Drieëndertig
Max was even van zijn stuk gebracht door de plotselinge overrompeling, maar wist zich snel te herstellen. “Rennen!” riep hij, en gevolgd door zijn team schoot hij over de open plek in de richting van het bos. Ze werden achtervolgd door een meedogenloze regen van aardkluiten en stenen die de slechteriken achter hen aan gooiden. Het verrassingselement, waar Max het een en ander van dacht te weten, had zijn tegenstanders groot voordeel bezorgd.
Max dook achter een reusachtige boom die voor een smalle, droge rivierbedding stond. Het was een uitstekende loopgraaf om een tegenaanval in te plannen en ten uitvoer te brengen.
Douglas arriveerde als eerste; hij dook halsoverkop de loopgraaf in en keek met een glimlach op. Hij was onderweg verscheidene keren getroffen, maar hem mankeerde niets. De volgende was Katherine, die hijgend stukken aarde uit haar haar en van haar gezicht veegde. En ten slotte glipte Carol grijnzend en zwetend de loopgraaf in. Nu zaten ze alle vier samen in de droge bedding. Ze hijgden zwaar en waren allemaal kwiek en alert; ze hadden nu een duidelijk doel: zorgen dat ze in leven bleven en aardkluiten gooien, want het alternatief was getroffen worden door aardkluiten en doodgaan. Overal om hen heen bleef het kluiten regenen, maar Max’ hoofd tolde van de opwinding die de strijd bood en die met niets te vergelijken was. Er was echt niks zo goed als oorlog, dacht hij.
Max probeerde net te bedenken wat hun nu te doen stond toen een enorm projectiel de boom achter hem trof en op de grond viel. Toen het eenmaal op de grond lag, ontrolde het projectiel zich. Het was geen aardkluit. Het was een wasbeer, of in elk geval een roze dier met vooruitstekende tanden en strepen als een wasbeer.
“Hé, Larry,” zei Carol tegen het dier, terwijl hij het over zijn vacht streek. “Sorry, jongen.”
Het dier schudde als verdoofd zijn kop. Blijkbaar had iemand van de kant van de slechteriken het beest tot een bal opgerold en naar het team van Max gegooid. Max twijfelde of hij het gebruik van dierprojectielen moest verbieden of niet, maar terwijl hij nog stond te dubben, liep Carol op Larry af, die zich wankelend uit de voeten probeerde te maken, pakte hem op, propte hem weer samen tot een bal en gooide hem terug.
Uit het kamp van de slechteriken steeg een gejoel op.
“Larry, verrader dat je bent!” schreeuwde Judith.
Max besefte dat, nu de vijand in verwarring verkeerde, het juiste moment voor een tegenaanval was aangebroken.
“Eropaf!” beval hij, en zijn team en hij verlieten de loopgraaf. Maar ze hadden zichzelf nog niet blootgegeven of ze werden getroffen door een spervuur van stenen, aardkluiten en, tot hun verbijstering, enkele tientallen andere dieren: katjes, slangen en een op een schaap lijkend dier met koppen aan weerszijden van zijn romp.
“Terugtrekken!” schreeuwde Max, en ze glipten weer hun loopgraaf in. Overal om hen heen vlogen nog meer dieren voorbij. Honderden katjes, loopvogels en een beest met de vorm en afmetingen van een buffel, maar onbehaard en geel van kleur, dat met een enorme klap in de bomen achter de loopgraaf terechtkwam. Alle als projectiel gebruikte dieren overleefden de vlucht en verdwenen na een korte herstelperiode uit het zicht.
Toch moest er iets gezegd worden over de praktijk om met dieren te gooien, vond Max. Hij bedacht dat hij een wapenstilstand zou moeten sluiten, en daarvoor had hij een witte vlag nodig. Het enige witte materiaal waarover hij beschikte was echter zijn onderhemd of onderbroek, en kon hij die wel uittrekken en als vlag gebruiken? Net op dat moment vloog er een regen van katjes over de loopgraaf, die allemaal als uit één mond luidkeels jammerden. Ze kwamen in de bomen achter de loopgraaf terecht, waar ze langs de stammen naar beneden gleden. Ze waren volkomen gedesoriënteerd en leken er niet veel lol in te hebben.
Max was ertegen dat er dieren betrokken werden in een oorlog tussen twee partijen die daar met wederzijds goedvinden toe waren overgegaan, dus hij moest iets doen, vond hij. Hij moest tot een vergelijk zien te komen met de vijand. Dus zonder zijn wolvenpak uit te trekken – hij wist wel dat hij dat niet moest doen – wurmde hij zich binnen in zijn vacht uit zijn onderhemd, dat hij vervolgens via de halsopening naar buiten trok.
Carol en Katherine waren zeer verbaasd om zoiets te zien gebeuren, maar voordat ze vragen hadden kunnen stellen over het tevoorschijn gekomen ding – een of ander essentieel orgaan? – had Max het hemd al aan een tak gebonden en zwaaide hij ermee boven de loopgraaf. Aan het spervuur kwam een einde.
Toen hij dacht dat hij geen gevaar meer liep, klom Max uit de loopgraaf, waarna hij oog in oog stond met alle vier de slechteriken, die open en bloot op de open plek stonden, met om hen heen zo te zien wel duizend dieren van allerlei formaat, die daar in rijen opgesteld als munitie stonden te wachten totdat ze in de strijd geworpen zouden worden. De slechteriken keken Max met verwarde blikken aan. Ze begrepen volstrekt niet wat hij aan het doen was met die tak en het onderhemd. Ondertussen probeerde Max te bedenken hoe de vijand het voor elkaar kreeg om al die katjes en tweekoppige schapen zo rustig en gedwee te laten wachten op het moment dat er in de oorlog gebruik van hen zou worden gemaakt. Het was indrukwekkend, en Max besloot om er naderhand eens bij hen naar te informeren.
Op het moment zelf ging het hem er echter om een aantal nieuwe regels te stellen. Hij legde de vlag even neer en liep op de slechteriken af. “Oké,” zei hij. “Er…”
De zin bleef onafgemaakt, want Alexander haalde uit, en Max kreeg een soort geleiachtige bal tegen zijn mond, waardoor hij op de grond viel. Terwijl hij zich probeerde te herstellen, ging hij voor zichzelf na hoe het projectiel had aangevoeld en gesmaakt – het was kennelijk een soort op het land levende kwal met veel tentakels en ledematen, die bitter en naar medicijn smaakte. Het beest kwam overeind en maakte zich snel uit de voeten door in een onzichtbaar gat in de grond te kruipen.
Max ging staan. “Wacht even,” zei hij. “Jullie kunnen niet zomaar…”
Weer werd hij getroffen, deze keer door een steen. Een gewone, normale steen, die Judith had gegooid en die hem in zijn buik trof en hem de adem benam. Hij klapte dubbel en hapte met een wazige blik in zijn ogen naar adem. Hij keek naar zijn kroon, die in het stof was gevallen. Terwijl hij probeerde zijn ademhaling te reguleren, bekogelden de slechteriken hem met een vreselijk spervuur van geleiballen, katjes, achtpotige paddenstoelen en op buffels lijkende wezens. Ze stortten om hem heen neer, en hij werd door nog wel vijf andere Larry’s getroffen, door drie daarvan in het onderlijf. Hij pakte gauw zijn kroon, draaide zich om en zette het op een lopen. Hij wist nauwelijks de loopgraaf te halen, waar hij met de handen op zijn kruis ineenzeeg.
“Geweldige oorlog tot nu toe, koning!” zei Carol.
“Ja,” zei Douglas. “Wie wint er?”
Max lag op de grond en kon geen woord uitbrengen. Hij bedacht dat hij zijn onderhemd op het slagveld had achtergelaten, zodat hij nu niet meer over een middel beschikte om eventueel om een wapenstilstand te vragen of zelfs de bereidheid tot overgave kenbaar te maken. Na een paar minuten was Max weer wat op adem gekomen en was hij in staat om te vragen: “Waarom zijn ze niet opgehouden?”
“Opgehouden waarmee?” vroeg Carol.
“Met de oorlog.”
“Waarom zouden ze?” vroeg Carol.
Max legde uit wat de witte vlag betekende.
“O, ik denk niet dat ze dat begrepen hebben,” zei Carol.
Katherine giechelde. “Wij vroegen ons ook al af wat jij daar aan het doen was met die tak en dat witte ding. We dachten dat het een of ander wapen was waarmee je aan de gang ging, maar toen je in de pan gehakt werd, dachten we dat dat toch niet waarschijnlijk was, omdat je zo’n ontzettend pak slaag kreeg.” Ze moest zo hard lachen dat ze in ademnood kwam. Carol en Douglas lachten met haar mee.
Max begon zijn geduld te verliezen. Hij legde aan zijn kameraden uit dat hij aan de vijand had geprobeerd uit te leggen dat ze tijdens de oorlog niet met dieren moesten gooien, dat stenen te hard waren en echte wonden konden veroorzaken, en dat je elkaar met takken de ogen uit kunt steken. “Zo kun je permanente schade aanrichten,” zei hij, waarbij hij erop lette dat Katherine hem hoorde.
Ze knikte deze keer ernstig. “Dus dat mogen wij alleen. Dat is slim.”
“Nee, nee!” zei Max. “Niemand mag het.”
Zijn teamgenoten dachten hier even over na, terwijl er om hen heen nog meer dieren, stenen en bomen neerkwamen.
“Potverdorie, koning,” zei Douglas. “Ik wou dat je hun dat allemaal had gezegd voordat we begonnen. Het zal nu niet meevallen om te zorgen dat ze zich aan de nieuwe regels houden. Nu we midden in de oorlog zitten, bedoel ik.”
Net op dat ogenblik zag Max dat Alexander een omtrekkende beweging om het groepje bomen maakte in een poging – zou het? – tot in hun loopgraaf door te dringen, of in elk geval om hen onverwachts in de flank aan te vallen. Max moest snel een besluit nemen, en hij pakte de grootste steen die hij kon tillen en gaf die aan Douglas.
“Pak de geit!” schreeuwde hij.
In één vloeiende beweging haalde Douglas uit en lanceerde de steen, die Alexander midden op zijn rug trof en velde.
“Sjonge, jij hebt een stevige arm!” zei Max bewonderend. Douglas wierp een blik op zijn arm alsof hij die nooit eerder had gezien.
“Doe dat nog eens!” zei hij, en Douglas gooide een volgend verpletterend projectiel naar Alexander, die nog op de grond lag.
Dit trof hem op zijn dijbeen, wat een hard en pijnlijk klinkende smak gaf. Max had niet erg veel sympathie voor Alexander en was blij dat er nu wraak werd genomen voor diens stiekeme aanval, waarmee eigenlijk de hele strijd was begonnen.
“Geweldig!” zei Max tegen Douglas. “Jij hebt de beste arm van iedereen!”
Carol draaide zijn hoofd en keek Max met een verbaasde en strenge blik aan. Max begreep niet goed waarom, maar had geen tijd om daarover na te denken, omdat Alexander op dat moment overeind krabbelde. Hij snotterde wat en veegde zijn neus af; misschien huilde hij zelfs wel. “Je mag mij niet van achteren aanvallen!” riep hij. “Dat was niet eerlijk!”
Nu begon ook Judith zich ermee te bemoeien. “Ach, kom op, Alexander. Niet huilen. Je mag in een oorlog niet huilen.” En na enig geroezemoes tussen haar en Ira: “Zelfs Ira zegt dat je in een oorlog niet mag huilen. O, wacht.” Ze wendde zich weer tot Ira, die iets in haar oor fluisterde. “Ira zegt dat je wel mag snikken, maar niet huilen.”
“Het kan me niet schelen wat Ira zegt!” zei Alexander. “Hij heeft hier niks te vertellen!”
Max vond het allemaal maar vervelend geklets, en als hij de stem van Alexander hoorde, had hij meer dan bij welke andere stem ook de behoefte om die het zwijgen op te leggen. “Pak ‘m nog een keer,” zei hij tegen Douglas.
En weer gooide Douglas een steen, nog groter dan de vorige twee, en eventjes was Alexanders hoofd helemaal niet meer te zien. Toen ging de geit neer en bewoog niet meer.
Enkele seconden lang was Max erg blij – het was niet niks om getuige te zijn van zo’n trefzekere actie – , maar allengs ging hij zich toch beroerder voelen. Alexander bewoog nog steeds niet. Max kreeg kramp in zijn maag bij de gedachte dat hij misschien verantwoordelijk was voor de dood van het geitenjong, maar toen sprong Alexander weer overeind. Hij sloeg zijn armen over elkaar en maakte kwalijke gebaren naar zowel de braveriken als de slechteriken.
“Ik kap ermee,” gromde hij, en hij liep weg.
Max moest goed nadenken over deze laatste ontwikkelingen. Hij had het geen pretje gevonden om door een steen getroffen te worden – hij had nog steeds pijn in zijn buik van de steen die Judith had gegooid – , maar het viel niet te ontkennen dat Alexander zich had overgegeven toen Max’ team hem met stenen bekogelde. De slechteriken beschikten nu nog slechts over drie soldaten, waardoor het waarschijnlijker werd dat het team van Max zou overwinnen. Het was dus zinnig geweest. Hij had er verkeerd aan gedaan om stenen en dieren gooien te verbieden. Je moest gebruikmaken van alle wapens waarover je kon beschikken, en als je ze gebruikte, moest je zorgen dat je won. Max meende dat de braveriken dankzij Douglas’ arm de overhand zouden hebben. Maar ook wanneer hij de regels wilde veranderen en het gebruik van bepaalde soorten munitie wilde verbieden, zou hij een manier moeten vinden om de slechteriken naar hem te laten luisteren. Ze hadden niet gereageerd op de witte vlag, dus kon hij aan dit alles alleen een einde maken door te winnen, concludeerde Max. Om te kunnen zeggen dat de vijand voortaan geen stenen of dieren meer mocht gooien, moest hij hem eerst buiten gevecht stellen. Zo eenvoudig was het.
Met dit in zijn achterhoofd formuleerde hij voor zichzelf een strategie. Ze zouden zich terugtrekken op de heuvel verder naar achteren en dan van bovenaf een grootscheepse aanval ondernemen.
Op een teken van Max verlieten ze allemaal de loopgraaf en renden ze het bos in en de heuvel op.
De dier projectielen bleven met luid gebons en geschreeuw om hen heen neerkomen, om vervolgens weg te strompelen. Er klonk zoveel geschreeuw en gebrom dat toen Douglas met een kreet in een gat verdween, geen van de leden van het team van Max in de gaten had wat er was gebeurd. Pas toen Max, Carol en Katherine achter een groot rotsblok dekking zochten, hoorden ze hem eindelijk.
“Hallo?” riep Douglas.
“Wat is er gebeurd?” vroeg Max.
“Ik ben in een gat gevallen, geloof ik,” zei Douglas.
Carol knipte met zijn vingers. “Ik wist het wel! Ik dacht al: ofwel hij is in een gat gevallen, ofwel hij is onzichtbaar geworden.”
Niemand had er een idee van hoe ze hem eruit konden krijgen. Hij zat een meter of vijf onder de grond.
Ondertussen werden de dieren van steeds dichterbij op hen afgevuurd. Max realiseerde zich dat ze nog verder naar boven moesten om buiten hun bereik te komen. En hij besefte ook dat als ze op een punt kwamen vanwaar ze de tegenaanval konden ondernemen, ze moesten zorgen dat de vijand zo gedesoriënteerd was dat zijn team tijd genoeg had om Douglas uit het gat in de grond te bevrijden.
Ergens diep onder de grond hoorden ze Douglas zijn keel schrapen. “O, en daarbij komt nog dat er een of andere plant van mijn linkerbeen zit te eten. Dus hoe sneller jullie me hieruit kunnen krijgen, des te beter.”
Max stond boven het gat te bedenken hoe ze hem eruit zouden kunnen krijgen toen hij door een projectiel in zijn nek werd getroffen. Was het een steen? Het voelde wel zo. Maar toen hij naar beneden keek, zag hij dat het een slang was, die om een steen gewikkeld was. De slang, die in de gaten had dat Max het dichtstbijzijnde bijtbare object was, beet Max.
“Au!” schreeuwde Max.
Katherine keek hem aan alsof hij zojuist iets heel onbeleefds had gedaan.
“Sst,” zei ze. “Je beledigt hem.”
Mismoedig kronkelde de slang weg.
“Dat was niet aardig van je,” zei Katherine. “Tenslotte was het geen gifslang.”
Max was ineens erg bezorgd. “Gifslang?”
“Wacht eens, misschien was hij wél giftig,” zei ze, terwijl ze haar hand op haar kin legde. “Nou ja, dat zullen we dan binnen een paar seconden weten.” Ze keek Max onderzoekend aan, en toen ze niks aan zijn ogen en mond zag, glimlachte ze gerustgesteld. “Hij was niet giftig. Anders zou je nu dood zijn geweest. Gelukkig maar dat je door een goede slangensoort bent gebeten.”
Plof! Weer een steen, en weer werd hij in zijn buik getroffen, nota bene op precies dezelfde plaats. Deze keer wist hij niet wie hem gegooid had, maar hij werd er bozer van dan hij ooit was geweest.
“De heuvel op!” commandeerde Max.
Katherine, Carol en hij hinkten en kropen naar de top van de heuvel, waar ze dekking zochten achter een groot rotsblok, dat bedekt was met het rode mos dat wel iets weg had van het borduurwerk dat hij op zijn eerste avond had gezien, toen hij op weg was naar het vuur.
Max liet zich bij het rotsblok neervallen. Zijn been was gevoelloos en zijn buik voelde pijnlijk aan en leek ontstoken te zijn.
Hij wilde wraak nemen, en gauw ook. Het plan moest nu ten uitvoer worden gebracht, en wel meteen. Er waren enkele individuele rekeningen te vereffenen, en ook uit praktisch oogpunt moest zijn team de vijand in de pan hakken, wilden ze tenminste tijd hebben om Douglas te bevrijden van de plant die onder in het gat in de grond aan zijn been zat te knauwen.
“We moeten die lui echt te pakken nemen,” zei Max. “Ik bedoel, we moeten ze doodmaken, kapotmaken.”
Ze spraken er enkele minuten over hoe ze dit zouden aanpakken, het doden en kapotmaken van de vijand, totdat Max zich ineens realiseerde dat ze daar boven op de heuvel helemaal geen munitie tot hun beschikking hadden.
“We hebben alleen deze reusachtige, met mos bedekte stenen,” merkte Carol mismoedig op.
“Ja, en de lavastroom die net onder het aardoppervlak stroomt,” zei Katherine klaaglijk.
Het kostte Max toen niet al te veel moeite om een strategie te bedenken die ruwweg inhield dat zijn team de grote stenen in de lava zou onderdompelen, om ze dan de heuvel af te laten rollen en de vijand eronder te verpletteren. Hij opperde het idee aan zijn troepen.
“Sjonge, dan zijn ze echt morsdood,” zei Carol.
“En kapot ook,” voegde Katherine eraan toe.
Ze togen aan het werk.
Katherine verwijderde een stuk van de aardlaag, waardoor een traag stromende rivier van lava zichtbaar werd. Max geloofde zijn ogen niet: een lavastroom op nog geen tien centimeter onder het aardoppervlak! Hij wilde alles weten over het hoe en waarom ervan, maar op dat moment was daar geen tijd voor.
Carol tilde een steen op en liet die in de vloeibare lava zakken. Door de steen rond te draaien, raakte deze helemaal met lava overdekt, waardoor het mos vlam vatte.
“Wat nu, koning?” vroeg hij, terwijl hij daar met een enigszins ongemakkelijke blik met de gloeiend hete steen in zijn handen stond.
“Rol hem naar ze toe,” zei Max.
Carol liep met de met lava overdekte steen naar de rand van de helling en wierp hem in de richting van de slechteriken. Met toenemende snelheid rolde hij van de helling af, waarbij hij bomen ontwortelde, struiken en gras in brand zette en talloze stenen en rotsblokken losmaakte. Tegen de tijd dat de steen beneden aankwam, stond de halve helling in brand en liepen Judith en Alexander hard te schreeuwen omdat de brandende steen en de vele honderden kleinere stenen die hem vergezelden recht op hen afkwamen.
Het was een ongelooflijk schouwspel, deze vernietiging, en dat het plan werkte, zo goed werkte, was uitermate bevredigend, maar toch voelde Max zich verscheurd, want aan de andere kant zag het ernaar uit dat de slechteriken volkomen verpletterd zouden worden, er misschien zelfs het leven bij zouden laten en meegesleurd zouden worden in de lawine. De angst sloeg hem ineens om het hart.
“Hé,” zei hij tegen zijn team, “denken jullie dat ze echt gedood zullen worden door dat spul?”
“O, zeker weten,” zei Katherine.
“Ik hoop van wel!” zei Carol.
“Wat?” zei Max verbijsterd.
“Ik dacht dat het daar juist om ging,” zei Carol, die nu oprecht in de war was.
Zo snel als hij kon legde Max uit dat hij niet écht wilde dat ze dood zouden gaan.
Carol keek grijnzend en knikkend naar de lawine, maar leek nog in opperste verwarring te verkeren. “Dus toen je zei: ‘Laten we ze afmaken!’ bedoelde je: ‘Laten we ze bij dit spel verslaan door aardkluiten naar ze te gooien’?”
Max knikte.
“Dus moeten we nu zorgen dat ze niet doodgaan?”
Max knikte.
“Oké,” zei Carol. Hij bleef nadenkend staan. “Maar hoe?”
De steen rolde met nog steeds toenemende snelheid verder de heuvel af.
“Ik zei toch al dat we dat niet moesten doen?” zei Katherine.
“Wat?” zei Carol. “Dat heb je helemaal niet gezegd! Je bent de grootste leugenaar ter wereld, Katherine.”
“Maar jij gebruikt geweld,” zei ze. “En dat is veel erger.”
Op dat moment bereikten de brandende lavasteen en de duizenden begeleidende stenen en brandende struiken – en zelfs enkele buffels die als projectielen naar boven waren gegooid en nu naar beneden renden, weg van de lawine – de slechteriken en maaiden hen weg. Het leek onmogelijk dat ze het overleefd zouden hebben.