Eenenveertig
Het laaghangende wolkendek aan de ochtendhemel was wit als papier. Max paste in het fort iets af en maakte op de grond een schets. Toen Carol aan kwam lopen en keek naar wat Max had getekend, had hij meteen commentaar. “Wat is dat?”
Max had er niet op gerekend dat hij Carol zo snel al over zijn plan zou moeten inlichten. Hij besefte dat Carol erdoor van streek zou kunnen raken, maar hij kon niet meer terug, en liegen wilde hij ook niet.
“Nou…” zei Max, “ik heb bedacht dat we binnen in het fort een plek moeten hebben waar…waar de koning zich af kan sluiten. Een soort geheime kamer voor de koning.”
Carol keek naar de tekening en hield zijn hoofd schuin.
“Een geheime wat? Ik snap het niet.”
“Nou,” zei Max, met een air van een ervaren architect van kastelen en ontwerper van koninkrijken, “in alle koninkrijken is een speciale plek voor de koning, met een deur en een sleutel…Een soort kamertje.” Max spreidde zijn armen om een ruimte aan te duiden die net groot genoeg was voor hemzelf.
“Dus net groot genoeg voor jezelf?” zei Carol, alsof het idee te gek was voor woorden.
“Precies,” zei Max. “De koning moet af en toe alleen kunnen zijn, in een kleine ruimte…Alle koningen hebben zoiets. Daar…Daar bedenken ze hun beste plannen om alles goed te maken voor iedereen.”
Carol dacht hier even over na. “Een kleine ruimte…Oké, oké. Interessant. Maar hoe komen wij erin?”
“Nou, doordat ik jullie erin laat.”
“Maar de deur die je getekend hebt is te klein.”
“Ja, dat is het leukste van alles. Het wordt een geheime deur. En heel klein. Net groot genoeg voor mij.”
Toen het tot Carol doordrong wat de geheime deur precies betekende, betrok zijn gezicht. “Ik weet het niet,” zei hij, terwijl hij het fort bestudeerde, “ik had me er geen geheime deuren in voorgesteld. Geheime deuren horen niet thuis in dit fort.”
“Maar het is mijn fort, toch?” zei Max. “Ik bedoel, ik ben toch de koning?”
“Ja, natuurlijk,” zei Carol verslagen. “Ik heb gewoon even tijd nodig om het idee in mijn kop te krijgen.” Hij wendde zich af van de deuren en liet zijn blik er toen weer naar terugkeren. “En jij laat ons erin…” Hij dacht er nog wat langer over na en staarde naar de muur alsof zijn blik er recht doorheen zou kunnen boren. “Maar stel nou dat het een grote kamer is met een geheime deur?”
“Nee, nee. Dat doen we niet,” zei Max beslist.
“Die zou…”
Carol sloeg een vuistgroot gat in de muur. “Ongeveer zó groot?” vroeg hij ziedend.
“Ja.”
“Mooi is dat.”
Met opgetrokken schouders van woede liep Carol naar buiten, waar hij op zoek ging naar Douglas. “Hé, Douglas, we krijgen een nieuwe kamer hier in het midden, een kleintje met een geheime deur. De belangrijkste deuren blijven hetzelfde, maar de deuren hier worden geheime deuren.”
Douglas bestudeerde het ontwerp even. Hij was er niet mee ingenomen dat hij zijn werk over moest doen, en hij realiseerde zich dat de opdracht van Max bij Carol niet in goede aarde viel.
Met een zucht deed Douglas de aankondiging. “Oké, allemaal…Er komt een deur hier in het midden, en dat wordt een geheime deur!”
Er ging op de bouwplaats een verward gemompel op. Douglas herhaalde de opdracht, maar nu luider: “Het wordt een geheime deur! Het wordt een geheime deur!”