35

 

 

Op een gegeven moment was ik het zat om me te verstoppen en uiteindelijk kopje-onder te gaan in zelfmedelijden. Ik wilde uit die carrousel van zelfverwijt en schuldgevoelens stappen en eindelijk eens uitbreken uit mijn zelfgecreëerde isolatie. Ik kon maar één manier bedenken: ik moest mijn leed delen, erover praten, dus zocht ik contact met mensen met soortgelijke ervaringen. Ik wilde dat alles wat mijn biologische moeder, mijn broer en ik hadden doorstaan achteraf niet voor niets zou zijn geweest. Ik wilde mensen helpen die in een vergelijkbare situatie zaten. Daarom ging ik na welke mogelijkheden ik had om de losse einden van mijn leven waarmee de DDR me had laten zitten weer aan elkaar te knopen en tegelijkertijd te achterhalen wat er destijds was gebeurd.

Ik zag daarin ook een kans voor mezelf: ik kon voor anderen problemen uit de weg ruimen die ik zelf was tegengekomen en me op die manier uit mijn verstarring bevrijden. Niet in de laatste plaats wilde ik de gesneuvelde staat in elk geval postuum laten zien dat hij er niet in was geslaagd om familieleden om politieke redenen voor altijd van elkaar te scheiden.

Als resultaat van deze overpeinzingen richtte ik in november 2007 op internet een portaal op, dat nog altijd bestaat en waar alle slachtoffers van gescheiden gezinnen in de DDR die op zoek zijn naar vermiste familieleden terechtkunnen. Als een soort prikbord moet het zoekenden en gezochten bij elkaar brengen. De links www.zwangsadoptierte-kinder.de en www.personen-suche-ddr.de zijn zonder kosten, formaliteiten of toegangsbeperkingen voor iedereen toegankelijk. Het doel van deze sites is om de drempel zich in hun levensthema te verdiepen voor de betrokkenen zo laag mogelijk te houden.

Desondanks is het van het begin af aan niet mijn intentie geweest om te concurreren met de officiële procedures om gezinnen bij elkaar te brengen. Integendeel zelfs: de site bevat in één oogopslag duidelijk herkenbaar enkele korte, begrijpelijke verwijzingen naar officiële instanties waar voormalig geadopteerden terechtkunnen als ze op zoek zijn naar hun biologische ouders, en de rechten die ze daarbij hebben. Bovendien biedt het internetplatform aan zowel zoekende ouders als kinderen de mogelijkheid om hun oproep, op postcode gesorteerd, in de openbaarheid te brengen.

Mochten deze oproepen voldoende respons krijgen, zo hoopte ik destijds toen ik met de internetsite begon, dan zou het me in individuele gevallen kunnen lukken om ouders en kinderen die in de DDR-periode waren gescheiden weer bij elkaar te brengen. Een vergelijkbare mogelijkheid bestond tot dan toe namelijk nog niet op internet.

Parallel aan de start van het project plaatste ik op verschillende, qua thema verwante websites links naar de mijne, om zoveel mogelijk aandacht voor het nieuwe internetportaal te trekken. De respons bleef niet uit: zodra de site in de lucht was kreeg ik de eerste reactie, alleen was die niet afkomstig van een lotgenoot maar van een regionale Thüringse krant die me wilde interviewen. Het daaruit voortkomende persbericht in december 2007 was als een dam die doorbrak. Slachtoffers meldden zich nauwelijks, maar er ging vrijwel geen dag voorbij of er kwamen aanvragen van kranten en tijdschriften en regionale radio- en televisiezenders binnen.

Achteraf betwijfel ik of ik deze eerste stap zou hebben gezet als ik ook maar een vermoeden had gehad van de door mij veroorzaakte lawine. De grootste belangstelling gold overigens mijn persoonlijke lot – maar dat was eigenlijk niet de bedoeling geweest van het forum. Ik wilde juist anderen een platform bieden en hen ertoe aanzetten hun verleden onder ogen te zien. Maar nu ik de publiciteit had gezocht kon ik die niet tegelijkertijd uit de weg gaan waar het mijn eigen verhaal betrof. Zo goed als ik kon gaf ik alle geïnteresseerden informatie en ergerde me verder maar niet aan het feit dat de vragen zich al snel begonnen te herhalen. Dit mediaoffensief droeg er in ieder geval toe bij dat het lot en de opinie van slachtoffers van gedwongen adoptie, die eerst bijna in vergetelheid waren geraakt, hun weg terug vonden naar het publieke geweten.

Al die publieke aandacht was weer gunstig voor mijn internetportaal, waar ik in ieder interview naar verwees. Sterker nog: zonder alle mediarespons zou het forum waarschijnlijk een kwijnend bestaan hebben geleid. Maar nu kwamen al snel de eerste zoekopdrachten binnen, waarin ik vaak ook mijn eigen situatie van vroeger herkende. Zover het binnen mijn mogelijkheden lag verdiepte ik me aanvankelijk persoonlijk in de vragen. Alleen doordat ik als werkloze een bescheiden uitkering had en mijn kinderen, die op dat moment achttien en twintig jaar oud waren, op eigen benen stonden, kon ik dit werk vrijwillig doen. Na overleg met de aanvragers begon ik aan de hand van hun aanwijzingen te rechercheren. Ik vergeleek de gezochte namen met de beschikbare registers, zocht op internet op de verschillende sociale netwerken naar de vermisten of stelde aan de hand van het telefoonboek een overzicht van alle gelijknamige personen uit de betreffende regio samen. Wanneer het aantal naamgenoten te overzien was belde ik zo’n lijst dan naam voor naam af, in de hoop op een treffer.

Maar de grootste kans op succes bood nog steeds de klassieke route via de autoriteiten en adoptiedossiers. In de meeste gevallen volstond het om de zoekenden met adviezen en juridische tips als het ware op het juiste spoor te zetten. In sommige gevallen nam ik zelf contact op met de gezochte persoon, soms, als de betrokkenen terughoudend waren, nam ik ook de correspondentie met instanties of familieleden op me.

Ik had me volkomen naïef in dit avontuur gestort, zonder te voorzien hoeveel weerklank mijn lot zou kunnen vinden. In het begin kwamen er een à twee aanvragen per week binnen, maar korte tijd later al meldden zich gemiddeld dertig, soms zelfs zestig belangstellenden per maand. Deze stormloop was op een gegeven moment niet meer even tussendoor af te handelen; vaak werkte ik meer dan veertig uur per week, en ook de avonden en weekeinden moesten eraan geloven.

Maar het kon me weinig schelen hoeveel tijd het me kostte. Ik was immers dankbaar dat ik eindelijk weer iets mocht doen. Ieder ingevuld zoekformulier toonde hoe groot de behoefte aan een dergelijk platform was, en sterkte me in de wetenschap dat ik de juiste weg was ingeslagen. Dit werk gaf me grote innerlijke voldoening, vooral wanneer een zoektocht succesvol verliep. De vereniging voor slachtoffers van gedwongen adoptie in de DDR, de OVZ-DDR* die ik in februari 2008 met gelijkgestemden, betrokkenen en geïnteresseerden oprichtte, moest mijn project een bredere basis geven, om me juridisch in te dekken en subsidie te krijgen. (* OVZ-DDR: Trägerverein Hilfe für die Opfer von DDR-Zwangsadoptionen e.V. [Noot vert.])

Het intensiefst namen de telefoongesprekken me in beslag. Al vanaf het begin belandde ik daarbij altijd snel in de rol van adviseur. Veel slachtoffers bleken een grote behoefte te hebben om eindelijk uit te kunnen spreken wat ze al zo lang met zich meedroegen, vooral als ze een soortgelijke ontwikkeling als ik hadden doorgemaakt. Steeds opnieuw kreeg ik deze ene zin te horen: ‘Eindelijk kan ik er eens met iemand over praten.’ Het inzicht dat ze niet alleen stonden in hun ervaringen – een thema waar tijdens de DDR een absoluut taboe op rustte – was voor hen van groot belang.

Een andere reden dat de moeders zo lang hadden gezwegen, was dat ze zichzelf kwelden met het verwijt dat ze hadden gefaald in de zorg voor hun kind. Hun gewetenswroeging werd pas minder op het moment dat ze, vaak voor het eerst, hoorden dat ze hun lot met honderden andere moeders deelden. Mij op mijn beurt hielp de uitwisseling met vrouwen die een soortgelijk levensverhaal als mijn moeder hadden om meer begrip te krijgen voor de gedwongen situatie waarin mama zich destijds bevond. Mijn oprechte belangstelling gaf hun de hoop dat ook hun kinderen begrip voor hen op zouden kunnen brengen. Zodoende fungeerde het internetportaal meteen ook als een forum voor mensen die behoefte hadden om van gedachten te wisselen.

Toch moest ik mezelf er voor behoeden – en dat is nog steeds het geval – om de verhalen van onbekenden te zeer met mijn eigen herinneringen te vermengen, om niet weer overbelast te raken. Soms gaan de verhalen die me verteld worden mijn incasseringsvermogen toch al bijna te boven. Wat ik aan leed en kwellingen in de DDR-gevangenissen te horen krijg, stelt dat waar mama slechts op heeft gezinspeeld vaak nog in de schaduw. Sommige voormalige gevangenen vertellen hoe ze bij wijze van straf in kniediep koud water moesten staan waarin ratten zwommen. Anderen werden in een houten kooi ter grootte van een hondenhok opgesloten, waar ze urenlang water over zich heen gespetterd kregen. Vrouwen kregen medicijnen toegediend waarvan ze niet wisten wat de uitwerking ervan zou zijn. In de gevangenishiërarchie bevonden politieke gevangenen zich nog lager op de ladder dan zware criminelen. De bewakers beschouwden hen als uitschot in plaats van als mensen.

Maar wat bij alle slachtoffers van het DDR-regime als ergste ervaring in hun geheugen staat gegrift, is het gedwongen afstand doen van hun kinderen. Als ik hoor hoe wreed kinderen in sommige gevallen van hun ouders werden gescheiden, breekt mijn hart. Als moeder kan ik me heel goed in hun pijn inleven. Een vrouw met wie ik in de loop der tijd goed bevriend ben geraakt, vertelde me jaren geleden dat haar dochter gewoonweg ontvoerd was onder het voorwendsel dat ze naar de kinderarts moest. Het meisje werd het verhaal op de mouw gespeld dat haar ouders bij een verkeersongeluk om het leven waren gekomen en dat ze daarom bij een ander gezin moest gaan wonen.

Ook tegenover de ouders zagen de handlangers van de van overheidswege georganiseerde kinderroof er in individuele gevallen geen been in pertinente leugens te verkondigen. Verscheidene ouders ontdekten pas veel later, toen ze zelf op onderzoek uitgingen, dat hun pasgeboren kind helemaal niet na de geboorte was gestorven, zoals men hun destijds in het ziekenhuis officieel had meegedeeld. In werkelijkheid waren ze, zonder dat de ouders daarvan op de hoogte waren, als zogenaamde weeskinderen aan andere gezinnen ter adoptie gegeven. Dat moet toch wel de meest doortrapte vorm zijn geweest om ouders zonder hun wettelijk verplichte toestemming het ouderlijk gezag te ontnemen.

Al deze tegen het recht indruisende feiten staan niet vermeld in de officiële documenten rond de adoptie. Aan alleen de handtekening waarmee de ouders toestemming gaven voor adoptie van hun kind is niet af te lezen hoeveel leed, hoeveel psychologische druk, hoeveel uitzichtloosheid aan die toestemming vooraf is gegaan. Zelfs de verwijzing naar ‘asociale levensomstandigheden’ laat geen eenduidige conclusies toe over de feitelijke omstandigheden waarin de kinderen leefden. Al te vaak heeft het buitensluiten van lastige tijdgenoten vooral ideologische achtergronden. Dat weerhoudt de slachtoffers er echter niet van om het stempel ‘asociaal’ tot op heden met schaamte en schuldgevoelens te verbinden.