19
Om zes uur die avond liep Jo in het zakendistrict door de gewelfde marmeren hal van het kantoorgebouw aan het uiteinde van Sacramento Street. Ze nam de brandtrap naar de vierde verdieping van het art-decogebouw en stapte de luxueuze lobby van Waymire & Fong BV binnen.
De receptioniste stond achter haar bureau haar lippen parelmoerroze te stiften en wilde kennelijk net haar werkdag beëindigen. Toen de branddeur achter Jo dichtging, keek ze als een geschrokken haas op. De lippenstift trok een streep over haar kin.
‘Ik heb een afspraak met Vienna Hicks,’ zei Jo.
De receptioniste veegde de lippenstift weg. ‘Jezus, u komt zomaar uit het niets.’
Niemand nam hier de trap, dat was wel duidelijk. Maar Jo durfde te wedden dat de helft van de advocaten in de sportschool wel een uur op de StairMaster stond.
Terwijl de receptioniste de telefoon pakte, kuierde Jo door de lobby. Het gebouw was zo oud dat het nog hoge schuiframen had. Buiten bescheen de zon de zijkanten van de omringende gebouwen. Het licht werd gereflecteerd met een warme, oranje toon die tegen de ruiten leek te tinkelen en de stad naar de avond zong. Tussen de wolkenkrabbers op Sacramento Street was nog net een streepje van de glinsterende blauwe baai te zien.
De receptioniste legde de telefoon neer. ‘Mevrouw Hicks komt eraan.’
Jo bleef nog even bij de ramen staan. Het gebouw was opgetrokken uit grijs graniet van een goede kwaliteit. Het art-decodesign had royale randen en hoeken en zou een elegante klimmersuitdaging zijn. Even had Jo zin om eraan te beginnen.
‘Dokter Beckett.’
Het aanvallende stemgeluid van Vienna Hicks ving haar als een lasso. Jo draaide zich om. Vienna doemde met haar vuisten op haar heupen in de lobby op. De receptioniste stond met haar tas in haar handen achter haar bureau. Vienna gebaarde dat ze naar de lift mocht lopen.
‘Ik laat dokter Beckett wel uit, Dana Jean. En ik doe alle lichten uit en geef de hagedissen te eten. Wegwezen.’
Dana Jean haastte zich naar de lift. Vienna wenkte dat Jo mocht meelopen.
Jo liep achter haar aan naar haar werkkamer. ‘Het verbaast me dat u hier nog bent.’
‘De dag na mijn zusters dood, bedoelt u? Ik sta in het telefoonboek. De media kamperen op mijn oprit. Het kantoor is een toevluchtsoord.’
Ze liep een hoek om. Vienna leek niet zomaar door de gang te lopen; ze vulde hem eerder als een voortglijdende reuzenmanta.
‘Daarom heb ik u gevraagd hierheen te komen. U mag me neurotisch, opgefokt of overbeschermend vinden, maar Tasia was mijn kleine zusje en ik wil niet dat de politie of de sensatiebladen informatie krijgen die irrelevant is.’
‘Als u dacht dat uw informatie irrelevant was, had u me niet uitgenodigd.’
De werkkamer van Vienna was erg vol. Er stonden twee bureaus, een dode cactus in een pot en kasten met dossiers. Ze plofte als een dieptebom in haar stoel, trok een la van haar bureau open en haalde er een telefoon uit.
‘Deze heeft Tasia een paar maanden geleden hier laten liggen. Het is een geheim nummer en ik heb het toestel aan niemand laten zien.’
‘Dus de politie weet er niets van?’
‘Dat leek me niet zinvol. Het is gewoon een telefoon. Tasia had er heel veel. Haar hele huis lag vol spullen en frutsels. Ze kocht ze alsof het snoep was. Tijdens uitreikingen van Awards kreeg ze tassen met fantastische spullen cadeau. En dan heb ik het niet over potpourri of lekkere zeep, maar over goede champagne, Xboxen en schoenen van vijfhonderd dollar per paar.’
Jo had een aantal van die schoenen op de vloer van Tasia’s slaapkamer zien slingeren. ‘Goh, meer niet?’
‘Misschien kreeg ze bij de Grammy’s ook nog een Stingerraket, ik weet het niet meer.’
Jo ging tegenover haar aan het bureau zitten. ‘Hebt u gekeken wat er allemaal op de telefoon stond?’
Vienna hield haar adem in, alsof ze de hik had of ergens over weifelde. Uiteindelijk ademde ze uit. ‘Nee. Tenminste, niet totdat de politie me liet weten dat er was ingebroken.’
Jo slaagde erin haar woede uit haar stem te houden. ‘Waarom hebt u dat vanochtend niet gezegd, toen ik u belde?’
Vienna keek uit het raam. ‘Hebt u familie? Broers en zussen?’
‘Ja.’
‘Heeft een van hen een leven als een kristallen vaas? Een vaas die ook nog eens over een schietbaan rolt?’
Haar stem was krachtig, luidruchtig zelfs, maar Jo hoorde er een barst in.
‘Leeft een van hen als een duif die tijdens een vredesceremonie wordt losgelaten en recht de eeuwige vlam in vliegt? Een duif die vervolgens blijft vliegen, terwijl jij probeert het vuur te doven, haar in de lucht te houden of je blik af te wenden?’ vroeg ze. ‘Telkens weer dacht ik dat ik de vlammen had geblust. Telkens dacht ik dat dat prachtige wezen zou blijven vliegen en hoog in de lucht rondjes zou blijven cirkelen. En ik rende met uitgestrekte handen op de grond achter haar aan, terwijl ik God smeekte om haar vleugels stevigheid te geven, haar niet meer te laten ontvlammen, haar niet te laten vallen.’
Vienna perste haar lippen op elkaar, alsof ze wilde voorkomen dat haar stem zou gaan trillen. ‘Ik ben dolblij dat mijn ouders dit niet meer hoeven mee te maken.’
Haar ogen liepen vol tranen. Jo kreeg ook een knoop in haar maag.
‘Ik vind het heel erg voor u,’ zei ze.
‘Ik heb thuis nog een heleboel spullen van haar, maar het zijn allemaal persoonlijke bezittingen. Het lijkt me niet nodig om ze aan de politie te geven. Als ik dat doe, is het net of ik in het mortuarium het laken van haar af trek en iedereen toesta naar haar te staren en te wijzen.’ Bruusk veegde ze haar ogen af. ‘Maar dat doen ze nu toch al.’
Ze rechtte haar rug. ‘Hoe gaat u te werk? Geeft u alles rechtstreeks door aan de politie? Of kunt u ook informatie buiten uw rapport houden?’
‘Ik ben geen politievrouw. Ik ben gewoon een adviseur, en ik heb dezelfde plichten als iedere andere burger. Als ik aanwijzingen heb dat er een misdaad is gepleegd, ga ik naar de politie. Maar nu schrijf ik een rapport voor de politie, en dat wordt openbaar. Alle informatie op die telefoon moet bij het onderzoek kunnen worden gebruikt.’
Vienna’s gezicht verstrakte. Er stond een koele blik in haar ogen.
‘Anderzijds ben ik niet verplicht om alle informatie die ik krijg openbaar te maken,’ voegde Jo eraan toe.
Vienna bedekte de telefoon met haar hand. ‘Dus u begrijpt dat dit gevoelig ligt. Ik wil mijn zus beschermen.’
‘Ja, dat begrijp ik.’
‘Toen Tasia haar bipolaire stoornis een paar jaar geleden niet onder de duim had, projecteerde ze veel van haar gevoelens en angsten op anderen. Vooral op Rob.’
Rob, de president van de Verenigde Staten.
‘Van tijd tot tijd uitte ze haar woede over dingen die hij deed en die in haar ogen “verdorven” waren. Dat was het woord dat ze gebruikte.’
‘Hadden die dingen betrekking op hun huwelijk?’ vroeg Jo.
‘Nee, ze hadden geen relatie met de werkelijkheid. Ze zei in hoogdravende bewoordingen dat hij een bedreiging vormde.’
‘Voor haar persoonlijk?’
‘Voor het land. Toen zat hij nog in de Senaat. Ik vind het knap dat u nog niet hebt geroepen dat ze paranoïde was.’
‘Ik neem aan dat er tijdens hun huwelijk nooit meldingen van mishandeling of lichamelijk geweld zijn geweest?’
Vienna schudde haar hoofd. ‘Nee. Rob was haar prins. In elk geval tot hij in een kikker veranderde. Maar ja, zo gaat dat bij een scheiding.’
Paranoïde mensen weigerden hun fouten te erkennen. Ze loochenden hun eigen negatieve gedrag en karaktertrekken, zoals jaloezie, haat en agressie, en projecteerden ze op anderen. Daarom zag een paranoïcus overal om zich heen bedreigingen.
‘Dacht Tasia dat McFarland haar kwaad wilde doen?’ vroeg Jo.
‘Hij niet. De regering. De FBI. De CIA. Maar ik moet nogmaals benadrukken dat ze haar ziekte toen niet onder controle had.’
‘Wat gebeurde er toen?’
‘Allereerst bestookte ze vrienden en familie met manische manifesten. Van tijd tot tijd kreeg ik een “communiqué” van haar. Maar uiteindelijk schreef ze naar Robs senaatskantoor en beschuldigde ze de regering ervan dat ze haar vervolgde. Hij belde me.’
‘Belde Robert McFarland u persoonlijk? Over Tasia? Wat zei hij?’
‘Ik praat niet over Rob.’
Jo spreidde haar handen. ‘U hebt nu wel verwachtingen gewekt. Alstublieft.’
Vienna aarzelde. ‘Laat ik het erop houden dat hij de brief had kunnen doorsturen naar de FBI. In plaats daarvan belde hij mij.’
‘Wilde hij zorgen dat Tasia hulp zou krijgen zonder dat het in de publiciteit kwam?’
‘Ze slikte geen medicijnen meer. Dat begreep hij. Ik heb haar toen laten opnemen.’
‘Dat moet een zware tijd zijn geweest.’
‘In die tijd woog ik vijftig kilo,’ zei Vienna.
Jo hield haar blik neutraal.
Vienna liet een kort, scherp lachje horen. ‘Volgens mij wint u elke pokerwedstrijd die u speelt, dokter. Zo’n effen, uitgestreken gezicht heb ik nog nooit gezien. Ik ben altijd een rondborstig Botticelli-type geweest.’
Jo liet een van haar mondhoeken omkrullen.
Vienna leunde met haar ellebogen op het bureau. Net als die ochtend liet ze haar blik over Jo’s verschijning dwalen. Deze keer leek ze tot de conclusie te komen dat Jo ermee door kon.
‘Het was een keerpunt. Daarna kreeg Tasia geleidelijk aan weer grip op haar ziekte. De paranoia nam af. Er kwam geen communiqué meer. Ze ging niet meer tekeer over politiek of over Rob. Helemaal niets meer. Dat lag achter haar.’ Ze schoof de telefoon over het bureau naar Jo toe. ‘Of misschien ook niet.’
Jo pakte de telefoon. ‘Wat staat hierop?’
‘Tasia gebruikte de browser van de telefoon om op extremistische antiregeringssites rond te snuffelen.’
Jo zette de telefoon aan. ‘Snuffelde ze er alleen maar rond? Of leverde ze bijdragen?’
‘Ze plaatste onder een pseudoniem commentaren op fanatieke extreem rechtse sites. Dat zou haar reputatie voor altijd kunnen ruïneren. Begrijpt u waarom ik dit onder ons wil houden?’
‘Een pseudoniem. Denkt u dat andere mensen wisten wie ze was? Dat een van hen vandaag in haar huis heeft ingebroken? Werd ze bedreigd door iemand van een internetforum?’
‘Het zijn ongure types. Het zou me niet verbazen.’
Vienna draaide haar stoel naar het raam. Het scherm van de telefoon lichtte op, en op een kleurige achtergrond zag Jo een aantal keuzemogelijkheden.
‘Waar kan ik volgens u het beste beginnen?’ vroeg ze.
‘Webbrowser. Meest recent.’
Jo ging online. De website waarop Tasia het laatst had gekeken, was treeofliberty.com.
Ze scrolde langs de onderwerpen op de beginpagina. ‘Niet bepaald geschikt als verhaaltjes voor het slapengaan, hè?’
‘Misschien wel voor mensen die cyanidecapsules in het medicijnkastje bewaren, waarmee ze hun vrouw en kinderen doden voordat het Rode Leger de bunker bestormt.’
‘Het onderwerp van gesprek is op dit moment de “moord” op Tasia.’
‘Die verhandelingen heb ik allemaal niet gelezen. Ik heb nu even geen behoefte aan een beroerte.’
Jo wilde er net eentje aanklikken toen ze boven aan de pagina zag staan: U hebt ingelogd als Fawn01.
‘Heeft ze die mensen echt niet verteld wie ze was?’
‘Hebt u zin om die maandenlange geschiedenis door te spitten? Ga uw gang. Maar zorg dat er daarna iemand beschikbaar is om u schoon te spuiten.’
De teneur van het commentaar op de site varieerde van zelfvoldaan en woest tot boosaardig. Jo keek vluchtig naar Tasia’s bijdragen. Tasia had op een theatrale, verveelde manier aan de discussie deelgenomen, maar haar bijdragen leken coherent – met beide benen op de grond, zoals de deelnemers aan het forum met elkaar hadden afgesproken. Ze zouden bij een geschiedenis- of inburgeringsexamen geen voldoende hebben opgeleverd, maar ze vormden voor een psychiater ook geen aanleiding om te denken dat Tasia psychotisch was.
‘Tasia schrijft onder een pseudoniem. Moest ze een e-mailadres doorgeven om te kunnen inloggen?’ vroeg Jo, meer aan zichzelf dan aan Vienna.
‘Geen idee. Ik zit alleen op het internetforum “taarteters voor de vrede”.’ Vienna haalde haar schouders op. ‘Ik neem aan dat ze deze activiteit voor ons verborg en met deze telefoon wilde voorkomen dat er iets op haar computer kwam te staan.’
Jo maakte een keuze uit diverse schermpjes en mogelijkheden op de telefoon. Ze zag niets opvallends en ging terug naar het forum. Daar koos ze een onderwerp uit en besloot ze een bericht achter te laten.
‘Eens even zien wat ze van mijn mening over het Hooggerechtshof vinden,’ zei ze.
Zodra ze op de link klikte om een bericht achter te laten, kwam er een dialoogscherm in beeld. Fawn01 had ingelogd en er stond een bijbehorend e-mailadres bij.
‘Bingo,’ zei Jo.
Het was een e-mailaccount dat bij de telefoon zelf hoorde. Waarschijnlijk was het automatisch aangemaakt toen Tasia de telefoon aanschafte. Jo liet het aan Vienna zien.
‘Herkent u dat adres?’
Vienna schudde haar hoofd. Jo ging naar het mailprogramma. Als het was beschermd met een wachtwoord had ze een probleem, maar Tasia’s paranoïde neigingen waren niet grondig en geordend geweest. Ze had het programma zo ingesteld dat het haar wachtwoord onthield. Jo kon rechtstreeks naar haar account.
Postvak In: 1427 berichten.
‘Lieve help.’
Vienna boog zich over haar bureau heen. ‘Wacht eens, hoeveel berichten?’
‘Veertienhonderd.’ Jo keek naar de data. ‘In de afgelopen drie maanden.’
Ze scrolde door het postvak. De haartjes op haar armen prikten. ‘Wie is Aartsengel X?’
Heb je dit ooit eerder gedaan?
Zou je willen dat ik jou dit aandeed?
Waarom reageer je niet?
SCHRIJF VERDOMME TERUG
Jo opende dat mailtje. Zonder dat ze het wilde, zoog ze sissend lucht naar binnen.
Niemand heeft gezegd dat je zo onbeleefd mocht zijn. Ik heb je vele, vele malen gemaild en je neemt niet eens de moeite om te reageren. Je bent een KLOTEWIJF.
‘Wat is er?’ vroeg Vienna.
Het volgende mailtje. Net als negenennegentig procent van alle berichten in het postvak was het afkomstig van Aartsengel X.
Je hebt het recht niet om me te negeren. We zien elkaar nog wel, kreng. Ik zie je op het podium. Ik zie je als je slaapt. Ik zie je in het hiernamaals.
Haastig pakte Jo haar eigen telefoon. Ze toetste het nummer van Amy Tang in.
Vienna las wat er op het scherm stond. ‘O god.’
‘Ja,’ zei Jo. ‘Je zus had een stalker.’