59

De lijkwagen kreeg de volle laag, vloog de lucht in en maakte een salto. De benzinetank explodeerde. Jo’s hele blikveld werd gevuld met oranje vlammen.

Boven op de politieauto voelde ze de schokgolf als een muur van druk op zich afkomen. De krachtige luchtdruk duwde haar hard achteruit. Haar oren plopten.

Daarna kwamen het kabaal en de hitte. Ze wierp zich op het dak van de patrouillewagen.

Mensen gilden en sloegen op de vlucht. Het plein veranderde in een mengeling van gegil en geweerschoten.

Jo rolde van het dak van de patrouillewagen en spurtte in de richting van de explosie.

De geheime dienst rende met getrokken wapens de trappen van de kathedraal af. Televisieploegen holden alle kanten op. Sommige waren op zoek naar een schuilplaats, andere filmden mensen die langs hen heen een veilig heenkomen zochten. Jo rende door de menigte terwijl de mensen gillend en in golven op haar af kwamen. Vaders tilden hun kinderen op en sprintten weg van de rondvliegende kogels.

De hitte van het vuur bereikte haar gezicht. De lijkwagen lag op zijn kop op de trappen van de kathedraal, brandend als een raket.

In de verte, achter de kathedraal, schitterde het zonlicht op de ramen van twee wegscheurende regeringsauto’s. De president had kunnen ontsnappen.

De eerste persoon die Jo zag, was Vienna. Ze lag met haar gezicht naar beneden op straat, helemaal onder het bloed. Haar kleren rookten. De bisschop lag vlakbij en kroop naar haar toe. Hij trok zijn misgewaad over zijn hoofd en probeerde het als een deken over Vienna heen te gooien, maar twee meter voor haar zakte hij in elkaar.

Jo greep het gewaad en gooide het over Vienna heen. Vienna’s jas was verbrand, haar laarzen waren verschroeid, haar rode haar was zwart geworden. Ze bewoog haar vingers.

Het gegil ging door. Het plein stroomde leeg. Jo zag met een half oog dat de geheime dienst en de politie samenkwamen op de plaats bij de dranghekken waar Chennault had gestaan. Ze registreerde gespreide voeten, gebogen benen, een met bloed bedekte hand. Ze keek niet naar de rest. De agenten liepen naar Chennault en schopten zijn wapen weg.

Vienna kreunde.

‘Stilliggen,’ zei Jo.

Vienna hoestte. ‘God.’

Jo’s handen trilden. Vienna rolde zich om en ging rechtop zitten. Ze staarde met een vreemde blik naar Jo, stak haar hand uit en tikte op Jo’s arm. Jo keek ernaar. Alle vingers van Vienna waren gebroken.

‘Is iedereen ongedeerd?’ vroeg Vienna.

Voorzichtig trok Jo Vienna’s smeulende jas van haar af. ‘Stilzitten.’

‘Oké.’ Vienna knipperde met haar ogen. ‘Jezusmina.’

Jo voelde haar de pols. Haar hartslag deed denken aan een op hol geslagen trein, maar was wel krachtig. Ze ademde normaal. Haar ogen waren helder.

‘Vleugels…’ zei ze. ‘Tuiten. Ik kan je niet horen.’

Er verscheen ambulancepersoneel op het plein. Natuurlijk hadden ze al klaargestaan – de president was aanwezig geweest. Jo riep hen.

Weer zag ze de agenten van de geheime dienst rond Chennault staan. Deze keer zag ze per ongeluk toch zijn bovenlichaam. Het zag eruit als een pop die met vlees en bloed en doeken was gevuld en daarna met een haaknaald was opengerukt.

Een verpleegkundige rende naar haar toe.

‘Help mevrouw Hicks,’ zei Jo.

De verpleegkundige zette haar tas met spullen neer en ging aan het werk. Jo keek het plein rond. Achter het lichaam van Chennault, tegen het dranghek, zag ze Gabe. Hij zat met hangend hoofd op handen en knieën over Tang heen gebogen.

Jo kneep in Vienna’s schouder. ‘Wat is er?’ vroeg Vienna.

Jo’s gezichtsveld kneep samen en werd aan de randen grijs. Tang lag half op de grond, half tegen het dranghek, en ze keek Gabe met ontzetting in haar ogen aan.

Vienna zag het. Met haar gebroken vingers raakte ze Jo’s hand aan. ‘Ga er maar naartoe,’ zei ze.

Jo hield haar vast en bekeek haar letsel.

‘Waag het niet om voor me te zingen,’ zei Vienna. ‘Ik ga nog niet dood. Ga naar uw vrienden.’

De verpleegkundige keek naar Jo en knikte.

Jo krabbelde overeind en rende naar Tang. Amy klemde zich vast aan Gabes overhemd. Bloed bedekte haar borstkas en hals en omhulde haar armen als lange handschoenen.

Jo sprong over een stuk van de lijkwagen heen, een as waar nog een brandende band aan vastzat. Tang hield Gabes overhemd vast en zei iets onhoorbaars tegen hem. Haar gezicht was vertrokken van de pijn.

‘Amy.’ Jo viel naast Tang op haar knieën.

Terwijl Tang zich aan Gabes overhemd vastklemde alsof het kledingstuk het leven zelf was, keek ze naar Jo. ‘Help.’

Jo draaide zich om en schreeuwde: ‘Verpleegkundige!’

Tang greep haar arm beet. Haar hand was warm en nat en had de kracht van een bankschroef.

‘Waar ben je geraakt?’ vroeg Jo.

Tang deed haar mond open en schudde haar hoofd. Jo streek met haar handen over Tangs borstkas en zocht naar de wond.

Tang kneep in Jo’s hand. ‘Ik niet.’

Jo scheurde Tangs bloes open. ‘Hou vol, Amy.’

Tang keek naar Gabe. Jo hield abrupt haar handen stil.

Tang greep Gabes overhemd beet, maar niet van de pijn. Ze hield hem overeind. Ze drukte haar handpalm tegen zijn borst. Jo keek naar hem. Hij beefde. Terwijl ze naar hem keek, zakte hij naast Tang in elkaar. Toen hij omviel, zag Jo de wond. Hij was degene die was neergeschoten.