Wolbol
Oma is er. Ze zegt: Jip, kom eens hier. Ik wil de maat nemen. Ik brei een trui voor jou.
Mogen wij de wol opwinden? vraagt Janneke.
Dat mag.
Jip moet de wol vasthouden. Zijn handjes naar boven. En de knot wol eromheen. Daar staat hij. En Janneke mag winden. Ze kan het heel goed.
Pas op, zegt Jip. De wol gaat in de war. Even wachten.
Janneke doet het veel te gauw. Kijk, de draad zit helemaal in de knoop.
En nu komt Siepie er ook nog bij. Die speelt met de draad. Siepie vindt het zo leuk.
O, o, nu zit het veel te veel in de war.
Kom maar hier, zegt oma. Ik zal je helpen. En ze maakt alle knoopjes weer los.
En dan gaat Janneke weer door met opwinden.
Eindelijk is het klaar. Wat een mooie bol. En zo mooi geel.
Ziezo, zegt oma. Dat hebben jullie knap gedaan hoor. Nu ga ik breien.
En ook vertellen? vraagt Jip.
Ja, ook vertellen. Want oma is zo knap. Die kan breien en vertellen tegelijk.
Ze vertelt van de drie beertjes.
En Jip zit op een klein bankje. En Janneke zit ook op een klein bankje.
En ze luisteren allebei.
Het is een prachtig verhaal.
Is de trui straks klaar? vraagt Jip.
Nee hoor, zegt oma. Zo gauw kan ik het niet. Maar overmorgen is de trui klaar. En dan mag je hem komen halen.
Ik kan ook al breien, zegt Janneke. Maar ik kan nog geen sokjes voor de pop breien. Dat is te moeilijk.
Heeft je pop sokjes nodig? zegt oma.
Ja, zegt Janneke. Ze slijt zoveel sokken.
Dan zal ik sokjes voor jouw pop breien, zegt oma.
En twee dagen later gaan Jip en Janneke op visite bij oma. Ze krijgen een stuk cake. En een glas limonade.
En wat ligt daar op tafel?
De trui voor Jip. De mooie gele trui.
En twee hele kleine sokjes. Voor Poppejans. Rode sokjes.
En dan gaan Jip en Janneke weer naar huis.
Heel blij.