Janneke is terug

Janneke was weg. Janneke was uit logeren. Bij haar oom. En jip was alleen. Wel drie dagen. Dat is erg lang. Jip heeft zich zo verveeld. Hij wist niet wat hij moest spelen. En hij zeurde zo. Moeder zei: O, wat zal ik blij zijn, als Janneke weer terug is. En dan zegt moeder: Kom, Jip. We gaan Janneke van de trein halen.

Dat is heerlijk.

Ze gaan met de bus. Het is een heel eind. En dan komen ze bij het station.

Gaan we naar binnen? vraagt Jip.

Nee, zegt moeder. We blijven hier wachten. Kijk hier, voor dit hek. Straks komen de mensen naar buiten. En kijk jij maar goed, of je Janneke ziet. Met haar moeder.

Daar komen de mensen van de trein. Een heleboel. Jip kijkt en kijkt. Hij ziet een mevrouw die net Jannekes moeder is. Maar nee, het is toch een vreemde mevrouw.

Ze is er niet, zegt Jip angstig.

Geduld nou, zegt moeder. Er komen nog veel meer mensen. Kijk maar.

Het wordt een heel gedrang. Er komen zoooo-veel mensen. jip wordt er draaierig van. En dan ineens ziet hij een rood jasje. En een wit mutsje. Dat is Janneke. Met haar moeder.

Dag Janneke, schreeuwt Jip.

Janneke ziet hem nog niet. Ze hoort hem wel. En ze draait haar hoofd naar links en naar rechts.

Janneke! gilt Jip.

En dan ziet ze hem.

Jip! gilt ze terug.

Daar is ze, hoor.

Heb je iets voor meegebracht? vraagt Jip direct.

Ja, zegt Janneke. Het zit in mijn koffertje. Wacht, ik zal het eruit halen.

Nee, zegt Jannekes moeder. Niet hier. Dat doen we thuis.

En dan gaan ze allemaal weer in de bus. De bus is vol. Ze moeten staan.

Jip en Janneke staan vlak bij elkaar. En om hen heen staan een heleboel mensen.

Grote mensen.

Janneke vertelt een heleboel.

En Jip vertelt ook veel.

En dan zijn ze thuis. En Janneke maakt haar koffertje open. Hier, zegt ze.

Wat zit erin? vraagt Jip.

Maak maar open, zegt Janneke.

Jip maakt het pakje open.

Aaaaaaaaaaaa! Wat mooi. Het is een bus. Een echte mooie autobus. Rood.

Dank je wel, zegt Jip. Als ik op reis ga, zal ik voor jou ook iets meebrengen.

Nu moeten jullie allebei naar bed, zegt moeder. En morgen mag je samen met de bus spelen.