Negenenveertig

Max zeilde onder de volle maan, zonder land voor zich of achter zich. Hij zette koers naar het zuiden, in de hoop dat hij, door in tegengestelde richting te varen, thuis zou komen. Maar je kon nooit weten: misschien zou hij zo wel in een heel ander land terechtkomen.

Hij zeilde dag in dag uit door, tijdens stormen en heldere, saaie ochtenden, die zo lang leken dat het leek alsof ze nooit plaats zouden maken voor de middag. En toen, eindelijk, op een ochtend, zag hij een rups langs de horizon, en die rups bleek algauw land te zijn, dat zich naar het oosten en het westen uitspreidde. En dat land werd algauw – daar was hij van overtuigd – het bos vanwaar hij het ruime sop had gekozen.

Toen hij eindelijk aanlandde, legde hij de boot in dezelfde inham en bond hij hem aan dezelfde boom waar hij hem gevonden had. Zo snel als hij kon rende hij het bos door. De sneeuw was gesmolten, er waren niet meer dan een paar witte plekken van over. Hij was dicht bij huis.

Hij liep het bos uit en kwam bij de weg. Heerlijk vond hij het om het trottoir onder zijn voeten te voelen. Hij rende de buurt door, waar het in alle huizen donker was, behalve in het zijne. Hij zag het duidelijk voor zich, in de verte – het licht scheen helder door de ramen naar buiten.

Max rende op topsnelheid door totdat hij een paar huizen van het zijne was, waarna hij terugviel in looppas en vervolgens gewoon begon te wandelen. Waarom was hij langzamer gaan lopen?

Die vraag bracht Max in verwarring. Misschien door het belang van weer thuis te komen. Hij was ook zo lang weg geweest. Jaren, leek het wel. En nu was hij terug, en hij was veranderd. Zou zijn moeder hem nog herkennen? En Claire? In bepaalde opzichten voelde hij zich nu te groot voor dit huis. Maar hij had tegelijkertijd het gevoel dat hij er nu goed in paste.

Max ging naar binnen en lette erop dat hij geen geluid maakte toen hij de deur dichtdeed. Hij liep de gang in, waar hij zijn vogel van de handenarbeidles zag, die op wonderbaarlijke wijze ineens weer heel was geworden. Bij nadere inspectie zag hij dat zijn moeder hem met grote zorg en aandacht had gerepareerd. Hij was weer als nieuw.

Toen hij door de keuken liep, zag Max dat er een hele maaltijd voor hem klaarstond: een kom met champignoncrèmesoep, een glas melk en een stuk taart. Zonder te gaan zitten begon hij met gulzige happen te eten, en terwijl hij daarmee bezig was, zag hij dat zijn moeder op de bank lag te slapen.

Hij at zijn mond leeg, schoof de wolvenkop op zijn hoofd naar achteren en liep naar haar toe. Toen hij zich over haar heen boog, zag Max dat ze met haar bril op in slaap was gevallen. Haar haar zat tegen haar slapen aan geplakt.

Max keek met zijn hoofd schuin opzij op haar neer en bestudeerde haar gezicht. Voorzichtig haalde hij de bril van haar hoofd en legde die geluidloos op de tafel voor haar. Zachtjes legde hij zijn hand op haar gezicht en streek een haarlok achter haar oor. Een tijdlang bleef hij zo naast zijn moeder staan, die hij nu kende, die hij nu echt bijna helemaal kende, en hij was blij om te zien dat ze rustte.

EOF