Op zolder
Als je geen rommel maakt, zegt moeder, dan mag je naar de zolder.
Jip en Janneke vinden het zo fijn op zolder. Er liggen appeltjes. Ze mogen er ieder een eten.
Daar staat een oude kachel. En daar is een doos met lappen.
En hier staat een hele oude lamp.
Kijk, daar is de poes ook.
Dag Siepie. Ga je ook mee snuffelen? Fijn snuffelen op zolder?
Miauw, zegt Siepie. En ze klimt in een balk. En ze loopt over een heel smal plankje.
Kijk eens, die Siep, zegt Jip. Zou jij dat ook durven?
Nee, zegt Janneke. Dat durf ik niet. O, kijk, een spinneweb. Een heel groot spinneweb.
Er zit geen spin in, zegt Jip.
Het staat slordig, zegt Janneke. Zullen we het wegvegen? Kijk, daar is de ragebol.
Hè ja, zegt Jip.
Ze pakken samen de ragebol. En ze gaan erop af.
Maar het is niet zo makkelijk. Dat ding is erg lang. En erg onhandig. Ze stoten er telkens naast.
Bijna, gilt Jip.
Toe dan, zegt Janneke.
En ja hoor, nu doen ze het goed. Ze vegen het spinneweb weg. Foets, daar gaat het.
Daar komt de spin! zegt Jip.
De spin komt heel hard aanhollen, uit een hoekje. Ze ziet dat haar web kapot is. En dan laat de spin zich aan een draadje naar beneden zakken. Die arme spin.
Je moet maar een nieuw web gaan maken, zegt Jip. Maar niet op zolder hoor. Doe het maar buiten!
En nu gaan Jip en Janneke verder snuffelen op zolder.
O kom gauw kijken, zegt Janneke. Allemaal boeken met plaatjes. Mogen we die hebben?
Laat eens zien, zegt Jip. Ik zal het vragen. Neem maar mee naar beneden.
Moeder, vraagt Jip beneden. Mogen we die hebben?
Ja, zegt moeder. Dat zijn oude tijdschriften. Die mag je uitknippen.
Straks, zeggen Jip en Janneke. Eerst nog een beetje op zolder spelen. En alles schoonmaken met de ragebol.
Niet te veel rommel hoor, zegt moeder.
En Jip en Janneke beloven het.