55

Gabe bevond zich te midden van het drukke verkeer op Sansome en reed stapvoets in de richting van Sacramento Street. Terwijl hij langs wolkenkrabbers van rookglas en neoklassieke bankgebouwen reed, schalde ‘Complicated Shadows’ van Elvis Costello uit zijn stereo-installatie. Voor het eerst in vierentwintig uur had hij het gevoel dat hij zijn hoofd boven water had. Het was kolkend water met witte schuimkoppen, dat wel, maar hij kon ademhalen en zwom naar de kust.

Hij wist dat hij er zou komen. Jo was daar.

Op de hoek liep het verkeer compleet vast. Op Sacramento zag hij vrachtwagens, een politieauto, bussen. Hij reed de hoek voorbij. Het was niet vreemd dat het verkeer een puinhoop was: de chef-staf van het Witte Huis was bij Waymire & Fong. Hij reed om de kantoren heen en zag halverwege een steegje. Hij reed erin en kwam uit in de buurt van het Waymire-gebouw.

Toen hij stopte, hoorde hij sirenes.

 

Jo’s hart klopte hoog en hard in haar keel. Ze rende naar het raam en schoof het met kracht verder open. Het lawaai van de stad dreef naar binnen. In de verte hoorde ze sirenes.

De stem van Lewicki klonk ongelovig. ‘Gaat u soms papieren vliegtuigjes met het woord “help” naar beneden gooien? Kom van dat raam weg. Als u daar blijft staan, had uw hoofd net zo goed een watermeloen op een stok kunnen zijn.’

Aan de andere kant van de gebarricadeerde deur riep een vrouw: ‘Keyes, hierheen.’

De deurknop draaide en er werd aan de deur gerammeld. Dana Jean gilde. Ineengedoken haastte Jo zich naar de vergadertafel, waar Waymire een hand op zijn borst legde.

‘Pijn… Druk op de borst,’ zei hij.

‘Hou vol.’

De aanvallers bonkten tegen de deur.

Met een meedogenloze bulterriërblik keek Lewicki Jo aan. ‘Kom verdomme onder die tafel zitten en help mee om hem tegen de deur te duwen.’

‘Nee. We kunnen ze nooit tegenhouden. We moeten ontsnappen.’

Lewicki deed zijn mond open om haar af te blaffen, maar Jo greep hem bij zijn das. ‘We kunnen naar de verdieping hieronder afdalen.’

‘En als er nog meer schutters buiten staan?’

Jo draaide er niet omheen. ‘Er zijn er meer. Ace Chennault is niet bij hen. Hij is ergens anders.’

‘Ik…’

‘En hij gaat een aanslag op de president plegen.’

Lewicki’s gezicht vertrok heel even, alsof ze hem in zijn oog had geprikt. Hij had grotere problemen dan de president. Zijn eigen leven stond op het spel.

De deurknop knalde met veel kabaal en splinterend hout van de deur en stuiterde over de tafel. In de deur bleef een gat met ruwe randen achter. De lucht stonk naar cordiet.

Jo hield Lewicki’s das vast. ‘We moeten hier weg. Anders gaat Waymire dood. U en ik zijn de enigen die weten dat Chennault het op president McFarland heeft gemunt. En de schutters hebben maar een paar minuten nodig om de deur in te trappen.’

Ze had nog nooit iemand zo boos en ongelovig zien kijken als Lewicki.

Haar stuiterende hart bonkte in haar oren. ‘We moeten ontsnappen om onszelf en de president te redden. Ik moet naar de verdieping hieronder afdalen.’

Ze hoorden een hand aan het kapotte deurbeslag morrelen. Daarna hoorden ze gekreun van inspanning en een schouder die tegen de deur aan beukte.

De schutter schreeuwde: ‘We weten dat je in die kamer zit, McFarland. Geef je over of iedereen gaat eraan.’

Ze hoorden metaal over metaal schrapen, gevolgd door een tik. Iemand had een vol magazijn met munitie in een groot wapen geschoven. Jo’s zenuwen probeerden via haar poriën te ontsnappen. De drang om te vluchten was zo krachtig dat ze maar met moeite kon blijven zitten.

Ze greep Lewicki’s schouder beet. ‘Help me.’

Lewicki zag eruit als een hond met een bot tussen zijn tanden. Hij probeerde zich krampachtig vast te houden aan het idee dat hij de leiding had, dat híj bepaalde wat er gebeurde.

Het volgende moment zei hij: ‘Ik hou ze tegen.’

Jo gaf hem een kneepje in zijn schouder. Voorovergebogen rende ze naar het raam, waar ze naar buiten leunde en naar beneden keek. Het uitzicht was misselijkmakend: een verticale afgrond van vier verdiepingen hoog, met onder haar niets anders dan beton.

Achter zich hoorde ze een zagend geluid. De loop van een automatisch wapen werd als hefboom door de deuropening gewrikt.

Buiten het raam bevond zich een rand van twintig centimeter breed. De art-decostijl van het gebouw bood haar hoekjes, scheuren en uitstekende punten, maar het raam van de derde verdieping bevond zich drie meter onder haar, verzonken in een massief stenen venster. En de muur recht onder haar was een plat, bijna helemaal glad oppervlak.

Ze haalde diep adem. Moest ze hier naar beneden? God allemachtig.

Ze moest een touw zien te vinden. Dan kon ze naar de derde verdieping afdalen. Daarna kon Lewicki Dana Jean en Waymire laten zakken, een voor een, en dan kon zij hen naar binnen trekken. Ze kon hun riemen aan het touw haken, of een panty als heupgordel gebruiken of zoiets.

Ze haastte zich naar het dressoir, waarin – hartelijk dank, god van de chaos – de kabel van het audiovisueel systeem lag. Het was een dikke zwarte televisiekabel, die rond een houten spoel was gewonden.

Ze rukte de spoel uit de la. Ze schatte dat ze zo’n dertig meter kabel nodig had. Als ze niet door het raam van de derde verdieping naar binnen kon, zou ze zich verder moeten laten zakken, dus ze wilde een extra lang touw. Een langere kabel. Een langer leven.

De lange loop van een automatisch wapen wurmde zich door de deuropening en werd als een obsceen aanhangsel heen en weer bewogen.

Het dressoir was gemaakt van sierlijk bewerkt hout, ongetwijfeld afkomstig uit een bedreigd oerwoud. De poten waren bijna tien centimeter dik, en de hele kast woog waarschijnlijk rond de honderd kilo. Jo bond de kabel om de poten van het dressoir en gooide de spoel uit het raam. Die ontrolde zich en verdween over de buitenrand van het raam, waarbij de kabel met het geluid van doffe zweepslagen tegen de zijkant van het gebouw mepte.

Ze zwaaide naar Lewicki. ‘Kom eens hier.’

Hij kroop naar haar toe. Ze sloeg de kabel om zijn rug en vroeg hem om zijn handen te spreiden en de kabel op twee punten beet te grijpen.

‘Zet uw voeten tegen de muur onder het raam. Leun achterover, dan kunt u mijn gewicht dragen.’

Als de poten van het dressoir onder haar gewicht afbraken, zou de kabel losschieten. Dan moest hij zorgen dat ze niet te pletter viel.

‘Wat gaat u doen?’ wilde hij weten.

Ze testte de flexibiliteit van de kabel. Ze hoopte maar dat ze alles goed inschatte.

‘Abseilen.’

Ze zei het zonder enig speeksel in haar mond. Ze had dit nog nooit buiten gedaan. Haar enige ervaring met abseilen had ze opgedaan in de klimzaal, een paar meter boven de matten. Bijna niemand deed het nog op deze manier, omdat ze tegenwoordig spullen gebruikten waar ze nu haar voortanden voor zou willen geven: een klimgordel, een zekeringsapparaat en een karabijnhaak. En niemand had zich er ooit aan gewaagd met een televisiekabel, zelfs niet in de dagen van het klassieke alpinisme.

‘Het lukt vast wel. Denk ik.’ Ze haalde adem. ‘Ik kan hier wel abseilen. Als ik over de rand klim en een kleine twee meter afdaal, kan ik me in de vensternis hieronder laten zakken.’

Lewicki schoof centimeter voor centimeter naar het raam. ‘U valt naar beneden.’

‘Welnee.’

Haar beschermengel salueerde en zei: veel succes ermee, liefje. Je staat er alleen voor.

Aan de andere kant van de deur werd geschopt en gekreund, en er bonkten zware schoenen op het hout. ‘Geef hem aan ons, stelletje idioten, anders zijn jullie de eersten die voor het vuurpeloton van de patriotten komen te staan.’

Jo keek naar Lewicki. ‘Hebt u dit in uw legertijd wel eens gedaan?’

‘Het is twintig jaar geleden, maar ja, ik heb het wel gedaan.’

‘Mooi.’ Ze gaf een kneepje in zijn arm. ‘Laat alstublieft niet los.’

‘Komt voor elkaar.’ Zijn blik was bloedserieus.

Het schot echode door de kamer. De kogel raakte de vergadertafel en er vloog hout in het rond. Lewicki kromp ineen.

‘Vlug,’ zei hij.

Jo trok haar schoenen uit en klauterde haastig op de vensterbank. De wind blies tegen haar aan. Ze zou een kick moeten krijgen van de blauwe hemel en de glanzende ravijnwanden van de stad. Dit zou de stiekeme droom moeten zijn van een klimmer die altijd de veiligheidsregels in acht nam: de kans om in de stad van een monoliet af te dalen. In werkelijkheid had ze zich nog nooit zo kwetsbaar gevoeld. In de vergaderzaal zette Lewicki zijn voeten schrap tegen de muur onder het raam, en hij leunde achterover om haar gewicht op te vangen.

‘Kijk goed wat ik doe,’ riep Jo tegen Dana Jean. ‘Jij bent de volgende.’

‘Oké.’ Dana Jeans gezicht vertrok. ‘Nee.’

Jo kreeg kramp in haar maag, maar Dana Jean wist niet hoe ze moest abseilen en dit was niet het moment om het haar te leren. ‘Gesp je riem om je middel én de kabel. We zoeken wel een manier om je te laten zakken terwijl jij je vasthoudt.’ Tegen Lewicki zei ze: ‘Laat haar pas afdalen als ik zeg dat ik veilig ben en haar gewicht kan opvangen.’

Ze wurmde zich onder het openstaande schuifraam door en ging op de smalle richel staan. Voorzichtig draaide ze zich met haar gezicht naar het raam en de vergaderzaal. Ze schoof haar voeten uit elkaar en plantte ze aan weerszijden van het venster om zich schrap te zetten.

De kabel lag nu tussen haar voeten. Ze pakte hem op en hield hem zo vast dat hij tussen haar benen door liep. Ze bracht haar hand naar achteren, greep de kabel, sloeg hem om haar rechterheup, leidde hem diagonaal over haar borst en gooide hem over haar linkerschouder. De kabel hing nu over haar rug. Ze stak haar rechterhand naar achteren en pakte het bungelende gedeelte, dat ze vlak bij haar heup vasthield. Haar rechterhand was nu de hand waarmee ze kon remmen.

Nu de kabel in een s-vorm om haar lichaam was gewikkeld, ontstond er frictie en kon ze met haar vrije hand de snelheid van haar afdaling bepalen. Ze had dit al eerder gedaan, dus nu kon ze het ook.

Centimeter voor centimeter liep ze achteruit. Waymire en Lewicki staarden naar haar. Haar handpalmen waren klam.

‘Nu,’ zei ze.

Lewicki zette zich schrap.

Ze leunde achterover en ging met haar gewicht aan de kabel hangen. De draad kwam strak te staan, maar brak niet. Ze leunde nog verder achterover, nog verder, en zette haar voeten steeds verder achteruit tot ze over de rand stapte.

Goeie goden.

Ze had hoogte en een gladde, vlakke stenen wand nog nooit eerder als pure leegte ervaren. Haar benen blokkeerden en wilden niet meer bewegen. Ze deed haar ogen dicht.

Ik moet dit doen. Als ik weer naar binnen ga, krijg ik een kogel door mijn hoofd. En alle anderen ook.

De zwarte rubberen beschermlaag van de kabel piepte in haar hand. Stapje voor stapje zette ze haar voeten lager. Ze leunde nog verder achterover en liet zich vanuit haar heupen enigszins door haar benen zakken. De kabel sneed in haar achterwerk, haar borst, haar schouder. Haar handpalm.

‘Hou me vast.’

‘Ik heb u,’ zei Lewicki hijgend van de inspanning.

Je moet vertrouwen hebben, zei ze tegen zichzelf. Als de kabel het begaf, of als Lewicki losliet, zou ze maar één seconde doodsbang zijn. En dan had ze nog maar één seconde om haar zonden te berouwen voordat ze het beton raakte.

De richel van het raam was hard. Haar voeten schraapten over de stenen. Ze leunde achterover, verder dan vijfenveertig graden, en liet zich volledig over de rand zakken.

Ze hing aan de zijkant van het gebouw.

Gewoon ademhalen. Ze zette zich af en liet de kabel door haar hand glijden. Ze gleed een stukje naar beneden voordat haar voeten weer tegen het gebouw aan zwaaiden. Ze zette zich weer af en liet de kabel nog een stukje vieren. Ze daalde twintig centimeter af. Dertig. Zestig.

Het gepolijste graniet was te glad onder haar voeten. Boven haar stond de kabel strak over de richel, alsof hij tegen het lemmet van een mes werd gedrukt. Daarboven dreven wolken met hoge snelheid door de blauwe lucht, bijna gillend in de wind. Haar haren zwiepten in haar ogen en mond.

Dana Jean gilde: ‘Dokter Beckett, ze komen eraan. Vlug!’

De kabel stond zo strak dat het leek of hij dunner werd. Ze bewoog haar tenen naar beneden om houvast te zoeken. Ze zocht – en vond de bovenkant van het venster onder haar.

Boven haar kwam de kabel ineens slap te hangen. Ze viel abrupt naar beneden en zweefde in de lucht. Zeventig centimeter, een meter… O god, was de kabel losgeraakt? O nee…

Met een ruk kwam ze weer stil te hangen. De kabel sneed in haar vlees. Haar voeten verloren hun houvast op de muur en ze sloeg tegen het gebouw.

‘Jezus,’ bracht ze hijgend uit.

Haastig probeerde ze haar voeten weer plat tegen de muur te zetten. ‘Hou de kabel vast. Alsjeblieft.’ Alsjeblieft God Jezus Maria, alsjeblieft.

Boven haar klonk een luide knal. Dana Jean krijste en begon te snikken. Jo keek omhoog. Lewicki hing uit het raam en staarde naar haar.

Aan de overkant van de straat, achter Jo, ging een raam in een gebouw knarsend open. ‘Hé, jij daar. Wat ben je in godsnaam aan het doen?’

 

Op Sacramento Street liep Chennault naar de gepantserde wagen van Blue Eagle Security. Hij maakte het portier open. De sleutels zaten in het contact.

De dopplerdreun van de sirenes werd hoger van toon. Op de hoek van de straat kwamen twee zwart-witte politieauto’s met draaiende zwaailichten in zicht.

Boven hem schreeuwde een man iets wat als een waarschuwing klonk. Chennault keek omhoog.

‘Wat moet dit voorstellen?’

Op de vierde verdieping leunde een man uit het raam, die zwaaide en naar de overkant van de straat wees. Chennault draaide zich naar het gebouw van Waymire & Fong.

Er ontsnapte een kreun aan zijn keel. Hoog boven de grond hing een touw uit het Waymire-gebouw, waarlangs iemand als een op tilt geslagen spin afdaalde. Het was Jo Beckett.

Het was alsof hij een stomp in zijn maag kreeg. Het was duidelijk dat ze het moeilijk had, maar het was net zo duidelijk dat Keyes en Ivory binnen hun klus niet hadden geklaard. De situatie was uit de hand gelopen.

Chennault speurde de straat af. Bij het trottoir stond een geparkeerde zwarte Chevrolet, maar er was geen politie-escorte te bekennen. Nee, de politie kwam op dit moment juist met veel kabaal naar hem toe.

De president was hier niet, want anders zouden er overal op straat mannen met oortjes, donkere zonnebrillen en vuurwapens hebben gelopen.

Keyes en Ivory hadden iemand anders aangevallen. De verkeerde man.

Heel even dacht Chennault dat zijn plan als los zand door zijn vingers glipte, maar toen dacht hij: nee. Dit is een kans. Hij nam een risico, maar hij kon het zich nu niet meer veroorloven om voorzichtig te zijn.

De politieauto’s stopten. Hij liep erheen.

 

De kabel werd met een rubberachtig geluid uitgerekt. Jo’s klamme handpalm bleef eraan vastplakken. Met open mond keek ze naar Lewicki. Waarom had hij de kabel losgelaten?

Vanaf de andere kant van de straat schreeuwde de man: ‘Godsamme, trek haar omhoog!’

Lewicki’s ogen waren groot als schoteltjes. ‘Ik dacht dat u was gevallen.’

Sprakeloos en vechtend tegen de paniek zette ze nog meer vaart achter haar afdaling. Haar knieën zakten langs de bovenkant van het venster op de derde verdieping. Daarna haar heupen, haar middel, haar borst. Heel voorzichtig gleed ze verder naar beneden, maar ze hoorde dat de kabel begon te protesteren. Waaraan had ze trouwens haar leven toevertrouwd, een coaxkabel? Of was het vezel? Glas? Zand? Ze zette zich nog een keer af met haar voeten en liet de zoemende, protesterende kabel door haar hand glijden. Ze liet zich ver genoeg naar beneden glijden om haar hele lichaam in de nis van het venster te kunnen laten zakken.

Ze wurmde zich in de nis en draaide een kwartslag. Ze duwde haar voeten tegen de ene kant, haar rug tegen de andere. Nu ze bijna in veiligheid was, begon ze te hyperventileren. Ze hield haar adem in. Heel voorzichtig liet ze zich in de nis zakken tot ze haar voeten op de smalle richel voor het raam kon zetten.

‘Ik sta op de rand voor het raam,’ riep ze. ‘Maar ik ben nog niet binnen.’

Het raam zat op slot. Binnen zag ze een kantoortuin. Bureaus, varens in potten. In de verte stond een groepje mensen rond een kopieerapparaat.

Ze bonkte op het glas. ‘Help. Laat me naar binnen.’

Twee mannen keken verbaasd op en renden naar het raam om het open te maken. ‘Wat krijgen we nou?’

Jo klom naar binnen en sprong van de vensterbank. ‘Bel de politie!’

Ze staarden haar alleen maar met open mond aan. Het drong tot haar door dat er niemand in paniek was. Mensen zaten achter hun bureau. De airconditioning stond aan en het plafond was van stevig beton. Ze konden niet horen wat er boven gebeurde.

‘Een aanval met vuurwapens bij Waymire & Fong,’ zei ze.

‘Echt waar?’ vroeg een man.

‘Nee, ik vind het leuk om in een zwart pakje van een gebouw te abseilen. Bel godverdomme de politie.’

De mannen deinsden achteruit, maar toen hoorde iedereen de jankende sirenes door het open raam.

‘Boven zitten mensen in de val. We moeten zorgen dat ze op dezelfde manier als ik naar beneden kunnen komen.’

De kabel lag nog steeds om Jo’s heupen en schouders heen. Haar trillende rechterhand was verkrampt en ze kon de kabel niet loslaten.

Boven hen hoorden ze Dana Jean bijna hysterisch roepen. ‘Ik kom eraan, dokter, hou het touw vast. O god, hou het touw vast.’

Jo draaide zich om. Buiten sloeg de kabel tegen het glas.

‘Nee, niet doen! Wacht!’ schreeuwde Jo. ‘Lewicki, nee, de kabel zit nog niet vast!’

Het volgende moment kwam Dana Jean voorbijzeilen. Haar ceintuur zat om de kabel heen en ze hield zich vast als Tarzan.

O, shit.

De kabel kwam strak te staan. Omdat Jo hem nog steeds om zich heen had gewikkeld, werd ze abrupt naar het raam getrokken. Automatisch, in een reflex, hield ze hem stevig vast.

Met een klap sloeg ze tegen het raam. Dana Jean kwam met een schok stil te hangen, krijsend als een gillende keukenmeid.

Vier meter onder het raam hing Dana Jean als een banaan in de lucht. Ze zat alleen nog maar met haar ceintuur aan de kabel vast. Wat had ze in vredesnaam gedaan? Had ze de riem aan de kabel vastgegespt en had ze zich hand over hand als Batman langs het gebouw willen laten zakken? Terwijl het ene uiteinde van de kabel aan het dressoir in de vergaderzaal op de vierde verdieping vastzat en het andere uiteinde nog om Jo heen was geslagen, was Dana Jean als een baal rijst naar beneden gevallen en met een ruk tot stilstand gekomen. Met een rood gezicht en een doodsbenauwde blik draaide ze rondjes en maaide ze met haar armen en benen.

Haar gewicht drukte Jo tegen het raam. Als Jo de kabel nu van haar lichaam wikkelde en losliet, vloog het uiteinde het raam uit en had Dana Jean geen houvast meer. Dan zou ze vallen.

Hijgend riep Jo de mannen in het kantoor. ‘Help me.’