Zestien

En toen, nadat hij een hoge helling had beklommen, zag hij een vuur, een reusachtig vuur dat luid knetterend naar de zwarte hemel hapte. Het werd voor het grootste gedeelte aan het oog onttrokken door een enorm rotsblok dat zich precies in de zichtlijn bevond, maar het was onmiskenbaar een groot vuur. De vlammen wierpen hun oranje schijnsel op de bomen eromheen en maakten de sterren aan de hemel onzichtbaar. Het was een opzettelijk aangestoken vuur, het had een doel.

En toen bewoog er iets. Hij zag iets.

Eerst was het vaag. Een gedaante die tussen de bomen door schoot, een voorbijschietende vorm als een silhouet tegen de achtergrond van het rode vuur. Het had een beer kunnen zijn, dacht hij, maar het beest leek rechtop te rennen, op twee benen.

Max liet zich op zijn knieën vallen en hield zijn adem in.

Weer schoot er een gedaante tussen de bomen door. Hij was van hetzelfde formaat als het vorige beest, maar Max zou hebben gezworen dat hij een bek had gezien. In zijn vermoeide ogen had het erop geleken dat er een reusachtige haan van zeker drie meter hoog door zijn gezichtsveld was gerend.

Max dacht er al over om zich om te draaien en ervandoor te gaan – want wat kon er voor goeds voortkomen uit een contact met beesten van die afmetingen, bij een vuur van die grootte? – , maar hij kon nog niet weg. Hij was nu, door de warmte van het vuur, klaarwakker en moest weten wat daar gebeurde.

Hij liet zich op zijn buik vallen en tijgerde dichter naar het vuur toe. Hij hoefde alleen op het rotsblok dat hem van het vuur scheidde te klimmen om te zien wat er gebeurde. Terwijl hij zich op deze manier voortbewoog, als een commando, kwam er een katje naar hem toe, een doodgewone rode huiskat, maar dan heel klein – hij was maar ongeveer tien centimeter hoog. Het beestje ging voor hem staan en blies naar hem.

Max was nog nooit een kat van tien centimeter tegengekomen, dus een kant-en-klaar actieplan had hij niet. Hij blies terug naar de kat, die daar toen mee ophield, zijn kopje scheef hield en hem onderzoekend aankeek. Toen ging hij op zijn achterpootjes zitten, tilde een van zijn voorpootjes op en begon zich te wassen.

Max hoorde nog meer gekraak en het geluid van versplinterend hout, maar zag niets. Hij vond het jammer om het katje achter te laten, maar hij dacht dat hij wel meer exemplaren van die soort op het eiland zou zien en dat hij tegen die tijd wel bedacht zou hebben wat hij met zo’n beestje aan moest.

Dus kroop hij verder naar het vuur. Hij wilde de warmte voelen die het uitstraalde, hij wilde iets hebben van wat er aan voedsel op geroosterd werd, en het allerliefst wilde hij te weten zien te komen wat daar gebeurde.

Nog een kleine honderd meter en hij zou het weten.