocht hij van zijn vrouw de verpleegster vast niet zulke harde muziek draaien. Slecht voor zijn oren. Op een bepaalde manier is hij misschien wel opgelucht.
Hij knikt alleen maar. Uit zijn telefoon klinkt verontwaardigd geschetter. Hij loopt naar achteren en verdwijnt achter het vliegengordijn.
Ze schuift het bakblik op de plaat. Ze voelt zich energiek en vrolijk, bijna alsof ze een borrel op heeft. Alles in je eentje doen heeft veel voordelen, maar waarom zou je levenslang uit hetzelfde vaatje tappen? Wellicht is het zelfs de bedoeling dat je van tijd tot tijd, hoe heet dat, de bakens verzet. Een cake is een cake is een cake, alleen valt die op wel honderd verschillende manieren te bereiden. Stanley mag zijn oven trouwens weleens ontvetten. Allemachtig, als ze niet uitkijkt, haalt ze nog een fles Cif voor hem. Kan ze daarmee meteen ook even die vettige tafeltjes van hem afnemen. Hoe lang staan die hier nu al te zweten onder hun van ouderdom gespikkelde formica blad, wankelend op hun kromme poten? Ze denkt: We moeten alles een beetje opfrissen. Juist als je ondergronds werkt, moet je daar extra zorg aan besteden, dat zegt Fenny ook altijd.
Volgens Fenny maakt een potje hyacinten al een wereld van verschil. Ieder voorjaar is het bij hen op de wc’s net de Keukenhof. Connie van de weekenddienst heeft er een pesthekel aan. Ze krijgt er hooikoorts van, verschrikkelijke migraine of zelfs lage rugpijn. Sinds haar wulpse witblonde dochters het huis uit zijn, mankeert ze telkens wat. Als je het mij vraagt, zegt Fenny, heeft ze niets anders dan het lege-nestsyndroom. Je zou na al dat geklaag denken dat ze opgelucht is om van die morsebellen verlost te zijn, maar ze mauwt nu nog tien keer zo hard. Weet je wat het is, Nettie, onze Con kan helemaal niet zonder haar meisjes. Wat is dat toch met sommige moeders? Het zijn net parasieten. Ze denken dat ze de pijp uitgaan als ze niet als een teek op hun kinderen blijven zitten.
Als ze zich weer opricht, staat er een tiener met dreadlocks voor de counter.
Hij zegt iets wat ze niet verstaat en zakt daarbij uitdagend door zijn ene heup.
Ze blaast het haar uit haar gezicht. ‘Daghap?’ roept ze boven de muziek uit. Steels kijkt ze op het bord. ‘Chicken Paramaribo?’
Zijn ogen vliegen van links naar rechts. ‘Sta je hier helemaal in je eentje?’
Onder haar klinkt het geraas van een naderende trein. ‘Wat zei je?’
‘Niet zo verstandig, hè?’ In een flits reikt hij over de counter en grijpt haar bij haar shirt. ‘Maak je kassa maar open.’ In zijn vrije hand blinkt een streep staal.
Ze snakt naar adem.
‘Bek dicht.’ Hij rukt aan haar en richt tegelijkertijd het mes op haar keel.
Bijna valt ze om.
‘Opzij. Opzij, kutwijf. Ben je doof? Ben je verlamd?’ Op zijn blote armen trillen kabels van spieren. Sportschool. Niet zomaar een junk. Hij sleurt haar naar het luik, wipt het met zijn knie open en wentelt haar ruggelings tegen zich aan terwijl hij achter de counter stapt. ‘Waar bewaar jij je doekoe?’
De punt van het mes prikt in haar hals. ‘En snel een beetje.’ Hij schopt tegen haar kuiten.
‘O baby, baby, baby, you’re my man,’ kermt het uit de cd-speler.
Uit de trein die nu bij het perron stopt, moeten mensen stappen. Ze staan al bijna op de roltrap naar boven, kletsend in hun mobieltjes.
‘Schiet op. Wil je mij soms in de problemen brengen, graftak? Is dat wat je wil?’
Zijn arm klemt haar de adem af. Ze heeft het gevoel dat haar ogen uit haar gezicht puilen. Ze wordt voorovergekwakt, zodat het werkblad in haar maag kerft. ‘Pak die poen!’ Hij heeft een erectie.
Op slag werkt haar verstand weer. Niets nieuws onder de zon. Ik knip hem eraf, Igor. Ik knip hem er verdomme nog eens helemaal af. De pot birambies. Ze moet de pot birambies zien te bereiken. ‘Zo kan ik er niet bij.’ Haar stem piept, maar hij heeft haar verstaan. Hij laat zijn greep iets vieren, terwijl hij haar voor de zekerheid nog een keer tegen haar benen trapt.
‘Ik moet erbij om de code in te…’ Meteen heeft ze een slag tegen de zijkant van haar gezicht te pakken. Het mes schampt rakelings langs haar linkeroog.
‘Nu!’
‘Ik moet de code intoetsen, laat mijn arm dan los, ik moet, want anders…’ Ze probeert boven de muziek uit te komen zodat Stanley haar hoort.
‘Waar dan?’
‘Hier.’ Ze krijgt hem een paar centimeter mee. Zweet druipt langs haar hals. Staat ze anderhalve minuut op Stanleys plek en worden ze al beroofd. Bijna raakt ze in paniek. ‘Nee, hier, kijk dan, hier, onder de counter.’ Ze voelt hem bukken. Ze buigt met hem mee. Als hij nu even…
‘Twee spekkoek, graag.’
Gelijktijdig veren ze op. Het mes drukt nu onder in haar rug. De arm om haar middel is ook naar beneden gezakt, zijn hand omklemt haar bovenbeen. Het doet zeer. Haar kuiten doen ook pijn.
Een meisje met rossige sproeten staat aan de counter. Er bungelen iPoddraadjes uit haar oren. Ze legt een biljet van tien euro neer.
Redding. ‘Twee spekkoek?’
Met een gehinderd gezicht haalt het meisje een stekkertje uit een oor. ‘Wat?’
‘Vroeg je een of twee?’
Achter haar doemt iemand op die alleen maar haar moeder kan zijn. Dezelfde ogen, hetzelfde haar. ‘Emily? Straks zijn de winkels dicht.’
‘Ja mama, maar nu je in Amsterdam bent, moet je dit ook een keer meemaken.’ Ze buigt zich over de counter. ‘Is Stanley er niet? Stanley! Sta-han!’
‘Ik kom!’ roept Stanley van achteren.
De jongen laat haar ogenblikkelijk los. Hij duwt haar opzij, klauwt het luik open en sprint ervandoor.
Bevend trekt ze haar T-shirt recht. Niets aan de hand. Er is niets gebeurd.
De moeder van het meisje schudt haar hoofd even. Je ziet haar denken: Dat rent maar in en uit zonder zelfs ook maar te groeten. Het wordt steeds erger met de jeugd van tegenwoordig.
‘Hé, Em,’ zegt Stanley terwijl hij door het vliegengordijn stapt. ‘Heb je je bedacht en kom je me helpen?’
‘Jij betaalt niet genoeg. Neem maar een schoolverlater. Dit is mijn moeder, ze is een dagje bij me op bezoek.’
‘Gaan jullie niet even zitten? Kom, Nettie, geef me eens een beetje de ruimte in mijn eigen keuken.’ Met een komisch gezicht en de handen geheven wringt hij zich zogenaamd langs haar.
‘Chille muziek,’ zegt het meisje. Ze trekt een stoel naar zich toe. ‘Het swingt bij Stanley altijd zo.’
‘We zouden nog even gaan winkelen,’ probeert de moeder. Maar ook zij gaat zitten, op de manier van iemand die weet dat ze toch geen kans maakt.
‘Nettie, mag ik even…’
‘Ik ga maar weer eens,’ brengt ze uit.
Stanley rammelt druk met schoteltjes. ‘Nou, doeg dan,’ koert hij.
Beneden komt er net een trein aan. Sissend gaan de deuren open. Ze blijft aan de rand van het perron staan. Ding-dong. Sissend sluiten ze weer.
Ze kijkt de trein na. Een uit elkaar gewaaide krant fladdert even over het perron en komt dan vlak voor haar voeten tot stilstand.
Thuis gaat ze meteen naar de keuken, om nergens aan te hoeven denken. Ze bestuift het aanrecht met bloem. Voor bladerdeeg kun je raapolie, boter of plantaardige olie gebruiken als vet. Keuzes, het komt altijd weer neer op keuzes.
‘Oma!’ Met een woedend gezicht komt Igor de keuken binnen. ‘Ik moet een nieuwe broek! Hoe vaak heb ik je dat nou al gezegd!’
‘Zaterdag,’ zegt ze werktuiglijk.
‘En niet zo’n gewone. Ik moet een broek van de Bijenkorf.’
Hij druipt af.
Maak eens wat ruimte voor me in mijn eigen keuken, Nettie, je staat in de weg. Ze haalt de rug van haar hand langs haar voorhoofd. Niet miepen. Stanley is niets aan haar verplicht.
Ze kneedt het deeg. Ze heeft geen flauw idee wat ze ermee zal beginnen.
Opzij, graftak. Ben je soms doof? Ben je verlamd? Kutwijf.
Wat heeft ze zich op de mouw gespeld? Dat het voor haar plek onder de zon iets zou uitmaken dat ze haar hand niet omdraait voor een bellinisorbet? Is ze soms opeens een onmisbaar onderdeel van de samenleving nu ze met haar ogen dicht een kruimeltaart kan bakken? Dacht ze heus dat ze daarmee op een ander beschavingsniveau was beland, waar respect en waardering heersen? Zonder enige reden of aankondiging kan op een doodgewone doordeweekse namiddag nog steeds een halvegare haar pad kruisen die niet eens zozeer de bedoeling heeft een mes tussen haar ribben te planten, maar die dat ook niet zal laten als het hem schikt.
Ze moet haar hoofd tussen haar knieën duwen. Er loopt snot uit haar neus. Wat, wat, zou er door haar heen zijn gegaan als die knul haar vanmiddag echt te grazen had genomen? Zou ze er dan nog aan hebben gedacht dat haar kleinzoon al dagen om een nieuwe broek zanikt?
Ze probeert zich te vermannen. Zaterdag zal ze met Igor naar de Bijenkorf gaan. Waarschijnlijk heeft Jack, Simon of Jasper daar net een ultra-geweldige broek gekocht. Ze zal geduldig met een stapel broeken over haar arm eindeloos bij de paskamer staan, terwijl Igor achter het gordijn snuift en briest en er verderop op de parterre door gearmde moeders en dochters onvermoeibaar wordt gezocht naar het juiste lippenpotlood, een verlengende mascara, het ultieme paar oorbellen of een grappige tas voor op het strand.
En ineens weet ze wat ze per se nog moet doen voordat ze doodgaat. Ze wist het al een hele tijd, ze was alleen te koppig en te trots om het toe te geven. Of nee, dat was het niet. Ze was te laf. En ze schaamde zich te erg.