31

Jo scheurde in haar Tacoma door het zakendistrict naar Kearney. Ze stuurde de auto om een vuilniswagen heen alsof ze Ahnuld de robot op zijn hindernisbaan was. Ferd greep het dashboard beet om zijn evenwicht te bewaren. Ze gooide haar telefoon naar hem toe.

‘Bel Tang nog een keer. Als ze er nog niet is, vraag dan naar haar baas.’

Ze schakelde op toen ze over de top van een heuvel reed. De autogordels om hun lichamen kwamen strak te staan. Ferd toetste een aantal cijfers in en kreeg minstens drie mensen aan de lijn voordat hij eindelijk het kantoor van de hoofdinspecteur kreeg.

‘Ja, ik bel namens dokter Johanna Beckett. Het gaat om een noodgeval.’

Jo schudde haar hoofd. Ze kon niet zeggen dat dit een noodgeval was – nog niet. ‘Het is dringend.’

‘Nee, sorry, het is geen noodgeval, het is dringend.’ Ferd veegde zijn voorhoofd af. Het volgende moment ging hij rechtop zitten. ‘Ja, dank u, ik bel namens dokter Johanna Beckett.’

Ze stuurde haar auto naar de kant en stond stil in een zone waar ze eigenlijk niet eens mocht stoppen. Daarna nam ze de telefoon van hem over. Ze kreeg Chuck Bohr aan de lijn – de kale kleerkast die bij het UCSF Medical Center ruzie had gemaakt met Tang.

‘Ik heb een spoor naar degene die Tasia McFarland stalkte.’

‘Wat voor een spoor?’ informeerde Bohr.

Ze legde het zo snel mogelijk uit. ‘Misschien zit hij nog bij Starbucks. Kunt u iemand daarheen sturen om ons te helpen?’

Bohr had slechts een seconde nodig om na te denken. ‘Ik stuur wel een agent in burger. We doen het onopvallend. Wat draagt u?’

Ze gaf antwoord en hij zei: ‘Een kwartier. Als de stalker nog online is, hou hem dan aan de praat.’

‘Dank u wel.’

Ze reed weg en moest vrijwel meteen op de rem trappen om te voorkomen dat ze op de achterbumper van een Camry botste. Ze wees op Ferds telefoon. ‘Is Aartsengel X nog online?’

‘Geen idee. De verbinding is te traag.’ Ferd bleef de telefoon in zijn handen ronddraaien. ‘Is dit eigenlijk wel legaal?’

Met een scherpe blik keek ze opzij. ‘Als je aan iemands internetverbinding kunt zien waar hij zit, is daar niets illegaals aan. Of heb je me niet alles verteld?’

Hij haalde zijn hand door zijn haren. Deze keer had hij niet de moeite genomen om ze met Brylcreem plat te kammen, en er viel een lok voor zijn ogen.

‘Ferd?’ vroeg ze nog nadrukkelijker. ‘Hoe heb je Aartsengel X gevonden?’

‘Niet boos zijn.’

‘Wat heb je gedaan?’

‘Ik heb wat aas uitgegooid en hij heeft toegehapt.’

‘Vertel op.’

‘Ik heb online naar zijn voetafdrukken gezocht. Hij heeft Tasia McFarland veertienhonderd e-mails gestuurd, en ik dacht dat hij andere mensen misschien ook e-mails stuurde of online commentaar gaf. Je weet wel, op blogs en nieuwsberichten over haar, op de fora van fan- en muzieksites of in chatrooms.’

Ze keek weer even opzij. ‘En is dat zo?’

Hij knikte heftig en zijn bril gleed van zijn neus. Hij duwde hem weer omhoog. ‘Een paar muziekfora en een paar van de politieke sites die in de samenzweringstheorieën rond Tasia’s dood zijn gedoken.’

‘Je hebt die sites toch niet gehackt, hè?’

‘De term is cracken, niet hacken, en waarom denk je dat ik dat kan?’

‘Sorry. Heb je je op een site naar binnen gewurmd en informatie over Aartsengel X ontdekt?’

‘Zo zou je het kunnen zeggen, ja. Ik heb op een politieke site commentaar achtergelaten.’

‘Wat leverde dat op? Heeft Aartsengel X gereageerd?’

‘Hij begon een discussie met me.’

Ze keek naar hem. ‘Ferd. Mijn hemel.’

‘Vervolgens heb ik mijn eigen blog opgezet. Over politiek en samenzweringstheorieën en muziek. En ja hoor, hij kwam bij me langs om te reageren op een bericht over Tasia.’

Die opmerking wekte duidelijk haar belangstelling.

Hij hief zijn handen op om haar enthousiasme af te remmen. ‘Hier wordt het verhaal een beetje dubieus. Ik heb zo’n vijfentwintig stukken geplaatst en de tijdstempels veranderd om de indruk te wekken dat de blog al een paar maanden in de lucht is. En bij de commentaren op die stukken heb ik een paar klonen gecreëerd.’

‘Heb je nepcommentaren gegeven?’

‘Ja, ik heb de reacties zelf geschreven, waarbij ik een stuk of tien andere ID’s heb gebruikt, zoals “Mad as Hell”, “John Galt” en “Loverboy”.’

Zodra het woord ‘loverboy’ uit zijn mond rolde, bloosde hij van zijn kraag tot zijn haarlijn.

‘Nam Aartsengel X deel aan de discussie?’ vroeg Jo.

‘Jazeker.’ Ferd ademde uit en probeerde zijn gêne van zich af te zetten. ‘En omdat ik de beheerder van de site ben, kreeg ik allerlei gegevens over zijn IP-adres in handen. Ik heb de blog opgezet met wat extra software, die bij elk bericht alle rauwe data achter het mailverkeer tussen afzender en ontvanger weergeeft. Daardoor kon ik zien wie zijn internetprovider is, via welke hosts de berichten werden geleid, en het is duidelijk dat hij verbinding heeft gemaakt via een provider in de Bay Area.’

‘Weet je zeker dat hij die gegevens niet heeft vervalst?’

‘Nee, maar hij lijkt niet geïnteresseerd te zijn in digitale vervalsing. Hij vindt het belangrijker dat hij onder een schuilnaam zijn mening kwijt kan dan dat hij zijn identiteit op een technische manier kan verbergen.’

Jo keek verbaasd opzij. Kon Ferd Bismuth zich opeens in anderen verplaatsen?

Hij stak zijn hand uit en zette de airconditioning aan. ‘Het is hier ontzettend warm. Volgens mij begin ik koorts te krijgen.’

‘Leg eens uit hoe je erachter kwam dat hij in het centrum zit,’ zei Jo.

‘Ik zal het je laten zien.’

Vanuit haar ooghoek zag ze zijn duimen over zijn telefoon flitsen. In de verte vervaagden de zonverlichte wolkenkrabbers van het zakendistrict in een aanrollende muur van mist.

‘Ik moet hem bezighouden,’ zei Ferd.

‘Heb je… Wat heb je gedaan?’

Zijn duimen tikten op de telefoon. ‘Ik heb hem uitgedaagd om een reactie op een gedenksite voor Tasia achter te laten. Ik wilde niet dat hij de Starbucks zou verlaten.’

‘Heel slim, maar je zou uitleggen hoe je weet dat hij juist in die koffiebar zit.’

‘Ik weet hoe ik de runen moet lezen. De raw source headers op de interface van de blog laten zien dat hij zijn berichten verstuurt vanaf een site die wordt beheerd door een telecombedrijf, dat zelf weer onder contract staat bij een plaatselijke provider. Daardoor weet ik dat het een Starbucks is – hun wifi-netwerk is aangelegd door dat telecombedrijf. En een enthousiaste vriend heeft me geholpen om de rauwe data te lezen, die je vertellen van welke Starbucks de klant gebruikmaakt. Heel nuttig.’

‘En daardoor weet je dat het de Starbucks op Kearny is.’

‘Hé.’ Hij tuurde naar de telefoon. ‘Het is me gelukt om online te komen. Aartsengel heeft op een van mijn commentaren gereageerd. Ik zal hem nog een beetje opporren.’

Zijn duimen kwamen weer in beweging. ‘Ik vertel hem dat Tasia te puur was om in onze wereld te blijven. Ze is naar een hoger niveau getild, waar ze over ons allemaal waakt. Vooral over de president. Als een beschermengel. Dat zal hem wel op stang jagen.’

‘Maar niet te erg, hoop ik.’ Jo reed om het huizenblok heen om haar route via de eenrichtingswegen te vervolgen.

‘Wat denk je, zijn we legaal bezig?’ vroeg Ferd.

‘Zeker weten, maar ik wil de steun van de politie.’

‘Hoe moeten we erachter komen hoe die stalker eruitziet?’ wilde hij weten.

‘We beginnen bij de forse mannen die in de Starbucks zitten te internetten. Ik denk dat Aartsengel de inbreker in Tasia’s huis was.’

De Starbucks zat op een hoek, had grote ramen en was gevestigd in een oud, rood geschilderd bakstenen gebouw vol brandtrappen. Jo reed twee keer om het blok heen, maar ze kon geen parkeerplaats vinden.

‘Heb je geen speciale dispensatie om hier in noodgevallen te parkeren?’ vroeg Ferd.

‘Nee, zelfs niet als je nu een uitbarsting van de builenpest krijgt.’

In de verte reed een langs de stoeprand geparkeerde bestelwagen weg. Jo trapte het gas in en wist de parkeerplaats te bemachtigen. Ferd en zij sprongen uit de auto en liepen over Kearney naar de Starbucks.

‘Zoek iemand die aan het internetten is,’ zei ze.

Ze liepen naar binnen en bleven bij de ingang staan. Het was een van de grootste, drukste vestigingen van Starbucks die ze ooit had gezien – warm, lawaaierig en propvol mensen.

Iederéén zat te internetten.

Aan tafeltjes, in hoeken, achter kranten, overal om Jo heen, zelfs in de rij voor de bar. Overal zaten mensen over computers gebogen of naar hun mobieltjes te turen. Aan een tafeltje zat een moeder naar een laptop te staren. In een wandelwagen naast haar zwaaide een kindje met een muffin in de ene hand en een iPhone in de andere.

‘O jee,’ zei Ferd.

‘Zoek een tafel. Ik haal koffie en probeer te kijken welke mensen in aanmerking komen.’

Ze ging in de rij staan. Als Aartsengel X de potige indringer was die haar in Tasia’s huis had aangevallen, moest ze verder kijken dan het beeld dat op haar netvlies stond. Niemand in de Starbucks droeg camouflagekleding en een bivakmuts. Veel mannen zagen eruit alsof ze hun kleren kochten in winkels voor extra grote maten. Ferd vond een tafeltje en ging zitten, terwijl hij zijn telefoon als een wapen uit Star Trek in zijn hand klemde.

Ze keek wat langer naar de mensen die met hun computers en telefoons bezig waren.

De meesten zaten tijdens het koffiedrinken te lezen. Af en toe scrolden ze op hun gemak een pagina naar beneden. Een paar anderen lieten hun vingers over de toetsen flitsen. Bij de bar drukte een vrouw met een groene muts haar opengeklapte laptop tegen haar borst. Terwijl ze met één vinger typte, stak ze haar mok uit naar de barista voor een tweede kop koffie. De mensen die verwoed zaten te tikken alsof ze in een felle forumruzie verwikkeld waren, waren in de minderheid. Toch waren het er nog altijd een stuk of twintig. Jo schoof steeds dichter naar de bar toe en bestelde twee grote bekers koffie.

Toen ze Ferds koffie op het tafeltje zette, zei hij: ‘Aartsengel X heeft tien minuten geleden voor het laatst gereageerd. Als hij is weggegaan, kan ik dat nog niet zien. Ik heb hem uitgedaagd door heel hatelijk op zijn laatste bericht te reageren, dus we zullen zien.’

Hij keek om zich heen, knipperde gejaagd met zijn ogen en veegde zijn bovenlip af. Als hij een bom om zijn borstkas had gebonden, had hij er niet verdachter uit kunnen zien. Jo nam een slok koffie en keek de zaak rond. Dit was San Francisco, in naam het centrum van relaxed Californië, maar negentig procent van de aanwezigen vertoonde nerveuze tics of dwangmatig gedrag.

Ferd ging rechtop zitten. ‘Hij heeft net een bericht geplaatst. O jee.’

Hij liet Jo de telefoon zien. Een engel? Tasia was een POKKENWIJF. Ze vertrapte ieders dromen. Ze verdiende het om te sterven.

Ferd had gelijk: o jee. ‘Je kunt niet zien wie er op je bericht reageert, want zijn woorden verschijnen niet meteen op je scherm. Er zit wat vertraging tussen.’

Ferd fronste en zijn ogen flitsen naar links en naar rechts, alsof hij iets berekende. ‘Ik heb een idee. Misschien kan ik zijn verbinding verbreken.’

‘Hoe dan?’

Hij pakte zijn portemonnee en haalde er een prepaid wireless-internetkaartje van Starbucks uit. ‘Zet je laptop aan.’

Ze haalde hem uit haar tas. ‘Wat ga je doen?’

Hij pakte de laptop. ‘Weet je zeker dat dit niet verboden is?’

‘Ik weet niet wat je gaat doen. Bovendien ben ik arts, geen advocaat.’

Hij liet een browser in beeld verschijnen. Met het wireless-internetkaartje logde hij vanaf Jo’s computer in op het Starbucks-netwerk.

Hij haalde diep en theatraal adem. ‘Ik ga de klantenservice bellen. Daar gaat-ie.’

Hij belde het nummer op de achterkant van het internetkaartje. Even later zei hij: ‘Ik hoop dat u me kunt helpen. Ik zit in een Starbucks in San Francisco en het lukt me niet om online te komen.’ Hij luisterde even. ‘Heb ik al geprobeerd.’ Hij knikte. ‘Dat ook. Ik heb alles nagelopen en al mijn stappen gecontroleerd. Het lukt niet.’

Hij keek even naar Jo en knikte als een hondsdolle bever. ‘Mijn e-mailadres? Ja hoor. Dat is Aartsengel X, aan elkaar, at Hotmail,’ zei hij.

Jo moest glimlachen om zijn lef. Een minuut lang hoorde ze hem vragen beantwoorden. De klantenservice liep een vast lijstje na om erachter te komen wat het probleem was. Tot haar verbazing was Ferd charmant en vasthoudend.

Uiteindelijk keek hij met glinsterende ogen op. ‘Ik zet u even op de speaker, dan kan ik ondertussen typen.’ Hij legde de telefoon op tafel. ‘Kunt u dat herhalen?’

Er galmde een jong klinkende stem uit de telefoon. ‘Ik kijk even naar de realtime-informatie van de plaats waar u nu zit. Volgens mijn informatie bent u nu online.’

Bingo. Jo balde haar handen tot vuisten en drukte ze op haar knieën. Aartsengel X was in deze ruimte aanwezig.

Ferd schraapte zijn keel. ‘Nee hoor, echt niet.’

‘Jawel, ik zie u op mijn scherm. Uw computer verzendt data en u hebt onder het adres van Aartsengel X ingelogd.’

Jo stond versteld. AT&T en Starbucks knapten het vuile werk voor Ferd op.

Ferd deed of zijn neus bloedde en liet wat wanhoop in zijn stem doorklinken. ‘Kunt u me alstublieft helpen? U zegt dat ik online ben, maar ik kijk naar een bericht dat ik geen toegang heb en verspil al mijn tegoed op dit internetkaartje. Ik begin last van mijn maagzweer te krijgen. Kunt u mijn verbinding resetten?’

Na een korte stilte zei de stem van de klantenservice: ‘Oké. Een ogenblikje.’

Jo was diep onder de indruk. Ferd was dapper en slim. Hij ging de klantenservice dwingen om de verbinding van Aartsengel X te verbreken.

Ferd pakte de telefoon en bedekte het spreekgedeelte. ‘Als de verbinding van Aartsengel X wordt verbroken, moet jij om je heen kijken wie er geïrriteerd raakt.’

Ze wachtten. Met zijn hand nog op het spreekgedeelte vroeg Ferd: ‘Hoever wil je hierin gaan? Als ik de klantenservice zover kan krijgen dat ze me weer helpen om “in te loggen”, kan ik met de login-info misschien de verbinding van Aartsengel X wegkapen. Dan kan hij niet meer inloggen en krijgt hij pas echt de pest in.’

Jo keek op haar horloge. Er waren zes minuten verstreken sinds Bohr had gezegd dat er een agent in burger onderweg was.

‘Goed.’

‘Maar dan moeten we wel snel zijn.’

De stem van de klantenservice kwam weer aan de lijn. ‘Meneer, ik ga nu uw verbinding resetten. Wacht zestig seconden en log dan weer in.’

‘Dank u wel,’ zei Ferd.

Hij verbrak de verbinding en ze probeerden onopvallend rond te kijken.

Om hen heen bleven de mensen koffiedrinken en aan hun elektronische speeltjes prutsen. Het kindje in de wandelwagen gooide de iPhone op de grond.

Jo keek weer naar haar scherm. ‘Is het gelukt?’

Ferd tuurde naar haar computer. ‘Dat zullen we zo wel zien.’

 

Hé, wat was dat?

NMP hield op met typen. Het draadloze signaal was weggevallen. De pagina kon niet worden geladen en zijn bericht werd niet naar het forum gestuurd.

‘Verdomde…’ Hij tikte hard op de toetsen. Er gebeurde niets. Daarna probeerde hij weer in te loggen, maar hij kreeg een foutmelding in beeld.

Wat was er aan de hand?

NMP leunde achterover. Lagen ze op de loer? Hield iemand de fora in de gaten?

Shit, had de regering NMP’s digitale waarschuwingen over Tasia getraceerd?

NMP, de Ruige Rotzak, Aartsengel X, merkte dat zijn hart sneller ging slaan. Hij keek rond door alleen zijn ogen te bewegen. Hij voelde dat zijn masker van hem afgleed. Heel even kwam Noel Michael Petty tevoorschijn, miauwend als een jong katje.

Iemand had zijn mond voorbijgepraat. En in een abrupte, pijnlijke flits, alsof dikke handen een ribbenkast beetgrepen en openscheurden, wist hij wie het was geweest. Het voelde als een dolksteek. Bewijs, de finale. Het laatste verraad.

Petty was zo voorzichtig geweest. Alleen maar zorgvuldig gekozen woorden, de vermomming NMP, alle reacties geredigeerd achter het masker van de digitale avatar Aartsengel X. Hij had Noel Michael Petty beschermd, maar ook Noel Michael Petty’s idool.

Het was allemaal voor niets geweest. NMP sloot zijn laptop en voelde de scherpe rand van de afgebroken, wachtende antenne in zijn zak.