•24•
Toen Connie de auto langs de stoep parkeerde, keek Reynolds omhoog naar het oude, gemetselde gebouw. ‘Adams moet behoorlijk verdienen. Dit is geen goedkope buurt.’
Connie keek ook om zich heen en zei: ‘Misschien moet ik mijn huis verkopen en hier een appartement zoeken. Je kunt hier mooi wandelen, in het park zitten en van het leven genieten.’
‘Verlang je al naar je pensioen?’
‘Gisteren heb ik Ken in een lijkzak gezien. Ik geloof niet dat ik dit werk de rest van mijn leven wil blijven doen.’
Ze liepen naar de voordeur en zagen allebei de videocamera boven de ingang. Connie belde aan.
‘Wie is daar?’ vroeg een norse stem.
‘De fbi ,’ zei Reynolds. ‘Agenten Reynolds en Constantinople.’
De deur ging niet open, zoals ze hadden gedacht.
‘Laat jullie badges zien,’ beval de bejaarde stem. ‘Voor de camera.’
De twee agenten keken elkaar aan.
Reynolds grijnsde. ‘Laten we eens lief zijn en doen wat ons gezegd wordt, Connie.’
Ze lieten hun legitimatie voor de camera zien: een gouden badge die aan de buitenkant van het mapje zat gespeld, zodat je eerst de badge zag en daarna het pasje met de foto. Dat was bedoeld om indruk te maken en dat deed het ook. Een minuut later hoorden ze binnen in het gebouw een deur opengaan. Het gezicht van een vrouw dook op achter het glas van de ouderwetse dubbele deuren.
‘Laat ze nog eens zien,’ zei ze. ‘Mijn ogen zijn niet meer zo goed.’
‘Mevrouw…’ begon Connie geïrriteerd, maar Reynolds gaf hem een por met haar elleboog. Ze lieten hun badges weer zien.
De vrouw bestudeerde ze en deed toen de deur open.
‘Sorry,’ zei ze toen ze naar binnen stapten, ‘maar na al die toestanden van vanochtend zou ik het liefst mijn koffers pakken en voorgoed vertrekken. Terwijl ik hier al twintig jaar woon.’
‘Wat voor toestanden?’ vroeg Reynolds scherp.
De vrouw keek haar achterdochtig aan. ‘Voor wie komen jullie?’
‘Lee Adams,’ zei Reynolds.
‘Dat dacht ik al. Nou, die is er niet.’
‘Enig idee waar hij zou kunnen zijn, mevrouw….?’
‘Carter. Angie Carter. En nee, ik heb geen idee waar hij uithangt. Hij is vanochtend vertrokken en ik heb hem niet meer gezien.’
‘Wat is er vanmorgen dan gebeurd?’ vroeg Connie. ‘U hád het toch over vanmorgen?’
Mevrouw Carter knikte. ‘Het was nog heel vroeg. Ik zat koffie te drinken toen Lee me belde en me vroeg of ik op Max wilde passen omdat hij weg moest.’ Ze keken haar vragend aan. ‘Max is de Duitse herder van Lee.’ Haar lip trilde even. ‘Het arme beest.’
‘Wat is er met de hond gebeurd?’ vroeg Reynolds.
‘Ze hebben hem geslagen. Hij komt er wel bovenop, maar ze hebben hem afgeranseld.’
Connie deed een stap naar de oude vrouw toe. ‘Wie heeft hem geslagen?’
‘Mevrouw Carter, zullen we naar uw appartement gaan om even rustig te zitten?’ stelde Reynolds voor.
De meubels in het appartement waren oud maar gerieflijk, er stonden kasten met snuisterijen en het rook er naar kool en uien.
Toen ze zaten, zei Reynolds: ‘Begint u maar bij het begin, dan stellen wij wel vragen.’
Mevrouw Carter vertelde dat ze op Lee’s hond zou passen. ‘Dat doe ik heel vaak. Lee is veel weg. Hij is privé-detective, weet u.’
‘Ja, dat weten we. Maar hij zei niet waar hij naartoe ging? Zei hij daar niets over?’ drong Connie aan.
‘Dat zegt hij nooit. Het heet niet voor niets privé -detective. Dat soort dingen houdt hij privé.’
‘Heeft hij ergens een kantoor?’
‘Nee. Nou ja, hij heeft de logeerkamer als kantoor ingericht. En hij let ook op het gebouw. Hij heeft die camera geïnstalleerd en stevige sloten op de deuren gezet, en zo. Zonder er geld voor te vragen. Als de bewoners problemen hebben – hier wonen bijna allemaal oude mensen, net als ik – gaan ze altijd naar Lee, die lost het wel op.’
Reynolds glimlachte warm. ‘Hij lijkt me een aardige vent. Maar ga door met uw verhaal.’
‘Nou, ik had Max net in huis toen de postbode kwam. Ik zag hem vanuit het raam. Op dat moment belde Lee dat ik Max moest loslaten.’
‘Belde hij uit het gebouw?’ viel Reynolds haar in de rede.
‘Dat weet ik niet. De verbinding was wel slecht, zoals bij die mobiele telefoons. Maar het punt is, ik heb hem nooit naar buiten zien komen. Hij kan natuurlijk de brandtrap hebben genomen, aan de achterkant.’
‘Hoe klonk hij?’
Mevrouw Carter tikte met haar vingers tegen elkaar terwijl ze nadacht. ‘Een beetje geagiteerd, zou ik zeggen. Het verbaasde me wel dat hij me vroeg om Max los te laten. Ik bedoel, hij had hem net gebracht. Lee zei dat hij de hond nog een injectie moest geven of zoiets. Dat vond ik nogal vreemd, maar ik deed wat hij me vroeg en daarna brak de hel los.’
‘Hebt u die postbode nog gezien?’
Mevrouw Carter snoof. ‘Het was de postbode niet. Dat wil zeggen, hij droeg wel dat uniform, maar hij was niet onze vaste postbode.’
‘Misschien een vervanger of zo?’
‘Ik heb nog nooit een postbode met een pistool gezien. U wel?’
‘Dus u zag een pistool?’
Ze knikte. ‘Toen hij terugkwam en de trap afrende. Hij had een pistool in zijn ene hand, en de andere bloedde. Maar nu sla ik wat over. Vlak daarvoor hoorde ik Max blaffen zoals hij nog nooit had geblaft. Daarna was er een vechtpartij, dat hoorde ik duidelijk. Stampende voeten, een man die begon te schreeuwen, Max’ poten op de houten vloer. Toen klonk er een bons en begon die arme oude Max te janken. Het volgende moment werd er op Lee’s deur gebonsd. Tegelijk hoorde ik voetstappen op de brandtrap. Ik keek door het keukenraam en zag allemaal kerels naar boven stormen, de brandtrap op. Het leek wel een televisieserie. Ik liep weer naar de voordeur en keek door mijn kijkgaatje. Toen zag ik die postbode naar buiten rennen. Ik denk dat hij om het gebouw heen liep en zich bij de anderen aansloot, maar dat weet ik niet zeker.’
Connie boog zich naar voren in zijn stoel. ‘Droegen die andere mannen ook een of ander uniform?’
Mevrouw Carter keek hem vreemd aan. ‘Dat weten jullie toch zelf wel?’
Reynolds keek niet-begrijpend terug. ‘Wat bedoelt u?’
Maar mevrouw Carter ging weer door met haar relaas. ‘Toen ze de achterdeur intrapten, ging het alarm af. De politie was er meteen.’
‘En wat gebeurde er toen de politie kwam?’
‘De mannen waren er nog. Een paar, tenminste.’
‘En werden ze gearresteerd?’
‘Natuurlijk niet. De politie heeft Max meegenomen en daarna konden de mannen het appartement doorzoeken.’
‘Hebt u enig idee waarom de politie die mannen hun gang liet gaan?’
‘Nou, om dezelfde reden waarom ik jullie heb binnengelaten.’
Reynolds keek verbijsterd van Connie naar mevrouw Carter. ‘U bedoelt…’
‘Ik bedoel,’ zei mevrouw Carter geprikkeld, ‘dat ze van de fbi waren.’