1

Hack Shirazi zette zich schrap in de deuropening van de helikopter en keek naar het propvolle honkbalstadion aan de andere kant van San Francisco Bay. De wind en het kabaal van de motor beukten op hem in, en de avondzon doorkliefde zijn gezichtsveld. Er was al betaald, dus hij zou zijn taak netjes uitvoeren. Maar ze waren aan de late kant, waardoor het gouden licht van de ondergaande zon recht in zijn gezicht scheen.

Hij schoof het gekromde magazijn in de kalasjnikov. ‘Ik geef het teken.’

In de helikopter naast hen ging het tweede team in de deuropening staan. Over de baai vlogen ze in de richting van de stad. Honderdvijftig meter onder hen waren witte schuimkoppen op het water te zien. Op de pilotenstoel hield Andrejev de stuurknuppel stevig vast.

Het stadion van de Giants was afgeladen. De tribunes puilden uit en tussen de thuisplaat en het podium op het midden van het veld zag het zwart van de mensen. De twee Bell 212-heli’s zouden over het stadion heen vliegen, keren en hun doel met de zon in de rug naderen.

Andrejev nam contact op met hun man op de grond. ‘Rock-’n-roll.’

 

Op de tribune drukte Rez Shirazi zijn hand tegen zijn oortje. ‘Begrepen.’

Om zich heen hoorde hij bijna ook alleen maar rock-’n-roll. De muziek galmde vanaf de tribunes langs de foutlijn, waarop aangeschoten boerenpummels op de maat meeschreeuwden. Het geluid kwam ook vanaf het krioelende veld, waar zonverbrande studentes de mierzoete teksten meezongen, en vanuit de skyboxen links en rechts van hem, waar investeerders aan mojito’s nipten en tortillachips van vijf dollar in een mangochutney-salsa doopten.

Shirazi schudde zijn hoofd. Nep-rock-’n-roll met een poenerig country-and-western-laagje eroverheen. Smakeloze, Amerikaanse dikdoenerij.

Door zijn oortje hoorde hij zijn broer Hack. ‘Vier minuten. Stel de tijd in.’

Rez drukte op de stopwatch van zijn horloge. ‘Ingesteld.’

Op het podium, naast gigantische boxen die hun zuidelijke accenten versterkten, stond een patriottisch achtergrondkoortje te neuriën terwijl een zanger met cowboylaarzen van tweeduizend dollar op klaaglijke wijze de beproevingen van de gewone man bezong. Kennelijk mocht je hem zijn werk en zijn geld afpakken, maar werd hij pas echt kwaad als je hem te min vond om hem een hand te geven.

You can take my work, you can take my cash… but if you won’t shake my hand, I’ll light a fire up your…

Ass,’ zei Shirazi.

In de skyboxen om hem heen wemelde het van de mensen. Ook op de balkons ervoor zaten de rijen vol, maar de skybox van Rez was leeg. Geen hapjes, beslist geen drankjes, geen rondhangende mensen. Hij liep het balkon op en controleerde hun spullen. De flessen met kooldioxide stonden op hun plaats. De tokkelbaan was stevig vastgemaakt. Het was een roestvrijstalen vliegtuigkabel, die door een gesmede oogbout was gehaald en was vastgemaakt aan de dwarsbalken die de bovenste ring van het stadion ondersteunden. Hij keek even naar de videocamera en tuurde daarna over de rand van het balkon. Het was een flink eind naar beneden.

Uit zijn portofoon klonk krakend de stem van Andrejev. ‘Ik zie haar niet op de camerabeelden. Is ze er wel?’

 

Precies op dat moment ging de deur van de skybox open. Lawaai dreef vanuit de gang naar hem toe, en Tasia McFarland stormde naar binnen.

‘Rez, ze lopen achter me aan. Stuur ze weg. Ik kan dit niet als al die mensen me lastigvallen.’

De zenuwen sloegen toe nu hij haar zag. ‘Ze is er.’ Een fractie van een seconde kriebelde zijn huid en bonsden zijn oren. ‘O, shit.’

In zijn oor vroeg Hack scherp: ‘Wat is er?’

Tasia had de klimgordel al om haar heupen vastgegespt. Dat was nog een hele toer geweest, want ze droeg een magentakleurig korset, met aan de achterkant een sleep van ruches die tot op de grond hing. Daaronder droeg ze een gescheurde spijkerbroek en turkooizen cowboylaarzen. Aan de bovenkant leek ze net Scarlett O’Hara die halverwege een striptease was gestopt, en aan de onderkant zag ze eruit alsof ze het met een hondsdolle das aan de stok had gehad.

Achter haar stroomden mensen naar binnen. Beveiligers van het stadion. Een meisje van de make-up. Iemand van de kleding. De geluidsman.

Ze draaide zich razendsnel naar hen om. ‘Laat me toch met rust. Ik word helemaal gek van jullie. Ik kan niet nadenken. Donder op. Rez, stuur ze weg.’

Rez hief zijn handen op. ‘Oké. Kalm aan.’

Haar heldere, jadekleurige ogen fonkelden. ‘Kalm aan? Dit is een happening. Dit is een supernova. Ik sta aan de oever van de Rubicon. En deze…’ Ze gebaarde naar haar gevolg. ‘… deze vampiers vullen mijn hoofd met ruis. Ze omringen me met zoveel kabaal dat ik niet hoor wat ik moet horen om mezelf daarginds te beschermen. Stuur ze weg.’

In zijn oor hoorde Rez de stem van de regisseur. ‘Godsamme. Gaat ze door het lint?’

‘Jazeker.’ Rez gebaarde dat iedereen naar buiten moest. ‘Jullie hebben haar gehoord. Wegwezen.’

Het meisje van de make-up wees wanhopig naar Tasia. ‘Maar moet je zien hoe ze eruitziet. Het lijkt wel of ze met kleurkrijtjes heeft gespeeld.’

Rez duwde het meisje naar de deur.

De beveiligers keken nors naar hem. ‘Dit is tegen de afspraak.’

‘Niks aan de hand,’ zei Rez. ‘We hebben de stunt al tien keer gedaan.’

De geluidsman schudde zijn hoofd. ‘Haar zendertje, ze…’

‘Ik regel het verder wel.’ Rez werkte de laatste van de groep de deur uit.

‘Op jouw verantwoording, vriend,’ riep de geluidsman over zijn schouder.

‘Ik ben de stuntcoördinator. Het is altíjd op mijn verantwoording.’ Rez duwde de deur dicht.

‘Doe hem op slot,’ zei Tasia.

Rez schoof de grendel erop. Tasia beende door het vertrek, waarbij ze vluchtig naar de hoeken en het plafond keek en de schaduwen bestudeerde. Haar ruches sleepten als een pauwenstaart achter haar aan.

‘Vroeger dacht ik dat roem een schild vormde, maar mijn bekendheid zal me niet beschermen. Ik ben er juist een doelwit door geworden,’ zei ze.

Rez keek op zijn horloge. ‘Het valt niet mee om beroemd te zijn.’

‘Dat is een understatement. Ik heb levenslang. Het leven is hard, en ik ben hard, en dan ga je dood. Zo dood als Dodi en prinses Diana.’

In zijn oortje hoorde hij Andrejev zeggen: ‘Drie minuten. We vliegen op jullie af en beginnen aan onze ronde.’

‘Begrepen,’ zei Rez.

Over drie minuten zou een computerprogramma de reeks special effects in werking stellen, en op het moment dat de helikopters over het honkbalstadion vlogen, zou Tasia een spectaculaire entree maken. Maar nu ging ze verdomme over de zeik.

‘En ik ben niet bang voor de camera, maar er hangt er voortdurend een boven me die me in de gaten houdt. Satellieten, het Bureau Nationale Veiligheid, paparazzi. Op tv, online, welke kant ik ook op kijk, ze staren naar me. Een hertje in de koplampen. Een ree in groot licht. Do ree mi fal dood, stelletje klootzakken.’

Ze beende langs de glazen deuren naar het balkon en staarde naar de veertigduizend mensen die het stadion vulden. De muziek dreunde tegen het glas, vervormde echo’s van het vaderlandslievende refrein.

Rez volgde haar naar buiten. ‘Kom, we maken je vast. Het komt vast allemaal goed. Het is gewoon een stunt.’

De bries van de baai tilde de haren in haar nek op als karamelkleurige sliertjes rook. ‘Het was een stunt in de film. Maar in de film deed de ster dit niet zelf. Weet je waarom?’

Omdat zij niet getikt is. ‘Omdat ze niet zo in elkaar zit als jij.’

Omdat de ster niet zo verslaafd was aan aandacht als Tasia McFarland. Omdat de ster niet dapper of roekeloos genoeg was om zich aan een tokkelkabel vast te haken, de titelsong van de film te zingen en op twaalf meter hoogte boven het publiek te vliegen terwijl er vanaf het scorebord vuurwerk werd afgestoken.

Bull’s-eye was de nieuwste release in een reeks actiefilms vol vuurwapens en heupwiegende vrouwen. Lange Loop. Stevig Doorladen. De stuntmannen hadden hun eigen namen voor dit soort films. Knokken en mokkels. Blondjes en bloed.

Maar de film was een groot succes, en de titelsong ‘Bull’s-eye’ ook. Tasia McFarland stond boven aan de hitlijsten, en daar wilde ze blijven.

‘Filmsterren laten hun stunts aan een ander over omdat ze de ballen verstand hebben van leven en dood,’ zei ze.

Haar ogen glansden. Haar make-up zag eruit alsof ze was opgemaakt door een opgewonden zesjarige die stiekem een pikant blad had gelezen.

‘Staar me niet zo aan,’ zei ze. ‘Ik ben nuchter. En ik heb niet gebruikt.’

Had ze misschien zelfs te weinig gebruikt? De gedachte moest op Rez’ gezicht te lezen zijn, want Tasia schudde haar hoofd.

‘En ik heb netjes mijn medicijnen geslikt. Ik ben gewoon gespannen. Zullen we dan maar?’

‘Prima.’ Rez dwong zichzelf om bemoedigend te klinken. ‘Het wordt een eitje. Net als in Denver. Net als in Washington.’

‘Je kunt slecht liegen.’ Ondanks haar glimlach zag ze er ongelukkig uit. ‘Dat bevalt me wel, Rez. Van goede leugenaars heb je meer te vrezen.’

In zijn oor klonk Andrejevs stem nu iets hoger. ‘Twee minuten.’

Tasia’s blik dwaalde van de lege skybox naar het deinende veld. Ze sjorde aan haar strakke spijkerbroek.

‘De gordel zit niet goed.’ Ze trok eraan. ‘Hij moet losser.’

Er zat al een karabijnhaak aan de gordel vast. Rez stak zijn hand ernaar uit, maar ze gaf hem een tik op zijn vingers. ‘Ga naar binnen en draai je om. Niet kijken.’

Hij keek haar stuurs aan, maar ze duwde hem achteruit. ‘Ik kan niet zingen als die verrekte kuisheidsgordel in mijn kruis snijdt. Wegwezen.’

Dacht ze soms dat het discreter was om haar slipje voor het oog van een vol stadion recht te trekken? Maar hij herinnerde zich regel één: geef de ster altijd haar zin. Met tegenzin ging hij naar binnen en keerde hij haar de rug toe.

Achter hem werden de glazen deuren met een klap dichtgegooid. Toen hij zich omdraaide, zag hij dat Tasia de deuren op slot deed.

‘Hé.’ Rez rammelde aan de klink. ‘Wat krijgen we nou?’

Ze pakte een stoel en klemde die onder de klink.

‘Dit is geen stunt, Rez. Hij zit me op de hielen. Dit is een kwestie van leven of dood.’

 

Omringd door duizenden blije mensen liet een zonverbrande, dorstige Jo Beckett zich op het veld op haar krappe plastic stoeltje onderuitzakken.

De band produceerde genoeg decibels om de sonar van de duikboten in de Stille Oceaan op te blazen. Het nummer, ‘Banner of Fire’, dreunde extra hard op de eerste tel en diste mensen die niet van grove hagel, monstertrucks en vrijheid hielden. De zanger, Searle Lecroix, was een swingende figuur die zijn gitaar laag droeg en de microfoon bijna kuste. Er hing een zwarte stetson over zijn voorhoofd, waardoor zijn ogen nauwelijks zichtbaar waren. De gitaar in zijn handen was beschilderd met de Amerikaanse vlag en kon waarschijnlijk alleen maar vaderlandslievende liederen spelen.

De jonge vrouw naast Jo klom op haar stoel, ramde met haar vuisten in de lucht en schreeuwde: ‘Woeeee!’

Jo trok aan de zoom van haar T-shirt. ‘Tina, bewaar dat maar voor de dag des oordeels.’

Lachend sloeg Tina Jo’s vingers weg. ‘Snob.’

Jo hief haar ogen ten hemel. Toen ze haar zusje voor haar verjaardag concertkaartjes had aangeboden, had ze gedacht dat Tina deathmetal of Aïda zou kiezen in plaats van Searle Lecroix en de Bad Dogs and Bullets-tournee.

Ondanks haar muzieksmaak leek Tina wel een jongere versie van Jo: lange bruine krullen, levendige ogen, een compacte, atletische lichaamsbouw. Maar Jo droeg een cargobroek en Doc Martens, en ze had een legitimatiepasje van het USCF Medical Center in haar rugzak en straalde de wereldwijze houding van een jonge dertiger uit. Tina droeg een strooien cowboyhoed, een neusring en genoeg armbanden om de United States Mint van zilver te kunnen voorzien. Ze was de menselijke verschijningsvorm van cafeïne.

Jo kon onmogelijk haar gezicht in de plooi houden en glimlachte naar haar. ‘Je bent een pion in de samenzwering tussen het leger en Nashville.’

‘Jij spoort niet. Straks zeg je nog dat je niet van puppy’s of het kindje Jezus houdt.’

Jo stond op. ‘Ik ga naar de snackbar. Heb je ergens zin in?’

Tina wees op Lecroix. ‘Hem. Warm en met boter.’

Jo lachte. ‘Ik ben zo terug.’

Ze worstelde zich langs de andere mensen naar de wandelgang en liep naar de tribunes. Boven haar hoofd glinsterde metaal in het zonlicht. Toen ze opkeek, zag ze een stalen kabel van een skybox naar het toneel lopen. Het leek wel een tokkelkabel. Ze ging langzamer lopen en schatte de afstand van het balkon naar de landingsplaats op het toneel. Het was een flinke afstand.

Een tel later hoorde ze helikopters.

 

Andrejev liet de Bell 212 een schuine bocht maken en maakte zich klaar om over het stadion te vliegen. Hij werd geflankeerd door de tweede helikopter.

‘Negentig seconden,’ zei hij. ‘Rez, is Tasia er klaar voor?’

Er kwam geen reactie. ‘Rez?’

Hij keek naar de videomonitor, waarop het balkon van de skybox te zien was.

Zijn ogen werden groot van schrik, want de deuren van de skybox waren met een stoel dichtgeklemd. Rez stond binnen aan de klink te rammelen.

Op het balkon stond Tasia met haar rug naar hem toe. Ze stak haar hand uit naar haar achterzak, die zich onder de extravagante sleep met ruches aan haar korset bevond.

‘Shit. Shit. Shit,’ zei Andrejev.

Vanuit de deuropening van de heli riep Hack Shirazi: ‘Wat is er aan de hand?’

Andrejev schreeuwde in zijn portofoon: ‘Rez, ze heeft een pistool.’