51

Vienna wenkte Jo. ‘Denk erom, Lewicki duikt naar uw knieën. Zorg dat u hem voor die tijd bij de keel hebt.’

Jo pakte de bladmuziek van het bureau. Vienna nam haar mee naar een vergaderzaal aan het einde van de hal, waar het zonlicht door hoge ramen op een gepolijste teakhouten tafel scheen. Op een dressoir onder een plasmatelevisie was een zilverkleurig dienblad met koffie klaargezet.

‘Ik ga Kel halen,’ zei Vienna. ‘Laat uw zenuwen van u af glijden voordat we terug zijn.’

Jo spreidde de muziek uit op het tafelblad. ‘After Me’. In de tekst stond: What’s next? Who’s next? Wat volgt? Wie volgt? Op haar kladpapiertje schreef ze de noten van de melodie op. B. G. C. D. F. A.

Do-re-mi. Op haar spiekbriefje, haar decoder, vertaalde ze wat ze had opgeschreven. Re-ti-mi-fa-la-do.

Betekende dat iets? Haar mond vormde de muzikale woordjes en liet er een korte pauze tussen vallen. Re. Ti.

De deur ging open en Vienna wervelde naar binnen. Toen ze opzij stapte, zag Jo de man die achter haar revolverheldenjas was schuilgegaan.

K.T. Lewicki’s kleine bulterriërogen kregen Jo onmiddellijk in het vizier. Hij zag eruit alsof hij moeite moest doen om zijn lip niet op te trekken. Even dacht Jo dat hij een stoel door de ramen zou smijten.

Vienna had hem niet verteld dat Jo hier zou zijn. Ze keek veelbetekenend naar Vienna, maar Vienna haalde alleen maar adem en zei: ‘Kel, dit is dokter Beckett.’

Jo stak haar hand uit. ‘Fijn dat u even tijd wilde vrijmaken, meneer Lewicki.’

Bruusk gaf hij haar een hand. ‘Vi weet hoe ze iemand moet overhalen.’

‘Ik weet er alles van.’

Zijn kleine oogjes knipperden in zijn eivormige hoofd. Even leek hij ontwapend te zijn, maar toen keek hij op zijn horloge. ‘Ik heb tien minuten.’

‘Ik zal ze niet verspillen. Het enige wat ik moet benadrukken, is dat de veiligheid van de president volgens mij in gevaar is.’

‘De geheime dienst is hier op volle sterkte aanwezig.’

‘Op de avond van haar dood was Tasia bang. Misschien had ze zelfs moordneigingen. Dat zou u zorgen moeten baren.’

‘Daar kan de president geen klaarheid in brengen.’ Lewicki stak zijn handen in zijn zakken en liep naar de ramen.

‘Dat kan ik niet zomaar van u aannemen. Tasia en Searle Lecroix zijn dood. En de president kan beslist uitleggen waarom Tasia gewapend met zijn colt .45 op het concert verscheen.’

‘De media zijn daar natuurlijk weer bovenop gesprongen, maar redelijke mensen begrijpen dat de president dat wapen al twintig jaar niet meer had gezien.’

‘De president had Tasia ook al bijna twintig jaar niet meer gezien, maar vorige week heeft hij haar in het geheim in Virginia ontmoet. Drie dagen later stuurde ze Searle Lecroix het bericht dat alles uit de hand was gelopen, dat haar leven gevaar liep en dat, ik citeer, “het aftellen was begonnen” als ze dood zou gaan.’

Lewicki ijsbeerde rusteloos langs de ramen, alsof hij een goede aanvalspositie zocht. Alsof andere mensen zijn tegenstanders waren. Of zijn lunch. Hij stond even stil, deed een raam open en snoof de frisse lucht op. De geluiden van het stadsverkeer dreven naar binnen. Hij staarde naar de straat.

‘Bewijs me dat dat een bedreiging voor de president vormt. Geef me één goede reden,’ zei hij.

 

In de zijspiegel keek Ivory naar de motoragent die haar auto naderde. Die helm en de spiegelende zonnebril, het strakke uniform – net de Gestapo.

Ze wisten dat ze haar zusters identiteitsbewijzen gebruikte. Op haar rijbewijs stond Noels naam. Haar walgelijke zus Noel, dikke, gestoorde Noel die alleen maar van muziek en zangers hield en daarvoor door het hoofd was geschoten door dezelfde politie die nu naar Ivory’s auto stormde.

Ze legde de Glock op haar schoot en keek door de voorruit naar de straat. Het was druk, overal auto’s, bestelbusjes, voetgangers, wolkenkrabbers. Geen enkele ontsnappingsroute. In de spiegel werd de agent steeds groter, tot zijn penning het beeld vulde.

Hij tikte op het raam.

Ze hief het wapen op, zette het tegen het glas en haalde de trekker over.