31

Door het snerpende geluid van een telefoon schrik ik wakker uit een rusteloze slaap. Ik draai me om en neem half slapend op. ‘Ja.’

‘Spreek ik met commissaris Kate Burkholder?’

Een fractie van een seconde ben ik nog steeds commissaris van politie en word ik gebeld door iemand die wil melden dat er een doorbaak is in de zaak. Maar mijn fantasie wordt slechts geprikkeld door het restantje slaap. Het volgende ogenblik weet ik weer dat ik ontslagen ben. Dat Jonas Hershberger gearresteerd is. Dat ik met John Tomasetti naar bed geweest ben.

Ik ga rechtop zitten. ‘Ja, met Kate Burkholder.’

‘U spreekt met Teresa Cardona. Ik ben crimineel psycholoog bij het bci. John Tomasetti heeft me gevraagd u een samenvatting te mailen van het rapport van vicap .

Ik voel Johns afwezigheid. Het huis heeft dat lege dat ik zo goed ken. Ik zwaai mijn benen over de rand van het bed en pak mijn ochtendjas. ‘Ja, dat wil ik graag zien.’

‘Ik heb uw e-mailadres niet.’

Ik dreun het op. ‘Hoe snel kunt u het sturen?’

‘Nu?’

‘Dat zou fantastisch zijn. Bedankt.’ Als ik ophang voel ik me zowel opgetogen als leeg. Positief is dat ik eindelijk de informatie krijg die ik nodig heb. Ik wil niet te diep ingaan op de oorzaak van mijn lege gevoel. Het zou gemakkelijker en eenvoudiger zijn om te geloven dat die nare sensatie veroorzaakt wordt door het verlies van mijn baan en het feit dat mijn carrière bij de politie waarschijnlijk ten einde is. Maar ik ben eerlijk genoeg tegenover mezelf om toe te geven dat het meer te maken heeft met het feit dat John is vertrokken zonder afscheid te nemen. Ik besluit er niet te lang bij stil te staan. Ik heb vanochtend al genoeg op mijn bordje zonder dat ik me druk maak over wat er gisteravond is gebeurd.

Tien minuten later zit ik met een kop koffie aan mijn bureau in de logeerkamer en open mijn e-mailprogramma. Daar zie ik inderdaad een e-mail van T. Cardona. Ik klik op het attachment en download een pdf met de titel: paintm- ioh -onderzoek53367vsumrpt.pdf. Honderdvijfendertig pagina’s met details. Een eindeloze stroom met slachtofferinformatie, verwondingen van het slachtoffer, seksuele interactie met de dader, wapeninformatie en tientallen andere criteria. Ik zal heel wat koffie nodig hebben om me door al die gegevens heen te werken.

Ik begin met verwondingen. Tegen de middag ben ik hyper van de koffie, een overdaad aan informatie en een stijgend gevoel van eenzaamheid. Ik probeer me te concentreren op de zaak, maar mijn gedachten dwalen telkens af naar John. Gisteravond was voor mij een uitzonderlijke gebeurtenis. Misschien is het een restje van mijn amish-achtergrond, maar het is niet niks voor mij om met een man naar bed te gaan. Ik moet steeds aan hem denken. Aan alles wat we hebben gedeeld. En aan alles wat er is gezegd.

De meeste mensen zouden zijn eigenmachtige optreden veroordelen. Ook al heb ik me er zelf schuldig aan gemaakt, ik vind het verkeerd om iemand het leven te benemen. Maar ik weet dat er verdriet bestaat dat niet te dragen is. Sommige misdaden kunnen mensen niet verwerken. Voor John zelf hoop ik maar dat hij er vrede mee kan vinden.

Om halfdrie schrik ik op als er op de deur wordt geklopt. Ik ben dolblij als ik Glock voor de achterdeur zie staan. ‘Je weet dat het geen goed teken is als bezoekers op de achterdeur kloppen,’ zeg ik.

‘Ik wil geen aanleiding geven tot praatjes.’ Hij komt binnen en veegt de sneeuw van zijn jas. ‘Wat een rotweer.’

‘De weerman voorspelt dat er tegen de ochtend vijftien tot twintig centimeter ligt.’

‘Klotewinter.’ Maar zijn blik is gericht op de laptop die op de tafel staat te zoemen, omringd door stapels papier. ‘U ziet eruit alsof een pauze welkom is.’

Ik doe de deur achter hem dicht. ‘Heb je nieuws over de zaak?’

‘We zijn nog op zoek naar bewijsmateriaal in de boerderij van Hershberger.’

‘Wat denk jij ervan?’

‘Hershberger is de klos.’

Ik schenk twee koppen koffie in. ‘Denk je dat hij het heeft gedaan?’

‘Het bewijs is overweldigend. De schoen die we hebben gevonden, is van Amanda Horner. Haar moeder heeft hem vanochtend geïdentificeerd. We hebben ondergoed gevonden met dna . We wachten op uitsluitsel van het lab.’

‘Vind je dit allemaal niet heel toevallig?’

‘Het is onmogelijk dat hij die schoen of dat ondergoed in zijn bezit heeft als hij geen contact heeft gehad met het slachtoffer.’

‘Hebben jullie codis gecheckt?’ codis is een gecombineerd dna- databanksysteem. Het is een combinatie van diverse databanken, erkend en beheerd door de fbi .’

‘Daar wacht ik nog op.’

Ik geef hem een kop koffie. ‘Hoe is het met Pickles en Skid?’

‘Detrick heeft ze de kou in gestuurd om in varkensstront rond te spitten.’

Het idee dat Detrick de rotklussen laat opknappen door mijn brigadiers –vooral Pickles, die al op leeftijd is – stuit me tegen de borst. ‘Hangt Detrick de grote baas uit?’

‘Hij stapt rond alsof hij net Jack de Ripper heeft gearresteerd. Hij zegt dat hij ons allemaal meeneemt om te gaan jagen als we deze zaak netjes af weten te ronden.’

‘Leuke beloning, als je graag herten afschiet.’

‘De meesten zijn er wel voor in. Ik geloof dat Detrick iets hoogs is geweest in het jachtwezen in Alaska.’

‘Detrick de grote witte jager.’

Glock lijkt niet onder de indruk. ‘En hoe gaat het met u, Chief?’

Gedachten aan Tomasetti flitsen door mijn hoofd, maar die verjaag ik snel. ‘Ik weet dat dit heel gek klinkt, maar ik ben er heilig van overtuigd dat Jonas Hershberger onschuldig is.’

Glock knippert verbaasd met zijn ogen. ‘Het is een rare vogel.’

‘Dat is Terry Bradshaw ook, maar dat maakt hem nog geen psychopaat.’

‘We hebben stapels bewijsmateriaal.’

‘Ik ken Jonas, Glock. Hij rijdt niet. Hij heeft geen sneeuwscooter. Het is uitgesloten dat hij die moorden heeft gepleegd.’ Ik denk even na. ‘Heb je gecontroleerd of hij in die zestien jaar ergens anders heeft gewoond?’

‘Hij woont al vanaf zijn jeugd in hetzelfde huis. Hij heeft het geërfd toen zijn ouders acht jaar geleden zijn verongelukt met een rijtuig.’ Hij zwijgt even. ‘We hebben een paar 200-litervaten gevonden waarin hij afval verbrandde. We hebben monsters van de as naar het lab gestuurd om te zien of hij de kleren heeft verbrand.’

‘Heb je ook porno gevonden, of sm-videobanden? Seksspeeltjes? Martelwerktuigen? Dat soort dingen?’

‘Nee, maar hij slacht wel varkens op zijn terrein. Hij heeft messen. Hij weet hoe hij ermee om moet gaan.’

‘Een heleboel amish slachten dieren voor eigen gebruik. Mijn vader slachtte ook vee.’

‘En hoe verklaar je dan dat bewijsmateriaal?’

‘Dat kan ik niet. Ik weet dat het belastend is. Maar het voelt niet goed. Zoals die stille periode van zestien jaar en daarna drie moorden binnen een maand. Wat kan hem ertoe gebracht hebben?’ Ik zwijg even. ‘Heb je met Jonas gesproken?’

Hij knikt. ‘Detrick en ik hebben hem vanochtend ongeveer een uur lang verhoord. Eerst wilde hij geen English spreken, alleen Pennsylvania Dutch. Toen hij eindelijk begon te praten, ontkende hij alles. Hij reageert beledigd als we hem naar die vrouwen vragen. Detrick pakte hem behoorlijk hard aan, maar hij gaf geen krimp.’

‘Wat denk jij?’

‘Hij is verdomd stug en gesloten. Moeilijk in te schatten.’

‘Heeft hij een advocaat?’

‘Daar heeft hij niet om gevraagd.’

Ik knik, verontrust bij de gedachte dat Jonas helemaal alleen overgeleverd is aan de genade van Nathan Detrick.

Glock wrijft met zijn hand in zijn nek. ‘Jezus, Chief, we missen u wel, hoor. Ik zou me een stuk beter voelen als u het weer voor het zeggen had.’

Ik neem snel een slok koffie om de tranen terug te dringen.

‘Ik hoorde dat Detrick op de avond voordat u de zak kreeg een bespreking achter gesloten deuren had met Janine Fourman en Auggie Brock,’ zegt Glock.

‘Hoe weet je dat?’

‘De secretaresse van het gemeentehuis belde toen ze hoorde wat er met u was gebeurd. Het is giswerk wat ik nu ga zeggen, maar ik denk dat Detrick daar niet was om een kletspraatje te houden over het weer.’

Woede laait in me op als ik denk aan alle dingen die misschien gezegd zijn en alles wat ik daardoor kan verliezen. ‘De klootzak.’

‘Nog iets gehoord van Tomasetti?’

Een warme blos stijgt naar mijn wangen. Een stomme reactie. Glock weet niet dat Tomasetti en ik de nacht samen hebben doorgebracht. Toch mijd ik zijn blik. ‘Ik geloof dat hij vanochtend vroeg is vertrokken.’

‘O ja?’ Hij lacht hartelijk, kennelijk verbaasd door mijn reactie. ‘U en Tomasetti, hmm? Verdomd als het niet waar is.’

‘Ik geloof dat we het daar beter niet over kunnen hebben.’

Hij schraapt zijn keel en richt zijn aandacht op de papieren die op de keukentafel uitgespreid liggen.

‘Ik trek alleen maar een paar dingen na,’ zeg ik.

‘Ik dacht ook niet dat u met uw administratie in de weer was.’

‘Tomasetti heeft een overzicht gemaakt van de overeenkomsten tussen de moorden, en ik probeer te achterhalen of het mogelijk is dat de dader zijn werkterrein heeft verlegd.’

‘En?’

‘Nog niets gevonden. Maar ik moet nog een hoop checken.’ Ik zwijg even. ‘Nog iets gehoord van de Johnstons?’

‘Morgen is de begrafenis.’

Ik knik. ‘Hoe gaat het met LaShonda?’

‘Ze is gigantisch.’ Een grijns splijt zijn gezicht in tweeën bij de gedachte aan zijn zwangere vrouw. ‘Het kan nu elke dag gebeuren.’

‘Doe haar de groeten van me.’

‘Doe ik, Chief. Ik moet gaan.’ Hij loopt naar de deur en stapt naar buiten. ‘We krijgen nog een hele hoop sneeuw.’

‘Ja.’

‘Bel me als u iets nodig hebt.’

Hij verdwijnt om de hoek, en ineens word ik overspoeld door eenzaamheid. Ik voel me geïsoleerd en buitengesloten, alsof ik de enige ben die nog op aarde rondwandelt. Als de sneeuw vanuit een loodgrijze lucht neervalt, bedenk ik hoeveel Painters Mill voor me betekent – en hoeveel ik dreig te verliezen als ik niet vecht voor mijn rehabilitatie.

Ik ga weer terug naar het vicap -rapport. Het is zwaar en eentonig leesvoer. Moord. Verkrachting. Seriemoorden, met alle verontrustende details die daarmee gepaard gaan. Rond zes uur begin ik de woorden als in een waas te zien. Het is alsof er zand in mijn ogen zit. Ik heb zo lang gebeld dat mijn oren ervan tuiten. Evengoed heeft het me niets opgeleverd. Twijfel begint aan mijn eerdere besluit te knagen. Misschien heb ik het mis. Misschien is Jonas Hershberger wél schuldig. Er zijn twintig jaar verstreken sinds ik met hem omging. Ik weet uit ervaring dat je leven totaal kan veranderen onder invloed van tijd en gebeurtenissen. Kijk maar naar mij.

Gefrustreerd loop ik naar de kast boven de koelkast en pak de fles wodka. Ik schenk een veel te grote hoeveelheid in een tumbler en neem de eerste gevaarlijke slok. Terug naar mijn laptop. Als ik probeer in te loggen bij ohleg om de resultaten van mijn eerdere onderzoek te bekijken, zie ik dat mijn account niet meer werkt.

‘Verdomme.’ Daarmee is ook mijn laatste instrument me ontnomen. Ik staar gefrustreerd en kwaad naar het scherm en heb geen idee wat ik nu moet beginnen.

In een impuls ga ik naar een populaire zoekmachine, tik de woorden ‘kerven’, ‘buik’ en ‘doodbloeden’ in en druk op Enter. Ik verwacht niet veel bruikbare informatie; er staat veel maffe rotzooi op internet. Er verschijnen links naar uittreksels van boeken, een bizar kort verhaal, een proefschrift over media en geweld. Ik schrik op als ik een link zie naar de Fairbanks Daily News-Miner . Ik klik erop en lees:

derde lichaam aangespoeld bij rivier de tanana

Volgens de politie van de staat Alaska is afgelopen dinsdag door een groep jagers het lichaam van een onbekende vrouw gevonden. De vrouw behoort tot het Indo-Europese ras en wordt achter in de twintig geschat. Volgens agent Robert Mays ‘was haar keel doorgesneden’ en had ze ‘ritualistische inkepingen in haar buik’. Dit is het derde lichaam dat het afgelopen halfjaar aan de oever van de afgelegen Tanana is aangetroffen, en de bewoners van de vallei zijn bang. ‘We houden de deuren op slot,’ aldus Marty West, bewoner van Dot Lake. ‘Ik ga nergens naartoe zonder wapen.’ Het lichaam is voor autopsie overgebracht naar Anchorage.

Met bonzend hart tuur ik naar het scherm. De overeenkomsten zijn te opvallend om eraan voorbij te gaan. vicap heeft niets opgeleverd, maar dat is niet zo vreemd; de databank wordt pas sinds kort alom door de politie gebruikt. Oudere gegevens zijn door gebrek aan mankracht soms helemaal niet in de databank opgenomen.

Ik zie op de klok aan de muur dat het bijna acht uur is. In Alaska is het vier uur vroeger. Ik zoek op Google het telefoonnummer van de politie van Fairbanks en toets het in. Na twee keer te zijn doorverbonden, krijg ik van een agent te horen dat rechercheur George ‘Gus’ Ogusawara zeven jaar geleden met pensioen is gegaan. Ik vraag of hij weet waar Gus woont. Hij wil me het nummer niet geven, maar raadt me aan het in Portland of Seattle te proberen.

Ik keer terug naar internet. Gelukkig is Ogusawara geen veel voorkomende naam. Ik begin te bellen en krijg bij mijn tweede poging de juiste man aan de lijn. ‘Spreek ik met George Ogusawara?’ begin ik.

‘Wie bent u?’ Een tenor met een sterk Aziatisch accent.

Snel stel ik me voor als commissaris van politie. ‘Bent u opsporingsambtenaar geweest in Fairbanks?’

‘Ik was rechercheur in Fairbanks, mevrouw. Zeven jaar geleden ben ik met pensioen gegaan. U hebt dus de juiste man aan de telefoon. Wat wilt u van me weten?’

‘Ik doe onderzoek naar een serie moorden die veel overeenkomsten vertonen met de moorden die begin jaren tachtig in Fairbanks zijn gepleegd.’

‘Die moorden waren echt gruwelijk. Iedereen kreeg er nachtmerries van, ik ook. Wat wilt u weten?’

‘Ik heb begrepen dat de dader iets in het lichaam van de slachtoffers kerfde.’

‘Voordat hij ze martelde en vermoordde, ja. Die vent was zwaar gestoord, dat kan ik u wel vertellen.’

‘In het rapport dat ik doorneem staat niet wat hij heeft gekerfd. Ik vroeg me af of u zich dat nog herinnert.’

‘Zelfs een gehard politieman als ik vergeet zoiets niet. Hij kerfde cijfers. U weet wel. Romeinse cijfers. Een. Twee. Drie. Dat werk.’

‘Is de dader gepakt?’

‘Hij is de enige reden waarom ik doorging met mijn werk totdat ik te oud was om er nog plezier in te hebben.’ Hij zwijgt even. ‘Denkt u dat het dezelfde vent is?’

Ik wil hem niet te veel vertellen. Ik heb al een leugen opgedist door te zeggen dat ik politiecommissaris ben. ‘Ik weet het niet zeker. Kunt u me nog iets vertellen over die moorden?’

‘Iets gruwelijkers heb ik nooit gezien. Die moordenaar is echt in- en inslecht.’

‘U hebt me heel erg geholpen. Dank u wel.’

Hij wil nog iets zeggen, maar ik hang op. Mijn hersens draaien op volle toeren om de informatie die ik zojuist heb gekregen te verwerken. Drie soortgelijke moorden in Alaska, een afstand van bijna vijfduizend kilometer. Is er een verband? Zou het dezelfde moordenaar kunnen zijn? Zo ja, waarom is hij dan van Ohio naar Alaska getrokken, en daarna weer naar Ohio?

Ik ga weer naar de zoekmachine en bekijk alles wat ik kan vinden over de Tanana-moordenaar. Ik lees een kort artikel uit de Tanana Leader als mijn oog ineens op een naam valt:

Nate Detrick, gids bij Yukon Hunting Tours, heeft het lichaam ontdekt en de politie op de hoogte gebracht.

Ik kan mijn ogen niet geloven. Hoe groot is de kans dat iemand op een afstand van duizenden kilometers van elkaar twee keer met hetzelfde soort moorden te maken krijgt? Ineens doemt er een herinnering bij me op. Iets wat Glock laatst zei: Detrick was iets hoogs in het jachtwezen in Alaska.

Op dat moment weet ik weer dat dit niet de enige plek is waar de naam van de sheriff tijdens mijn onderzoek is opgedoken. Nieuwsgierig ga ik naar de website van Holmes County. Een rilling loopt over mijn rug als ik zie dat Nathan Detrick en zijn vrouw Grace in september 1994 hun perceel van tweeduizend vierkante meter in Millersburg hebben verkocht.

Ik durf het verband dat mijn brein legt niet tot me door te laten dringen. Dit moet toeval zijn. Nathan Detrick is een rechercheur. Het zou te belachelijk voor woorden zijn om hem te verdenken. Hij is een man op wie niets aan te merken valt. Hij staat buiten verdenking.

Of niet?

Detrick is een van de weinige mensen die in een periode van zestien jaar uit Painters Mill zijn weggegaan. Ik weet nu dat hij in Alaska heeft gewoond, waar drie soortgelijke moorden werden gepleegd. Ik werk lang genoeg bij de politie om te weten dat dit een nader onderzoek rechtvaardigt.

Ik kijk naar mijn handen en zie dat ze trillen. Ik weet dat ik het mis heb. Toeval bestáát, en ik ben gek als ik Detrick ga verdenken. Maar de sheriff past veel beter in het daderprofiel dan Jonas. Mijn beroepsmatige intuïtie zegt me dat ik verder moet zoeken.

Ik herinner me de lijst met geregistreerde sneeuwscooters waar ik Pickles gisteren naar heb gevraagd, en zoek snel tussen de papieren op tafel tot ik ze vind. Het is een lijst met namen van mensen met een blauwe of zilvergrijze sneeuwscooter die geregistreerd zijn in Coshocton en Holmes Counties. Halverwege zie ik Detricks naam staan. Hij heeft een blauwe Yamaha.

‘Dit kan niet waar zijn,’ fluister ik. ‘Dit kan niet.’

Ik ga terug naar de computer om op zoek te gaan naar Detrick. Na een halfuur stuit ik op een krantenartikel in de Dayton Daily News uit juni 1986 over een intelligente jonge, politieambtenaar die onlangs vanuit Fairbanks, Alaska, bij de politie van Dayton is gaan werken. Geflankeerd door zijn vrouw poseert een jonge, knappe Detrick in volledige uitrusting glimlachend voor de camera. Het verhaal is twee maanden na de laatste moord in Alaska gedateerd.

Ik ga op zoek naar soortgelijke moorden in en rond Dayton in de periode dat Detrick daar was. Ik vind een tiental websites, waarvan de ene naar de andere leidt – sites van kranten, televisie en radio, een paar van de politie, zelfs een van csi –, maar ik kan niets vinden. Pas als ik mijn zoekopdracht uitbreid naar de omringende staten heb ik succes. Mijn blik wordt getrokken naar een verhaal uit het archief van The Kentucky Post uit maart 1989.

lijk op oever geïdentificeerd

Het naakte lichaam van een vrouw, dat vorige week werd gevonden door een jogger aan de oever van de rivier de Ohio, is geïdentificeerd. Het gaat om de 20-jarige Jessie Watkins. Volgens de patholoog van Kenton County, Jim Magnus, is de keel van de vrouw doorgesneden. De politie van Covington en van Kenton County zijn ‘met man en macht op zoek naar de dader’, zoals een niet nader genoemde bron maandag meldde. Watkins, een bekende prostituee, werd het laatst gezien toen ze een bar in Cincinnati verliet. De politie heeft op dit moment nog geen verdachten op het oog.

Ik ga naar Google Maps en toets de steden Dayton in Ohio en Covington in Kentucky in. Covington is ongeveer een uur rijden van Dayton. Dat is op één avond goed te doen.

Vervolgens laat ik een willekeurige zoekopdracht los op soortgelijke misdaden in Michigan, maar dat levert niets op. Ik laat me niet afschrikken en probeer Indiana. Een uur lang ga ik van de ene site naar de andere. Net op het moment dat ik er de brui aan wil geven, ontdek ik ergens een berichtje over de moord op een jonge seizoenarbeidster, wier lichaam gevonden werd op een maisveld tussen Indianapolis en Richmond:

 

seizoenarbeidster vermoord

 

De politie heeft weinig aanwijzingen over de moord op de 31-jarige Lucinda Ramos, die maandag dood is aangetroffen op een maisveld niet ver van de Interstate 70 bij New Castle. ‘Zoiets heb ik nog nooit gezien,’ aldus Dick Welbaum, de boer die bijna met zijn tractor het lijk aanreed. Volgens een anonieme bron van de afdeling Forensische Pathologie van Henry County waren er ‘ritualistische inkepingen’ aangetroffen in het lichaam van het slachtoffer. Op de vraag of er sprake zou kunnen zijn van een sekte, ging Mick Barber van de politie van Henry County niet in. Hij zei wel dat het bureau van de sheriff samen met de politie van New Castle en ook met de staatspolitie op zoek is naar degene(n) die hiervoor verantwoordelijk is/zijn.

De term ‘ritualistische inkepingen’ blijft in mijn hoofd hangen. Als ik op de kaart kijk zie ik dat New Castle in Indiana een uur en twintig minuten rijden van Dayton af ligt. Ik klik op de website van de politie van Indiana en toets het nummer van het hoofdbureau in. Binnen enkele minuten heb ik Ronald Duff van de afdeling Crimineel Onderzoek aan de lijn.

Ik stel me voor als politiecommissaris en kom meteen ter zake. ‘Ik heb een vraag over een moordzaak die u in 1988 hebt onderzocht. De naam van het slachtoffer was Lucinda Ramos.’

‘Sinds die tijd zijn er al heel wat hersencellen bij me afgestorven. Ik zal het dossier er even bij pakken.’

Hij had kunnen weigeren om met me te praten omdat ik met mijn privételefoon bel. Soms, als een agent niet zeker weet wie hij aan de lijn heeft, belt hij terug naar het politiebureau. Waarschijnlijk vindt hij het, omdat ik naar een cold case op zoek ben, niet nodig om mijn geloofsbrieven na te trekken.

Een paar minuten later is hij terug. ‘Denkt u dat u iets gevonden hebt over deze zaak?’ vraagt hij.

‘Hier in Painters Mill zijn drie moorden gepleegd. Ik onderzoek cold cases in de omliggende staten om te zien of er sprake is van eenzelfde signatuur.’

‘Ik ben u graag van dienst. Wat wilt u precies weten?’

‘In het verslag dat ik heb gelezen staat iets over ritualistische inkepingen. Ik vraag me af of u me daar meer over kunt vertellen.’

Er klinkt geritsel van papieren aan de andere kant van de lijn. ‘Ik heb hier het rapport van de patholoog. Daarin staat, en ik citeer: “Inkepingen in de huid zijn ondiep en bevinden zich acht centimeter boven de navel.’”

‘Wat stellen die inkepingen voor?’

Nog meer geritsel van papier. ‘Ik zie daar geen notities over, maar ik heb hier een foto van de plaats delict. Ik pak even mijn bril.’ Het is even stil. ‘Het lijkt een beetje op een hoofdletter i en een v .’

‘Als in Romeinse cijfers?’

‘Zou kunnen.’

Ik kan mijn oren niet geloven. ‘Is er een reden geweest om deze gegevens niet in vicap te vermelden?’

‘We zijn hier begin 2001 pas met vicap begonnen. Er is nog niets van het archief in opgenomen. Te weinig personeel en te weinig budget. U weet hoe dat gaat.’

‘Kunt u de foto scannen en naar me mailen?’

‘Natuurlijk. Wat is uw e-mailadres daar?’

Ik noem het adres en hang op. Mijn eerste opwelling is John te bellen, maar ik aarzel. Het enige wat ik te berde kan brengen zijn een paar vage verdachte omstandigheden. Detrick verdacht maken zou uitgelegd kunnen worden als de wraak van een verbitterde, knorrige ex-commissaris die degene die haar zaak heeft overgenomen een hak wil zetten. Ik moet meer te weten komen voordat ik er een ander bij betrek. Ik weet niet eens zeker of ik gelijk heb wat Detrick betreft. Als ik vroegtijdig actie onderneem, zou dat zich weleens tegen me kunnen keren, zodat het helemaal verkeerd afloopt.

Terug achter mijn laptop zet ik op een spreadsheet een tijdlijn uit en vul de open plaatsen in met informatie die ik via de telefoon of internet bijeen heb gesprokkeld. Detrick was van februari 1980 tot december 1985 natuurgids bij Yukon Hunting Tours. Alle drie de moorden in Fairbanks zijn in die periode gepleegd. Begin 1986 verhuisde hij naar Dayton in Ohio, waar hij zijn loopbaan bij de politie begon, en daar werkte hij tot 1990 als agent. De moorden in Kentucky en Indiana vonden plaats terwijl hij in Dayton woonde. Als ik me niet vergis, was Lucinda Ramos het vierde slachtoffer. Jessie Watkins was nummer vijf. In 1990 begon hij als hulpsheriff bij het bureau van Holmes County en verhuisde hij naar Millersburg, en in die tijd begonnen de slachthuismoorden. Hij vermoordde in die tijd vier vrouwen, nummer zes tot en met negen. In 1994 verkocht hij zijn huis en vertrok hij naar Columbus, waar hij rechercheur werd, wat hij tot 2005 bleef. In die periode werden voor zover ik weet geen soortgelijke moorden gepleegd, maar daar heb ik nog niet echt grondig onderzoek naar gedaan. In 2006 kwam hij terug naar Painters Mill, stelde zich verkiesbaar voor de functie van sheriff en won met een ruime meerderheid aan stemmen. De eerste van de recent gepleegde reeks moorden was nummer eenentwintig. Ik mis tien slachtoffers in de periode dat hij in Columbus woonde en werkte. Verder sluit de tijdlijn perfect aan bij mijn vermoedens.

Ik schrik op van de telefoon. ‘Hallo?’

‘Chief,’ fluistert Mona op dringende toon. ‘U kunt beter hierheen komen.’

Het is bijna middernacht. Uit haar toon maak ik op dat ze geen goed nieuws heeft. ‘Wat is er gebeurd?’

‘Jonas Hershberger heeft zojuist geprobeerd zich op te hangen.’