•1•
De groep sombere mannen zat in een grote kamer diep onder de grond, die alleen bereikbaar was via één enkele, snelle lift. De kamer was heimelijk gebouwd in de jaren zestig, tijdens de renovatie van het particuliere gebouw dat erboven stond. Oorspronkelijk was deze ‘superbunker’ bedoeld geweest als schuilkelder bij een kernaanval, niet als schuilplaats voor de top van de Amerikaanse regering, maar voor lagere ambtenaren, die zo ‘onbelangrijk’ waren dat ze vermoedelijk niet op tijd zouden kunnen wegkomen maar die toch meer bescherming verdienden dan gewone burgers. Zelfs in het geval van de totale vernietiging bestonden er in de politiek nu eenmaal rangen en standen.
De bunker stamde uit een tijd waarin mensen nog dachten dat je een nucleaire voltreffer kon overleven door je in een stalen cocon in de aarde te begraven. Na de holocaust die de rest van het land zou vernietigen, zouden de leiders uit de puinhopen tevoorschijn komen zonder nog iets om over te regeren, behalve giftige dampen.
Het oorspronkelijke bovengrondse gebouw was allang gesloopt en de kelder lag nu onder een klein winkelcentrum dat al jaren leegstond. De schuilplaats was praktisch vergeten en werd nu nog gebruikt als vergaderruimte door bepaalde mensen binnen de belangrijkste inlichtingendienst van het land. Dat was niet zonder risico, omdat deze besprekingen niets te maken hadden met de officiële functie van deze mannen. De onderwerpen die ze bespraken waren illegaal en in dit geval zelfs crimineel. Daarom waren extra voorzorgsmaatregelen nodig geweest.
De superdikke stalen wanden hadden een extra koperlaag gekregen die, samen met de tonnen aarde boven de kelder, voldoende bescherming bood tegen de elektronische afluisterapparatuur van satellieten of elders. De mannen kwamen niet graag naar deze schuilkelder, omdat het zo lastig was. En zelfs inlichtingenofficieren als zij deed het te veel aan James Bond denken. Helaas cirkelde er tegenwoordig zoveel geavanceerde spionageapparatuur om de aarde dat er bijna geen enkele andere plaats was waar ze nog veilig met elkaar konden praten. Je moest je nu diep in de grond begraven om aan je vijanden te ontkomen en in elk geval was dit een plek waar je elkaar kon ontmoeten met een redelijke zekerheid dat je gesprekken niet zouden worden opgevangen, zelfs in deze wereld van ultramoderne technologie.
De aanwezigen waren uitsluitend blanke mannen, met grijzend haar. De meesten liepen al tegen de zestig, de verplichte pensioenleeftijd bij de dienst. Ze waren zakelijk en onopvallend gekleed en hadden net zo goed artsen, advocaten of effectenmakelaars kunnen zijn. Wie hen zag, zou zich waarschijnlijk de volgende dag al geen van de gezichten meer kunnen herinneren. Die anonimiteit was hun handelsmerk. Voor deze mensen konden zulke details het verschil betekenen tussen leven en – een vaak gewelddadige – dood.
Gezamenlijk kende deze kliek duizenden geheimen die nooit bekend zouden worden bij het grote publiek, omdat het grote publiek niet verheugd maar verontwaardigd zou zijn over die geheimen en alles wat ermee samenhing. Toch vroeg Amerika vaak om resultaten – op economisch, politiek, sociaal of ander gebied – die alleen mogelijk waren door bepaalde delen van de wereld in puin te leggen. Het was de taak van deze mannen om te bedenken hoe ze dat clandestien konden realiseren, zonder de Verenigde Staten een slechte naam te bezorgen en het land te bewaren voor hinderlijke internationale terroristen en andere buitenlanders die niet gelukkig waren met dit soort ontwikkelingen in de wereld.
Het doel van de bespreking van vanavond was de moord op Faith Lockhart. Officieel was het de cia bij presidentieel decreet verboden zich met moordaanslagen bezig te houden, maar hoewel deze mannen in dienst waren van de Agency, zaten ze hier niet in hun officiële hoedanigheid. Dit was een particuliere onderneming en ze waren het er allemaal over eens dat Lockhart moest sterven, en gauw. Het welzijn van het land hing ervan af. Daar waren deze mannen zich terdege van bewust, ook al zagen Amerikaanse presidenten dat soms niet in. Maar omdat er een mensenleven in het geding was, heerste er een geprikkelde stemming, als onder een stel agressieve senatoren die op Capitol Hill over subsidies van miljarden dollars kibbelden.
‘Wat je dus bedoelt,’ zei een van de grijze mannen terwijl hij met een slanke wijsvinger door de rokerige ruimte priemde, ‘is dat we behalve Lockhart ook een federale agent uit de weg moeten ruimen.’ De man schudde ongelovig zijn hoofd. ‘Waarom zouden we een van onze eigen mensen vermoorden? Dat kan rampzalige gevolgen hebben.’
De man aan het hoofd van de tafel knikte bedachtzaam. Robert Thornhill was de meest gezaghebbende veteraan uit de koude oorlog, een man met een unieke status binnen de cia . Zijn reputatie was onaantastbaar, zijn lijst van successen ongeëvenaard. Als adjunct-directeur Operaties regeerde hij over de ultieme vrijplaats van de cia . De ddo , of Deputy Director Operations , was verantwoordelijk voor operaties in het buitenland waarbij militaire inlichtingen moesten worden verzameld. Het Directoraat Operaties van de cia stond officieus bekend als het ‘spionnennest’ en de identiteit van de adjunct-directeur was niet eens publiek bekend. Het was de ideale omgeving voor het regelen van clandestiene zaken.
Thornhill had deze selecte groep georganiseerd, en alle leden waren net zo bezorgd over de situatie binnen de cia als hij. Thornhill had zich het bestaan van deze opgeblazen ondergrondse tijdcapsule herinnerd en het geld gevonden om de kelder heimelijk op te knappen en alle voorzieningen te herstellen. Het wemelde in dit land nu eenmaal van de overheidsspeeltjes die met belastinggeld werden betaald en soms nergens toe dienden. Nou ja, grapte Thornhill bij zichzelf, als de regering het zuurverdiende geld van haar burgers niet verspilde, wat zou ze dan ánders moeten doen?
Terwijl hij met zijn hand over de roestvrijstalen console met de vreemde ingebouwde asbakjes streek, de gefilterde lucht opsnoof en de beschermende koelte van de aarde om zich heen voelde, gingen zijn gedachten terug naar de tijd van de koude oorlog. Toen was er tenminste nog enige zekerheid geweest, met de hamer en sikkel als grote vijand. Hij stond liever tegenover de logge Russische beer dan tegenover een snelle adder die je pas ontdekte op het moment dat hij met zijn giftanden een uitval deed. Er waren heel wat landen en groeperingen die niets liever wilden dan de Verenigde Staten ten val brengen. Het was zijn werk om dat te voorkomen.
Hij liet zijn blik langs de gezichten rond de tafel glijden, peilde de vaderlandslievendheid van de aanwezigen en was niet ontevreden. Zo lang als hij zich kon herinneren had hij maar één wens gehad: Amerika dienen. Zijn vader had bij de oss gewerkt, de voorganger van de cia in de Tweede Wereldoorlog. Hij had weinig geweten van wat zijn vader deed, maar de man had hem wel het besef bijgebracht dat je je leven niet mooier kon besteden dan in dienst van je land. Zodra hij van Yale kwam, was Thornhill bij de cia gegaan. En tot de dag waarop hij stierf was zijn vader trots op hem geweest. Maar niet trotser dan de zoon op zijn vader.
Thornhill had zilvergrijs haar dat hem een gedistingeerd voorkomen gaf. Zijn ogen waren grijs en levendig, zijn kin hoekig. Hij had een diepe, beschaafde stem. Technisch jargon en de gedichten van Longfellow rolden hem met hetzelfde gemak van de lippen. De man droeg nog altijd driedelige pakken en rookte liever pijp dan sigaretten. Hij was inmiddels achtenvijftig en had rustig zijn dagen bij de cia kunnen slijten om daarna met pensioen te gaan als een bereisd en erudiet ambtenaar. Maar hij peinsde er niet over om in stilte afscheid te nemen, en de reden daarvoor was duidelijk.
De laatste tien jaar waren de taken en het budget van de cia gedecimeerd. Dat was een rampzalige ontwikkeling, omdat de brandhaarden die nu overal ter wereld oplaaiden vaak werden veroorzaakt door fanatici die geen verantwoording schuldig waren aan politieke organen, maar wel de middelen hadden om massavernietigingswapens aan te schaffen. En hoewel bijna iedereen dacht dat hightech de remedie was tegen alle kwalen van de wereld, konden zelfs de modernste satellieten niet door de straatjes van Bagdad, Seoul of Belgrado slenteren om de emotionele stemming daar te peilen. Computers in de ruimte konden nooit ontdekken wat mensen dachten en wat voor duivelse plannen ze koesterden in hun hart. Een slimme agent die bereid was zijn of haar leven te wagen werd door Thornhill nog altijd hoger aangeslagen dan de beste hardware die voor geld te koop was.
En Thornhill beschikte gelukkig over zo’n kleine groep goede agenten binnen de cia , die volkomen loyaal waren aan hem en zijn geheime strategie. Ze hadden allemaal hard gewerkt om de dienst haar vooraanstaande positie terug te geven. En eindelijk had Thornhill nu de mogelijkheid daartoe gevonden. Het zou niet lang meer duren voordat hij vooraanstaande Congresleden, senatoren en zelfs de vice-president in zijn macht zou hebben – voldoende hoge bureaucraten om elke commissie te kunnen manipuleren. Thornhill zou zijn begroting weer zien stijgen, zijn menskracht zien toenemen en zijn dienst weer haar oude positie in de wereld zien heroveren.
Die strategie had goed gewerkt voor J. Edgar Hoover en de fbi . Het was geen toeval, dacht Thornhill, dat het budget en de invloed van het Bureau veel groter waren geworden onder het bewind van de vroegere directeur, dankzij de ‘geheime’ dossiers die hij over belangrijke politici zou hebben aangelegd. Als er één organisatie in de wereld was die Robert Thornhill met heel zijn wezen haatte, was het de fbi . En hij zou alle middelen gebruiken die nodig waren om zijn eigen dienst weer aan de top te brengen, ook al zou hij daarvoor de aanpak van zijn bitterste vijand moeten kopiëren.
Ik zal je nog overtroeven, Ed.
Thornhill richtte zijn aandacht weer op de mannen om zich heen. ‘Het zou natuurlijk prettiger zijn als we niet een van onze eigen mensen hoefden te elimineren,’ zei hij. ‘Maar het feit is dat de fbi haar dag en nacht bewaakt. Het enige moment waarop ze echt kwetsbaar is, is als ze naar dat huisje gaat. Ze kunnen haar elk moment tot beschermde getuige verklaren, dus moeten we toeslaan bij dat huis.’
‘Oké,’ zei iemand anders, ‘dan ruimen we Lockhart uit de weg, maar laten we die fbi -agent in leven. Allemachtig, Bob!’
Thornhill schudde zijn hoofd. ‘Dat risico is te groot. Ik weet dat het heel treurig is om een collega te moeten doden, maar we mogen onze verantwoordelijkheid niet ontlopen. Dat zou een rampzalige vergissing zijn. Je weet wat we in deze operatie hebben geïnvesteerd. Het mag niet fout gaan.’
‘Verdomme, Bob,’ protesteerde de ander weer, ‘besef je wel wat er zal gebeuren als de fbi erachter komt dat wij een van hun mensen hebben vermoord?’
‘Als we zoiets niet geheim kunnen houden, zitten we in het verkeerde vak,’ snauwde Thornhill. ‘Dit is niet de eerste keer dat er mensenlevens zijn geofferd.’
Iemand anders boog zich naar voren in zijn stoel. Hij was de jongste van de groep, maar verdiende hun respect met zijn scherpe verstand en zijn efficiënte, uiterst meedogenloze werkwijze.
‘We praten nu over een scenario om Lockhart te doden om op die manier een fbi -onderzoek naar Buchanan te torpederen. Waarom doen we geen beroep op de directeur van de fbi om zijn mensen terug te roepen? Dan hoeven er geen slachtoffers te vallen.’
Thornhill keek zijn jongere collega teleurgesteld aan. ‘En hoe wil je de fbi -directeur uitleggen waarom wij dat vragen?’
‘Misschien een glimp van de waarheid?’ opperde de man. ‘Dat moet zelfs in de inlichtingenwereld mogelijk zijn, of niet?’
Thornhill glimlachte warm. ‘Dus moet ik tegen de directeur van de fbi , die tussen haakjes ons allemaal graag zou willen bijzetten in een museum, zeggen dat hij de kans op een sensationeel onderzoek maar moet laten lopen, zodat de cia met illegale middelen zijn eigen dienst te slim af kan zijn? Geweldig. Waarom heb ik dat zelf niet bedacht? Welke gevangenis heb jíj uitgekozen voor je straf?’
‘Jezus, Bob, we werken tegenwoordig sámen met de fbi . Het is geen 1960 meer. Denk eens aan het ctc .’
Het ctc was het Counter Terrorism Center, een gezamenlijk project van de cia en de fbi om het terrorisme te bestrijden door de uitwisseling van informatie en middelen. Alle betrokkenen vonden het een succes, maar Thornhill zag het als de zoveelste poging van de fbi om zijn grijpgrage vingertjes in zijn pap te houden.
‘Ik heb wel wat ervaring met het ctc ,’ zei Thornhill. ‘Ik vind het een ideale mogelijkheid om te volgen wat het Bureau in zijn schild voert, en dat is meestal niet erg fraai, wat ons betreft.’
‘Toe nou, we staan allemaal aan dezelfde kant, Bob.’
Thornhill keek de jongere man aan met een blik die iedereen in de kamer een rilling over de rug deed lopen. ‘Ik verzoek je vriendelijk om dat in mijn bijzijn nooit meer te zeggen,’ zei Thornhill.
De man verbleekte en liet zich terugzakken in zijn stoel.
Thornhill klemde zijn pijp tussen zijn tanden. ‘Moet ik je soms voorbeelden geven van de manier waarop de fbi de eer heeft opgeëist voor ónze successen? Voor het bloed van ónze agenten? Voor de talloze keren dat wíj de wereld voor de totale vernietiging hebben behoed? Hoe ze alle onderzoeken manipuleren om de concurrentie kapot te maken en hun eigen belachelijke budget nog verder op te schroeven? Moet ik je een lijstje geven van al die momenten uit mijn zesendertigjarige loopbaan dat de fbi heeft geprobeerd onze missie en onze mensen in diskrediet te brengen? Nou?’ De andere man schudde langzaam zijn hoofd toen Thornhill hem ijzig aanstaarde. ‘Het kan me niet schelen of de directeur van de fbi persoonlijk hier naartoe zou komen om mijn voeten te kussen en me onvoorwaardelijk trouw te zweren; ik laat me niet vermurwen. Nooit! Is dat duidelijk?’
‘Heel duidelijk,’ antwoordde de jongere man, hoewel hij moeite had om niet verbijsterd zijn hoofd te schudden. Iedereen in deze kamer, behalve Robert Thornhill, wist dat de fbi en de cia heel redelijk met elkaar overweg konden. Hoewel de fbi zich wel eens op de voorgrond drong bij gezamenlijke onderzoeken omdat ze nu eenmaal over meer middelen beschikten dan wie ook, waren ze zeker niet bezig met een heksenjacht om de cia ten val te brengen. Maar de mannen in deze kamer begrepen ook dat Robert Thornhill de fbi als hun grootste vijand zag. En ze wisten dat Thornhill tientallen jaren geleden een expert was geweest in het organiseren van moordaanslagen voor de cia . Waarom zou je zo’n man dan kwaad maken?
‘Maar als we die agent doden,’ zei een ander, ‘zal de fbi dan niet beginnen aan een kruistocht om de waarheid boven tafel te krijgen? Ze zijn in staat de hele aarde te verschroeien. Hoe goed wij ook zijn, de fbi is altijd sterker. En waar blijven we dan?’
Er klonk instemmend gemompel van de anderen. Thornhill keek voorzichtig om zich heen. Deze groep mannen vormde een kwetsbaar bondgenootschap. Stuk voor stuk waren het paranoïde, ondoorgrondelijke kerels die gewend waren hun eigen plan te trekken. Het was al een wonder dat hij hen allemaal in één kamer had weten te verzamelen.
‘Natuurlijk zal de fbi alles doen om de moord op een van hun agenten, en de kroongetuige in zo’n uniek en belangrijk onderzoek, op te lossen. Dus stel ik voor hun die oplossing, ónze oplossing, op een presenteerblaadje aan te bieden.’ Ze keken hem nieuwsgierig aan. Hij nam een slok water uit zijn glas en nam even de tijd om zijn pijp te stoppen.
‘Nadat ze Buchanan jarenlang met zijn onderneming heeft geholpen, heeft Faith Lockhart last gekregen van haar geweten of van paranoia. Ze is naar de fbi gegaan en heeft hun alles verteld wat ze weet. Gelukkig had ik dat al zien aankomen. Maar Buchanan weet nog niet dat zijn partner hem heeft verraden. Of dat wij van plan zijn haar te elimineren. Dat weten wíj alleen.’
Thornhill feliciteerde zichzelf met die laatste opmerking. Het klonk goed. Alwetend. Het was tenslotte hun vak om alles te weten.
‘Maar misschien vermoedt de fbi dat hij iets van haar verraad weet of daar binnenkort wel achterkomt. En dus heeft niemand in de wereld een beter motief om Faith Lockhart te vermoorden dan Danny Buchanan.’
‘Wat bedoel je daarmee?’ vroeg zijn criticus.
‘Wat ik bedoel,’ antwoordde Thornhill kortaf, ‘is heel eenvoudig. In plaats van Buchanan de kans te geven te verdwijnen, tippen we de fbi dat hij en zijn cliënten het verraad van Lockhart hebben ontdekt en haar en de agent hebben laten vermoorden.’
‘Maar als ze Buchanan te pakken krijgen, zal hij hun alles vertellen,’ wierp de man onmiddellijk tegen.
Thornhill keek hem aan zoals een teleurgestelde leraar naar een tegenvallende leerling kijkt. In het afgelopen jaar had Buchanan hun bijna alle wapens in handen gegeven die ze nodig hadden. Hij had nu zijn nut verloren.
Die waarheid drong ook langzaam tot de groep door.
‘Dus we tippen de fbi postúúm over Buchanan. Drie doden. Pardon, drie moorden,’ zei iemand anders.
Thornhill keek de kamer door en peilde zwijgend de reactie van de anderen op deze discussie, op zijn plan. Ondanks hun bezwaren tegen de eliminatie van een fbi -agent wist hij dat drie doden weinig betekenden voor deze mannen. Ze waren nog van de oude school, die heel goed begreep dat zulke offers nodig waren. Het vak dat zij uitoefenden kostte mensen soms het leven. Maar het voorkwam soms ook een oorlog. Drie mensen doden om er drie miljoen te redden – wie kon daar iets tegenin brengen? Zelfs als de slachtoffers betrekkelijk onschuldig waren. Iedere soldaat die in een oorlog sneuvelde was onschuldig. Clandestiene actie, in inlichtingenkringen vreemd genoeg ‘de derde optie’ genoemd – tussen diplomatie en openlijke oorlog – was het terrein waarop de cia zijn werkelijke waarde kon bewijzen, vond Thornhill. Hoewel het ook de oorzaak was geweest van enkele van de grootste fiasco’s van de dienst. Maar zonder risico was er geen kans op glorie. Die tekst mochten ze op zijn grafsteen zetten.
Thornhill hield geen officiële stemming. Dat was ook niet nodig.
‘Dank u, heren,’ zei Thornhill. ‘Ik regel alles wel.’ En hij schorste de vergadering.