37
Jo draafde door de lobby van het St. Francis en liet haar blik door de hele ruimte dwalen, zoals ze Gabe had zien doen als hij naar bedreigingen speurde. Ze zag Noel Michael Petty nergens.
Bij de balie stond een rij mensen die wilden inchecken. Jo draaide langzaam rond en tuurde door de weelderig ingerichte lobby. Niets. Ze pakte de hoorn van een huislijn en vroeg naar de kamer van Lecroix. De telefoon ging over, maar er werd niet opgenomen. Ze liet een bericht achter.
‘Meneer Lecroix, de stalker die achter Tasia aan zat is in San Francisco. Het is een vrouw. Ik denk dat ze gevaarlijk is en dat ze het op u heeft voorzien. Ik ben hier in het St. Francis en de politie is onderweg. Waarschuw de bewaking van het hotel als u dit hoort en bel me alstublieft terug.’
Bij de balie was het personeel nog steeds bezig. Jo liep naar het bureau van de conciërge, die met een toerist praatte en bezienswaardigheden op een plattegrond van de stad omcirkelde. Jo viel hem in de rede.
‘Het spijt me, maar ik moet dringend het hoofd van de beveiliging spreken.’
De conciërge keek even opzij, glimlachte onverstoorbaar naar de toerist en zei: ‘Neemt u me niet kwalijk.’
‘Nu meteen, alstublieft,’ zei Jo.
Er werd op de deur van de suite geklopt. Lecroix maakte de zilveren rodeogesp van zijn riem vast en propte zijn voeten in zijn cowboylaarzen. In de spiegel van de slaapkamer zag hij zichzelf, en hij streek zijn natte haren glad. De cowboyhoed?
Nee, dat zou onbeleefd zijn. Tegenover Tasia’s zus moest hij respect tonen, dus dan hoorde hij binnenshuis geen hoed te dragen. Hij rechtte zijn rug. Hij had Vienna Hicks nog nooit ontmoet en wenste dat hij zich onder andere omstandigheden aan haar kon voorstellen.
In de spiegel oefende hij een glimlachje. ‘Tasia heeft het heel vaak over je gehad.’
Hij hoorde nog een klop op de deur. Met een vlug, gefluisterd schietgebedje aan het adres van Jezus en alle beschermengelen die zorgden dat rouwende zussen het een countryzanger niet kwalijk namen dat hij hun zusje had overgehaald een fatale stunt uit te voeren, liep hij door de suite naar de deur.
De conciërge wenkte kalm een collega naar zijn bureau en vroeg hem om de goed geklede toerist te helpen die Alcatraz wilde bekijken. Daarna belde hij de beveiliging. Jo spande en ontspande haar vuisten.
Toen de conciërge ophing, liep hij om zijn bureau heen en leidde hij Jo naar een plaats buiten gehoorsafstand van de toerist. ‘Zijn er problemen?’
‘Ik vermoed van wel.’ Ze vertelde hem kort wat er aan de hand was. ‘De politie is onderweg, maar ik kan meneer Lecroix niet bereiken. Hij heeft geen bodyguards. Wat kunnen jullie doen?’
Een paar meter van hen vandaan zei een gesoigneerde jonge vrouw achter de balie: ‘Neem me niet kwalijk. Een minuutje geleden was meneer Lecroix nog in zijn kamer. Zal ik hem nog eens bellen?’
‘Alstublieft,’ zei Jo.
De jonge vrouw belde naar de suite van Lecroix. Ze straalde jeugdig enthousiasme en onverstoorbaarheid uit. Op haar naamplaatje stond KARA. ‘De telefoon gaat over.’
Jo kwam bij de balie staan. ‘Hoe weet u dat meneer Lecroix een minuutje geleden nog in zijn kamer was?’
‘Ik heb hem gesproken.’
‘Naar aanleiding waarvan?’
‘Ik zei dat hij een bezoekster had.’
‘Wie?’
‘Een vrouw. Ze heette…’ Kara legde de hoorn neer en schudde haar hoofd. ‘Er wordt niet opgenomen. De vrouw heette Vienna.’
‘Vienna Hicks?’
‘Ja.’
De zenuwen gierden Jo door de keel. ‘Wat zei meneer Lecroix?’
‘Dat ze boven mocht komen.’
‘Een meter tachtig, een flinke bos rood haar…’
Kara schudde haar hoofd. ‘Gedrongen, vettige bruine paardenstaart.’
‘Probeer Lecroix nog eens te bellen en zeg dat hij niet moet opendoen.’ Jo schreeuwde de woorden bijna naar haar toe. Tegen de conciërge zei ze: ‘Stuur de beveiliging erheen, nu meteen.’
Terwijl ze naar de trap rende, toetste ze het alarmnummer in.
Lecroix deed de deur open. ‘Vienna. Kom binnen.’
De vrouw bleef als aan de grond genageld in de gang staan.
‘Vienna?’ zei hij.
Hemel, het verdriet had haar hevig aangegrepen. Hij herkende haar helemaal niet van de foto op Tasia’s aanrecht. Dat kiekje was natuurlijk tientallen jaren geleden gemaakt, maar lieve god, de tand des tijds had geen medelijden met Vienna Hicks gehad.
Haar blik was ontzet en ze leek een instorting nabij, alsof er een tornado in haar binnenste woedde. Even dacht hij dat ze zou flauwvallen of zich zou omdraaien en wegrennen.
‘Gaat het?’ vroeg hij. ‘Kom alsjeblieft binnen.’
Hij legde een hand op haar elleboog. Ze zag eruit alsof ze dringend behoefte had aan een glas water. Toen hij haar aanraakte, zakte ze bijna door haar knieën.
Het volgende moment verscheen er een zeer resolute blik op haar gezicht. Die arme meid, ze stortte bijna in, maar ze probeerde zich te vermannen.
‘Ja, ik wil wel binnenkomen,’ zei ze.
Terwijl ze strak naar zijn ogen bleef kijken, liet ze zich meenemen naar de zitkamer. De deur viel met een zware klik achter hen dicht.
‘Ik ben blij dat ik je eindelijk ontmoet,’ zei hij.
Ze draaide zich langzaam om en staarde naar hem alsof hij in brand stond. ‘Ja. Eindelijk.’
Bij het zien van haar intense blik begon er een vreemde bezorgdheid aan hem te knagen. ‘Vienna?’
‘Sst, Searle.’ Ze liep naar hem toe. ‘Searle, mijn allerliefste. Het had allemaal heel anders kunnen lopen.’