Gooi wat in mijn schoentje

 

Nu is Sinterklaas in ’t land, zegt moeder. Als je nu zingt bij de schoorsteen, dan kan hij ’t horen.

En mag ik dan nou mijn schoentje zetten? vraagt Jip.

Nu wel, zegt moeder. Met een wortel erin. En wil Janneke ook hier een schoentje zetten?

Nee, zegt Janneke, mijn schoentje staat al thuis bij de kachel.

Ook met een wortel.

Eet het paard al die worteltjes op? vraagt Jip. Van al die kindertjes?

Ja, zegt moeder. Zwarte Piet komt ze weghalen. Door de schoorsteen, en hij legt ze op een hoop. Dat wordt een hele berg, begrijp je wel, een hoge berg van wortels. En als ’t paard wakker wordt gaat hij wortels eten. Zo en nu nog één keer zingen van Sinterklaas kapoentje en dan naar bed.

Maar de volgende morgen is Jip heel vroeg wakker. Het is nog donker. Ik ga even kijken, denkt Jip. Zou er wat in m’n schoentje zitten?

Hij sluipt heel zachtjes de trap af. Hij gaat naar de huiskamer. Wat is dat? De wortel is weg. Maar de schoen is ook weg!

Moeder! Moeder! roept Jip. Maar moeder slaapt nog. En dan ziet Jip ineens de mand van Takkie. Takkie slaapt ook. Maar in zijn mand ligt het schoentje van Jip. En de wortel ligt er ook in.

Stoute hond, roept Jip.

Takkie wordt wakker en kwispelt met zijn staart. Net of hij het erg leuk vindt.

Maar Jip vindt het niets leuk. Hij is boos. En als moeder beneden komt huilt Jip: nou is Zwarte Piet voor niets geweest.

Ach, zegt moeder, wat naar is dat nou. Maar vanavond leggen we weer een wortel in de schoen.

En dan komt Janneke binnen met twee chocolade hondjes.

Een voor mij en een voor Jip, zegt ze.

Zie je wel, zegt moeder. Zwarte Piet heeft ze allebei maar in Jannekes schoentje gedaan.

Fijn, zegt Jip. Maar Takkie krijgt niets van Sint.

Takkie vindt het niets erg.