36

Het eerste waar ik me van bewust word is dat ik kan ademhalen. Mijn mond is opengezakt. Mijn tong voelt aan als een droge sok, maar ik krijg voldoende zuurstof binnen. Ik ruik rook en petroleum. Ik lig op mijn rug, met mijn armen onder me. Ik hoor buiten de wind als een uitzinnig beest om het huis tekeergaan.

Als ik mijn ogen opendoe zie ik Detrick over me heen gebogen staan. Ik zie bloed onder zijn neus. Een donkere vlek op zijn hemd. Alles wat er is gebeurd komt in een flits terug. Het vechten. De brand.

Als ik mijn hoofd optil zie ik dat het vuur uit is. Ik voel de koude vloer onder mijn rug en besef dat ik geen broek aanheb. Detrick staat op een meter van me vandaan. Hij heeft zijn broek uitgetrokken, deze keer helemaal.

‘Schreeuw, Kate.’ Hij komt dichterbij, knielt neer en komt op me liggen. ‘Schreeuw.’

Het enige wat ik voor elkaar krijg is naar hem spugen.

Hij verstart; dan steekt hij zijn tong naar buiten en likt hij het speeksel uit zijn mondhoek. Ik staar in zijn afschuwelijke gezicht. Een gezicht waar onvoorstelbare wreedheid in gegrift staat. Ik kan niet geloven dat mijn leven op deze manier eindigt. Ik kan het niet accepteren. Ik wil het niet. De wil om te leven raast door me heen. Te sterk om zich zomaar uit te laten doven. Te fel om zich te laten bedwingen. Het enige waaraan ik kan denken is dat ik hem dit niet laat doen.

Maar mijn hoop neemt algauw af. Die waardevolle reddingslijn is kapotgesneden. Ik ben alleen in een kolkende zee, zonder kans op redding.

Ik sluit mijn ogen, gooi mijn hoofd naar achteren en begin te schreeuwen.

Verblind door sneeuw en wind baande John zich tastend een weg naar de achterkant van het huis. Twee keer gleed hij uit en viel hij, maar hij liet de Sig niet los en verloor ook zijn gevoel voor richting niet. De wind rukte aan zijn kleren toen hij de hoek om liep naar de achterkant. Hij zag een veranda, waarvan de omheining wapperde als wasgoed in de wind. Gebukt liep hij de betonnen trap op naar de deur.

Door het smerige glas flakkerde schaars licht. Hij tuurde naar binnen en zag een vervallen keuken. Hij draaide de knop om en de deur ging krakend open. Hij bad dat Detrick hem niet hoorde en sloop naar binnen.

Kates kreten deden hem de haren te berge rijzen. Zijn hart ging tekeer. John had tijdens zijn jaren bij de politie vreselijke dingen gezien. Hij had gezien hoe beestachtig mensen elkaar konden behandelen; hij had gezien dat zijn eigen gezin was vermoord. Toch ging de angstkreet als een mes door hem heen.

Hij bewoog zich zijdelings door de keuken. Met zijn rug tegen de muur aan gedrukt tuurde hij in de kamer ernaast. Schaars licht van een kachel scheen op Detrick, die zich over Kate heen boog. Hij was naakt vanaf zijn middel. John kon haar gezicht niet zien, alleen een deel van haar silhouet op de grond.

Er klonk een tweede rauwe kreet. Met zijn wapen voor zich uit liep John de hoek om. Detrick moest zijn aanwezigheid hebben gevoeld, want hij keek om. Zijn ogen werden groot. Hij sprong overeind en keek wild om zich heen.

‘Steek je handen uit, zodat ik ze kan zien!’ schreeuwde John.

Detrick dook op de schoorsteen af.

Kate hief haar hoofd. ‘Schieten!’ riep ze.

John vuurde twee keer. Op het lichaam. Het eerste schot raakte Detrick in zijn zij, vlak onder zijn oksel. Zijn lichaam verstijfde; toen zakte hij op zijn knieën. De tweede kogel drong in zijn rechterkaak, waardoor zijn hoofd opzijschoot alsof hij een dreun had gekregen. Hij viel op zijn zij en bleef stil liggen.

John herinnerde zich later niet meer dat hij zijn wapen in zijn holster had gestopt of naar Kate was gelopen. Hij zag haar verbijsterde gezicht. Blote benen vol bloedspatten. Gewond, dacht hij, maar ze leeft.

Een snik ontsnapte haar toen hij naast haar neerknielde. ‘Ik ben er,’ zei hij schor. ‘Het is oké. Alles komt goed.’

‘Hij wilde me vermoorden,’ zei ze met verstikte stem.

‘Ik weet het, liefje. Ik weet het. Het is voorbij. Alles komt goed.’

Ze was bloot vanaf haar middel tot haar voeten. Terwijl hij zijn jas uittrok en om haar schouders legde, verdrong hij elke gedachte aan wat er had kunnen gebeuren. Het enige wat telde, was dat ze leefde. Hij was niet te laat geweest. Deze keer niet.

‘Hoe erg zijn je verwondingen?’ vroeg hij.

Ze snikte nu onbeheersbaar en kon geen woord uitbrengen.

John wilde Detrick het liefst nog eens vol lood pompen. ‘Ik ga je handen nu losmaken, goed?’

Hij hielp haar voorzichtig overeind. Met zijn zakmes sneed hij haar polsen los. Toen dat gebeurd was, nam hij haar handen in de zijne en wreef erover. ‘Ben je gewond?’

‘Nee.’

‘Kate, heeft hij je...’

Tranen stroomden uit haar ogen toen ze hem aankeek. ‘Nee.’

Hij werd overspoeld door opluchting. Hij merkte dat hij zijn emoties bijna niet meer in bedwang had. ‘Kom hier,’ fluisterde hij.

Ze stak haar armen naar hem uit.

‘Alles komt goed,’ zei hij.

‘Beloof het,’ fluisterde ze.

‘Ik beloof het.’ Toen hij zijn armen om haar heen sloeg, stortte ze volkomen in.