Een sauspannetje

Ze zitten op Jacks kantoor zwijgend bij elkaar. Er valt niets meer te bespreken, heeft Jack boos gezegd. Ook Jasper heeft een gezicht als een oorwurm. Igor is de enige met een goed humeur. Zachtjes fluit hij tussen zijn tanden totdat Jack vraagt of hij daarmee op wil houden. Daarna trommelt hij met zijn vingers op zijn knie totdat Jasper zegt dat hij stil moet zitten in plaats van iedereen hoorndol te maken.

Als zijn oma eindelijk binnenkomt, hijgt ze alsof ze de hele weg heeft gerend. Ze geeft Jack en Jasper een hand. ‘Wat heb ik in mijn rats gezeten,’ zegt ze. ‘Maar Igor, er is hier toch telefoon? Ellendeling. Waarom heb je me niet gebeld?’

Met zestig Cornetto’s binnen handbereik zeker, en niemand die aan zijn kop zeurde. Wanneer heb je nou zo’n weekend? Meestal wórd je geleefd. Pas als je een tijdje alleen maar op je krent Cornetto’s hebt zitten eten, denk je ineens: Wat is eigenlijk het probleem? De afloop bepaal je toch zeker zelf? Precies zoals Stan the Man zegt.

Zijn oma pakt hem bij zijn schouders. ‘Wat deed je hier in ’s hemelsnaam?’

‘Nadenken.’

‘O, en sinds wanneer kan dat niet meer gewoon thuis?’

Dat ze dat niet snapt: daar zat zij immers te kletsen met zijn moeder. Zijn moeder denkt vast dat hij het nog steeds leuk vindt om giraffe te worden genoemd. Vroeger was hij er best trots op geweest. Je was niet zomaar iemands giraffe. Maar nu is hij er echt te oud voor. Een mens moet verder. Zijn besluit staat vast.

Jack kucht. ‘Nettie, we hebben je óók gevraagd om even hier te komen omdat Igor ons vanochtend vertelde dat hij… toe is aan een nieuwe uitdaging.’

Zijn oma kijkt van Jack naar hem en weer terug. Haar mond zakt een beetje open.

‘Vertel maar, Igor,’ zegt Jasper.

‘Ik doe geen stacaravans meer.’

Ze brengt haar hand naar haar kraag. ‘Maar daar ben je toch voor opgeleid? En het is toch ook wat je zelf altijd het liefst wilde? Ik bedoel… Wat bedoel je nou eigenlijk?’

‘De prijs-kwaliteitverhouding is helemaal zoek. Moet je maar eens proberen in eentje te slapen.’

‘Niet iedereen is zo groot als jij. De meeste mensen passen er prima in. Toch, Jasper?’

Jasper schraapt zijn keel. Hij vraagt of ze koffie wil. Hij kan zó even voor haar naar de kantine bellen.

‘O jee,’ zegt ze, ‘dit wordt toch geen slecht-nieuwsgesprek?’

Jack geeft een duwtje tegen de doos tissues op zijn bureau, vouwt zijn handen achter zijn nek en leunt achterover. ‘Sorry, Nettie, je hebt waarschijnlijk een paar beroerde dagen achter de rug, maar Igor heeft al eerder werk geweigerd en ook vervangend werk wilde hij niet doen, plus dat hij Elsie laatst zowat in elkaar heeft getimmerd, en nu weer hier op zaterdag binnensluipen en de flipperautomaat onklaar maken en de hele koelkast leegeten, dus je hebt er hopelijk begrip voor dat de maat voor ons vol was toen hij daarnet niet met Jasper mee wilde naar zijn afdeling. Zo’n voorbeeld kunnen we hier nu eenmaal niet gebruiken.’

Hij heeft zich in geen tijden zo opgelucht gevoeld. In de metro op weg naar huis zegt hij opgetogen: ‘Ik heb een retegoed plan.’

‘Ik hoop het. Je bent zojuist ontslagen. Maar om eerst op het weekend terug te komen: heeft het enige zin je nog een keer te vragen wat je op zaterdag in de werkplaats ging doen?’

Hij haalt de taartschep uit zijn zak.

Ze inspecteert het schroefje. Ze haalt haar duim langs het messcherpe randje. Ze knippert met haar ogen. ‘Dankjewel. Maar ik heb nog meer vragen. Ik waarschuw je, Igor, er komen nog veel meer vragen aan. Waarom heb je me niet gebeld? Begrijp je wel wat ik…’

‘Je moest toch van alles bespreken met mijn moeder?’

‘Ach schat.’ Ze laat haar hoofd in haar handen zakken.

Schat zegt ze bijna nooit tegen hem. Het is ook nergens voor nodig.

Thuis maakt ze boterhammen voor hem. Ze gaat tegenover hem aan tafel zitten en zegt dat ook zij het afgelopen weekend heeft nagedacht. Hij moet één ding van haar aannemen: zijn moeder zal hier niet komen wonen. Nooit.

Hij legt een snee brood neer waar nog maar één hap uit is. ‘Van mij mag ze. Ze kan op mijn kamer.’

‘O. En jij dan?’

‘Ik ga naar Bobbie.’ En meteen ziet hij haar voor zich, met haar rode jas en witte muts, en hij voelt zich weer net zo blij als toen hij haar in de schemering over de speelweide zag komen aanlopen. Hij dacht dat hij bijzonder wilde zijn, maar Bobbie is tenminste normaal. Hij heeft er het hele weekend aan moeten denken hoe netjes ze op de werkplaats theedoeken had gevouwen. Kaarsrechte stapel na kaarsrechte stapel. Bij je eerste meisje kom je altijd terug. Let maar op, zei Stan.

‘Bobbie?’ stoot zijn oma uit.

‘Bobbie van Bij de Sluis,’ zegt hij geduldig. Samen gaan ze in het winkeltje honingpotten tot grote torens stapelen. Honing is net zo geel als Bobbies haar, net zo geel als de zon, die net zo rond is als haar gezicht. Honing en kaarsen, daar is vast goud geld in te verdienen.

‘Liefje,’ zegt zijn oma, ‘dat is al zo lang geleden. Misschien heeft ze allang… Of denkt ze nooit meer aan je.’

Hij lacht. ‘Natuurlijk wel.’

‘Ik meen het. Als je erop rekent dat ze op je zit te wachten, ben je straks wéér teleurgesteld. O, hemel.’ Geagiteerd staat ze op en begint dingen op te ruimen die helemaal niet in de weg liggen. ‘Nee. Vanaf nu gaan we realistische plannen maken. We ondernemen niets meer dat nergens op slaat. We beginnen een nieuw leven en we…’

‘Ja, dat zeg ik. Ik ga naar Bobbie. En wat ga jij doen?’

Ze staat stil. Haar ogen worden donker.

Snel zegt hij beleefd: ‘Wat ga jij doen, oma?’

‘Je lijkt Stanley wel. Van hem moet ik ook altijd van alles. Maar ik heb niet veel keus, is het wel?’

‘Waarom niet?’

‘Daarom niet. Hou op met die onzin, Igor. Jij gaat nergens heen en ik ook niet. Dromen brengt ons geen steek verder.’

‘Maar we gingen een nieuw leven beginnen.’

‘Allemachtig, wat zijn we bijdehand. We moeten nieuw werk voor je zien te vinden, dat bedoelde ik. Wat had je zelf in gedachten? Nou?’

Ze is zeker doof. Hij buigt zich voorover en zegt luid: ‘Ik ga naar Bobbie.’

Ze kijkt hem woedend aan. ‘En ik zal je vertellen wat ik ga doen. Een plumpudding maken. Dat had ik je beloofd.’ Ze draait zich om en loopt met grote stappen naar de keuken.

Terwijl hij de rest van zijn brood opeet, hoort hij haar kastjes opentrekken en met gerei rammelen. Om één uur gaan de winkels open. Dan kan hij meteen een koffer kopen. Hij wil er zo een met wieltjes, die piloten op tv ook altijd hebben. Hij leent straks wel even geld uit zijn oma’s portemonnee.

Het gekletter in de keuken wordt luider. Het klinkt alsof ze boos is op haar bakblikken en haar tulbandvormen. Er komt een bui aan. Er komt weer een bui aan.

Op zijn hoede gaat hij poolshoogte nemen.

Ze heeft alle taartvormen uit de la onder het fornuis gehaald en op de vloer gesmeten. Met een bonk zet ze een sauspannetje op het aanrecht. ‘Waar sloof ik me eigenlijk voor uit?’ roept ze, met een hik in haar stem. ‘Weet je wel hoeveel werk dat is, een plumpudding? Weet je wat mensen daarvoor in een restaurant moeten betalen? Waarom zou ik al die moeite doen voor iemand die doodleuk…’

In verwarring vraagt hij: ‘Wil je naar een restaurant?’

‘Nou dat weer. Wat mankeert je? Vind je soms dat we iets te vieren hebben?’

‘Ja,’ zegt hij. ‘Ik ga toch naar Bobbie?’

‘Je gaat Stanley bellen. Dat ga je doen. Hij is ongerust over je geweest. En daarna, Igor, moeten we serieus over een paar dingen praten.’

Hij loopt naar de huiskamer om zijn telefoon uit de zak van zijn jack te halen. Het is net alsof hij springveren onder zijn zolen heeft. Wat zal Bobbie blij zijn om hem te zien. Grinnikend kiest hij Stanleys nummer.

Zijn oma weet niet dat Stan en hij een geheim hebben, want daar zijn geheimen voor bedoeld. Niet aan je oma vertellen, brada, never nooit niet. Maar over niks tegen Bobbie zeggen heeft Stan het niet gehad. Hij begint te gniffelen. Hé, Bobbie, raad eens wie die baby toen naar dat veldje terug heeft gebracht? Zo vaak zal ze niet ergens een baby vinden, op een van haar eigen lievelingsplekjes nog wel, ze weet het vast nog. Haar mond zal openvallen van verbazing. Ze vertelt het natuurlijk meteen aan haar broer en aan Gwen en aan alle kinderen van wie ze de tante is. Welkom in Bij de Sluis, Igor. Je bent een gouden kracht.