30
John lag op het bed te luisteren naar de wind die sneeuw tegen de ruiten joeg. Naast hem lag Kate te slapen met het roerloze van een uitgeput kind. Dit was niet het moment om aan Nancy te denken, maar toch deed hij het. Lang nadat ze was vermoord, had hij haar nog gevoeld. Niet fysiek, maar meer als een afdruk in zijn ziel. De afgelopen maanden was hij dat op een bepaald moment kwijtgeraakt. Hij kon zich haar gezicht niet meer voor de geest halen, noch de geur van haar parfum. Ze was een herinnering geworden.
Hij wist niet precies wat hij daarvan vond. Twee jaar lang had hij met verdriet, ellende en woede geleefd. Het was een en al gejammer en zelfbeklag geweest. Hij dacht alleen aan straf. En daarna aan wraak. Hij gaf nergens meer om. Niet om zijn werk. Niet om zijn vrienden en relaties. Hij gaf niet eens meer om zichzelf. Daarna kwam deze zaak, zijn laatste kans, en Kate met haar zorgelijke blik en lieve lach en haar geheimen die bijna even duister waren als die van hem. Op de een of andere manier was hij ineens teruggekomen in het land der levenden. Geen gemakkelijke overgang voor een man die op de rand van zelfvernietiging balanceerde. Hij had nog een lange weg te gaan, maar dit was een begin.
Hij had kunnen weten dat er schuldgevoel om de hoek zou komen kijken. Dat was altijd aanwezig. Omdat hij nog leefde, en Nancy en de meisjes dood waren. Omdat het leven verderging zonder hen. Omdat híj verdergegaan was. Vrijen met Kate zou ook problemen met zich meebrengen. Hij was nog niet zover dat hij een relatie met een vrouw kon beginnen. Hij kon anderen niet gelukkig maken. Uiteindelijk zouden er verwachtingen gewekt worden. Hij wist dat hij daar niet aan kon of wilde voldoen.
Hij liet zich van het bed glijden, stapte in zijn spijkerbroek en verliet de slaapkamer. Hij greep zijn jas en sleutel en liep naar de Tahoe. Hij wist niet waarom hij wegvluchtte. Misschien omdat intimiteit met een ander veel meer moed eiste dan alleen te zijn.
De nacht was zo stil dat hij de sneeuw kon horen vallen. Hij had al bijna een halfjaar niet gerookt, maar op dit moment snakte hij net zo erg naar een sigaret als een verslaafde naar een shot. Hij opende het portier, pakte een pakje Marlboro uit het dashboardkastje en stak een sigaret op. Hij had net de eerste duizeligmakende trek genomen toen de voordeur krakend openging.
‘Ga je in je eentje zitten roken?’
Toen hij omkeek zag hij Kate in een donzige ochtendjas en op wollen pantoffels op de veranda staan. Ondanks haar warrige haardos en de veel te grote ochtendjas speelde ze het klaar er sexy uit te zien.
‘Ik wilde niet dat het huis zou gaan stinken,’ zei hij.
‘Ik zou een raam open kunnen doen.’
Zo gezegd, zo gedaan; ze gingen aan de keukentafel zitten en rookten samen de sigaret op.
‘Ik heb het gevoel dat ik je op het slechte pad heb gebracht,’ zei John.
‘Ik vind het heel erg dat ik het beeld dat je van mij in je hoofd hebt teniet moet doen, maar dit was niet voor het eerst dat ik rookte.’
Hij nam haar op en merkte dat hij bekoord werd door de manier waarop haar haar in haar ogen viel en de manier waarop ze het met haar hand weer terugstreek. Op dat moment bedacht hij dat hij eigenlijk alles aan haar leuk vond. ‘Wie heeft je dan wel op het verkeerde pad gebracht?’
Ze grinnikte. ‘Ik heb een vriendin, ze heet Gina Colorosa. We hebben samen op de politieacademie gezeten.’
‘Ah, de wilde jaren op de academie.’ Ineens wilde hij alles over haar te weten komen. ‘Hoe heeft Gina een aardig amish-meisje op het verkeerde pad kunnen brengen?’
‘Als ik je alles vertel, zul je me moeten arresteren.’
‘Gina bevalt me nu al.’
Alsof ze zich iets herinnerde, glimlachte ze even en keek toen weer ernstig. ‘Ik voelde me er niet thuis, vooral niet nadat de bisschop me in de bann had gedaan.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Ik was jong genoeg om mezelf ervan te overtuigen dat het niet erg was. Ik was kwaad en opstandig. Ik spaarde geld voor de bus en vertrok op mijn achttiende naar Columbus.’
‘Die overgang zal wel zwaar geweest zijn.’
Ze lachte schamper. ‘Over een vis op het droge gesproken. Ik had niet meer dan tweehonderd dollar. Ik droeg de jurken die mijn moeder had gemaakt. Ik maakte ze korter, maar...’ Ze schudde haar hoofd. ‘Je kunt het je wel voorstellen. Maar goed, ik had geen geld. Geen baan. Geen dak boven mijn hoofd. Ik kende er geen hond. Ik leefde in feite op straat toen ik Gina leerde kennen.’
‘Hoe heb je haar leren kennen?’
‘Het was geen liefde op het eerste gezicht.’ Ze sloeg even haar blik neer, toen keek ze hem weer aan. ‘Het was koud. Ik had een plek nodig om te slapen. Ze had haar auto niet afgesloten.’
‘Was je in haar auto gaan slapen?’
‘Toen ze de volgende ochtend instapte om naar haar werk te rijden, lag ik daar.’ Haar lippen krulden zich tot een wrange glimlach. ‘Ik heb dit nog nooit aan iemand verteld.’
‘En toen belde ze de politie?’
‘Daar dreigde ze wel mee. Maar ik zag er zeker vrij ongevaarlijk uit, want ze nam me mee naar haar huis. Gaf me eten. En voor ik wist wat er gebeurde, had ik een dak boven mijn hoofd.’ Weer glimlachte ze, deze keer oprecht. ‘Gina deed alle slechte dingen die mij verboden waren. Roken. Drinken. Vloeken. Ze was in mijn ogen heel erg werelds. Ik weet niet hoe het kwam, maar we konden het goed vinden samen.’
‘Hoe ben je bij de politie terechtgekomen?’
‘Gina werkte in de meldkamer bij de politie van Columbus. Ik vond ten slotte een baantje als serveerster in een pannenkoekenhuis. ’s Avonds als ze thuiskwam, vertelde ze wat er op haar werk gebeurd was. Ik vond dat ze de spannendste baan ter wereld had. Ik wilde ook zoiets gaan doen. Dus ging ik weer naar school en haalde mijn diploma. Een maand later vond ze een baan voor me als telefoniste-receptioniste op een bureau vlak bij het centrum. Dat najaar schreven we ons in voor de opleiding crimineel recht. Een jaar later zaten we op de academie.’
Hij keek haar aan en besefte dat haar verhaal hem boeide. Dat zij hem boeide. Geen goed idee voor een man die over een paar uur zou vertrekken.
‘En jij, Tomasetti?’
‘Ik was al verpest toen ik nog maar net ter wereld kwam.’
Lachend greep ze het pakje sigaretten. John wist niet zeker waarom het hem een genoegen deed toen ze er een opstak. Misschien omdat ze daardoor meer mens leek, iets minder perfect, en iets meer zoals hij met zijn bezoedelde geest.
‘En, wat heb jij gedaan voordat je agent werd?’ vroeg ze.
‘Ik ben altijd agent geweest.’ Hij rolde met zijn schouders om de spanning weg te werken die in zijn nek kroop. ‘Ik geloof dat dit het moment is waarop je wel kunt vragen wat er in Cleveland is voorgevallen.’
‘Ik ging ervan uit dat je zelf wel zou aangeven wanneer je erover wilde praten.’
Ze ontweek zijn blik niet. Dat maakte indruk op hem. Waarschijnlijk meer dan hij haar ooit zou kunnen vertellen. ‘Wat weet je precies?’ vroeg hij.
‘Wat er in de media stond. Ik weet dat die meestal niet de juiste versie weergeven.’
‘Het is geen prettig verhaal, Kate.’
‘Je hoeft er niet over te praten als je dat niet wilt.’
Voor het eerst van zijn leven wilde hij dat wel. Kate had hem iets gegeven wat hij lang niet had gehad: hoop. Het deed hem beseffen dat hij misschien geen alcohol en pillen nodig had om de dag door te komen. Dat het moment was aangebroken om het verleden achter zich te laten, om afscheid te nemen van zijn demonen en aan zijn genezingsproces te beginnen. ‘Weet je wie Con Vespian is?’
‘Iedere agent in de staat weet wie Vespian is. Clevelands versie van John Gotti.’
‘Met een beetje Charles Mansion erdoor.’
‘Narcotica. Prostitutie. Gokken.’
‘Overal een dikke vinger in de pap, maar hij was vooral heroïnedealer. Het ruige werk, waarbij als het zo uitkwam ook moorden werden gepleegd. Zeker als hij iets duidelijk wilde maken. Vespian en ik kenden elkaar al vanaf dat ik nog gewoon agent was. Ik heb hem twee keer aangehouden. Hij wist twee keer weg te komen. Bij de afdeling Narcotica in de stad was iedereen erop gebrand hem te pakken te krijgen. Maar hij had altijd geluk, die klootzak. Gevaarlijk was hij ook, omdat hij ook nog eens behoorlijk gestoord was.’
‘Slechte combinatie.’
‘Hij wist telkens te ontkomen. Ik wilde degene zijn die hem te pakken zou krijgen. Langzaam maar zeker werd het een persoonlijke strijd.’
Haar blik werd somber en John kon zien dat ze wel aanvoelde dat het verhaal een sombere wending kreeg. ‘Mijn partner was een oude rot in het vak, Vic Niswander. Geweldige vent. Goeie politieman. Heel veel humor, op een politiek incorrecte manier. Hij was net grootvader geworden. Vier maanden voor zijn pensionering. We maakten er altijd geintjes over, maar hij wilde Vespian in handen krijgen voor zijn vertrek.’
Bij de herinnering moest John glimlachen. Maar toen hij terugdacht aan de nachtmerrie die daarna volgde, gaf die glimlach hem het gevoel alsof hij zijn tanden in een stuk rottend vlees had gezet. ‘Vic en ik kenden iemand van Vespians mannen die hem verlinkte. Ik weet niet meer waar we die vent vonden. Gewoon een of andere stomme junk, Manny Newkirk. Hij kon nog niet tot tien tellen. Zo een die zijn moeder nog zou verkopen. Op een avond regelde ik een ontmoeting met hem, maar ik was onverwacht verhinderd. Ik moest basketballen of zoiets stoms – afijn, ik redde het niet. Niswander ging in mijn plaats.’ Hij blies zijn adem uit om de druk in zijn borst te verlichten. ‘Iemand lokte ze in een hinderlaag. De klootzakken overgoten hen allebei met benzine en ze zijn toen levend verbrand.’
John keek haar niet aan. Hij kon het niet. Niet met die afschuwelijke beelden in zijn hoofd. ‘Iedereen wist dat Vespian erachter zat, maar we konden het niet bewijzen.’
‘Maar waarom hebben ze op die manier een politieman verbrand?’
‘Vespian wilde informatie. En die kreeg hij.’
‘Wat voor informatie?’
‘Mijn adres.’
Er ging een heel lichte schok door haar heen, maar John zag het. Ze wist wat er nu kwam. ‘Hij had het op je gezin voorzien.’
Hij knikte. ‘Ze hebben ingebroken toen ik niet thuis was. Vespian en een stelletje misdadigers. Ze verkrachtten mijn vrouw, ze verkrachtten mijn dochters, en daarna hebben ze hen allemaal vermoord. Levend verbrand, net zoals ze met Vic hadden gedaan.’
Ze stak haar arm over de tafel heen naar hem uit en legde haar hand op de zijne. ‘Dat moet een onvoorstelbare gruwel voor je geweest zijn.’
‘Sommige details hebben de kranten nooit gehaald. De lichamen waren dusdanig verbrand dat er weinig bewijsmateriaal over was. Ik hoorde pas over de verkrachtingen toen ik Vespian te pakken kreeg.’
Hij kon niet praten over wat hij had gezien toen hij door de barricade heen was gebroken die de brandweer had opgeworpen. Hij was niet sterk genoeg om zich die afschuwelijke beelden voor de geest te halen. ‘Van hogerhand werd ik met ziekteverlof gestuurd. Ik kwam in een ziekenhuis terecht. Bij een stelletje gekken, verdomme.’ Hij probeerde te glimlachen, maar het lukte hem niet. ‘Eerlijk gezegd kan ik me er amper iets van herinneren.’
‘Ik begrijp niet waarom die agenten niet achter Vespian aan gegaan zijn.’
‘O, dat zijn ze wel. Je weet hoe agenten zijn. Ze trokken één lijn. Probeerden hem te pakken. Maar de klootzak was ongrijpbaar.’
‘Ik kan me voorstellen wat dat met je gedaan heeft,’ fluisterde ze.
‘Nou, terwijl dat allemaal speelde, zat ik mezelf in het ziekenhuis onder te kwijlen. Op een ochtend zit ik in zo’n klotegroep voor therapie, zoals in One Flew Over the Cuckoo’s Nest , en daar vertelt een of andere gek me dat ik alleen een missie moet hebben om mezelf weer op de been te krijgen. Ik ging daarover nadenken en kwam tot de conclusie dat hij niet zo gek was als iedereen dacht.’ Hij keek Kate aan. ‘Dus zocht ik een missie.’
‘Je ging achter Vespian aan.’
‘Een agent kan heel goed de misdadiger uithangen als hij wil.’ John keek haar doordringend aan. ‘Wil je de rest ook horen?’
Ze knikte. ‘Als jij die wilt vertellen.’
‘Ik begon Vespian te volgen, ik kwam erachter wat hij zoal deed. Waar hij naartoe ging. Met wie hij optrok. Alle andere aspecten van mijn leven waren daaraan ondergeschikt. Ik at niet. Ik sliep niet. Maar ik had ook nooit honger en ik was nooit moe. Die gek had gelijk gehad. Doordat ik me op Vespian fixeerde werd ik beter.
Elke woensdagavond ging hij pokeren. Hij reed dan altijd naar een groot huis in Avon Lake. Meestal vertrok hij rond drie of vier uur ’s nachts. Toen hij op een ochtend naar zijn Lexus toe liep, wachtte ik hem op.’
Kate keek hem gespannen aan. Ze wist wat er nu kwam. Het was alsof ze toekeek hoe een trein boven op een stilstaande auto af stormde.
‘Ik schoot hem met de taser neer. Toen hij op de grond lag, deed ik hem handboeien om, gooide hem in de kofferbak en bracht hem naar het pakhuis dat ik had gehuurd. In een achterbuurt aan het water. Ik bond hem vast op een stoel en ik wist hem een bekentenis te ontfutselen. Ik nam alle smerige details op. Marteling. Verkrachting. Niet alleen van mijn vrouw, maar ook van mijn kinderen. Kleine meisjes.’
‘O, John…’
Hij ging verder. ‘Ik wist dat bandopnames niet als officieel bewijsmateriaal gelden.’ Hij haalde diep adem en veegde zijn klamme handen af aan zijn broek. ‘Ik was niet van plan hem uit de weg te ruimen, Kate. Ik wilde alleen een bekentenis uit hem krijgen. Maar toen hij me vertelde wat hij met ze had gedaan, was het alsof ik buiten mezelf raakte. Ik zag hoe iemand anders die smerige klootzak met benzine overgoot en hem levend liet verbranden.’
John voelde de rillingen door zijn lichaam trekken. Zijn ademhaling ging hortend en stotend. Het klonk onevenredig hard in de stilte van het huis. Toen hij zijn handen uitstak, trilden ze onbedwingbaar, dus legde hij ze op de tafel voor hem, keek Kate recht in haar ogen en vertelde haar wat hij nog nooit aan iemand had verteld. ‘Ik heb toegekeken hoe Vespian verbrandde, en het enige wat ik verdomme voelde was genoegdoening.’
Ze knipperde snel met haar ogen, maar kon daarmee de tranen niet tegenhouden. Haar hand trilde toen ze ze wegveegde.
‘Nu weet je met wat voor man je vannacht hebt geslapen,’ zei hij. ‘Je weet wat ik heb gedaan. En waarom.’ Hij schokschouderde. ‘Gerechtigheid? Een doorgedraaide agent? Of gewoon eerstegraads moord?’
Even was alleen het geluid te horen van zijn versnelde ademhaling en het huilen van de wind langs het dak. Na een ogenblik schraapte Kate haar keel. ‘Wist de politie dat jij het had gedaan?’
‘Ze hebben me vanaf het begin verdacht. Je hoefde geen genie te zijn om die conclusie te trekken. Het duurde niet lang voordat de agenten begonnen rond te snuffelen.’ Hij forceerde een glimlach. ‘Maar ik was voorzichtig. Ik had niets achtergelaten waar ze iets mee konden. Het enige wat ze vonden was indirect bewijs.’
‘Genoeg om je voor de rechter te brengen?’
‘Ja, maar de jury had al binnen een uur besloten dat ik niet schuldig bevonden kon worden.’ Hij glimlachte. ‘Weet je, het echte bewijs getuigde tegen de partner van Vespian. Dat weet ik, omdat ik het achtergelaten had. Dat stond niet in de kranten.’
‘Vespians partner werd uiteindelijk schuldig bevonden.’
‘Hij zit een levenslange straf uit in de federale gevangenis van Terre Haute.’ Hij glimlachte. ‘Dat is nog eens gerechtigheid.’
‘Wat heb je daarna gedaan?’
‘Ik ging weer aan het werk bij de politie. Bureauwerk, omdat ze vonden dat ik een gevaar vormde voor de maatschappij. Ik had de grens overschreden, Kate. Die verdomde grens. Als je eenmaal zo ver bent gekomen, kun je niet meer terug. Ze wilden van hogerhand dat ik vertrok. Ze maakten me het leven zuur. Uiteindelijk hebben ze hun zin gekregen.’
‘Hoe ben je bij het bci terechtgekomen?’
‘Technisch gesproken had ik geen strafblad. Ik denk dat de commandant me zo graag kwijt wilde dat hij aan een paar touwtjes heeft getrokken. Wat moet je in godsnaam beginnen met een dolgedraaide rechercheur die altijd goed zijn werk had gedaan maar een schuiver had gemaakt die niet door de beugel kon, maar die iedereen begrijpt?’
‘Overplaatsen naar een plek waar hij geen moeilijkheden kan veroorzaken.’
‘Precies.’ Hij keek weg en grimaste. ‘Maar we weten allebei dat moeilijkheden je altijd achtervolgen. Ik heb behoorlijk afgezien bij het bci . Je hebt toch een stigma. Het blijft aan je kleven.’ Hij trok een schouder op. ‘En dan heb ik het nog niet eens over de drank en drugs.’
‘John.’ Vol medeleven zei ze zijn naam. ‘Hoe erg is het?’
‘De zielenknijper schreef pillen voor alsof het snoepjes waren, in een poging erachter te komen hoe hij me beter moest maken. Ik werkte maar al te graag mee.’
Hij vond het vreselijk toen hij haar teleurgestelde blik zag. Maar Kate was niet de eerste die hij het afgelopen jaar had teleurgesteld. Zo’n beetje iedereen had hij teleurgesteld, ook zichzelf.
‘Komt het weer goed met je?’ vroeg ze.
‘Laten we zeggen dat ik vorderingen maak.’ John stond op. Haar ogen werden groot toen hij vlak bij haar stond. Hij pakte haar bij haar bovenarmen, trok haar overeind en keek haar aan.
‘Door samen met jou te zijn,’ zei hij. ‘Zoals nu. Met jou te werken. Het heeft geholpen, Kate. Daardoor heb ik dingen gevoeld die ik dacht kwijtgeraakt te zijn. Ik wil dat je dat weet.’
‘Ja,’ zei ze. ‘Dat weet ik.’