Een blauwe boom

 

Wij hebben ook een logeerkamer, zegt Janneke.

Kom je kijken, Jip?

Ja, zegt Jip. En hij gaat mee kijken.

Dit is de logeerkamer, zegt Janneke trots. Mooi hè? En mijn oom komt logeren.

Die oom met de baard? vraagt Jip.

Ja, die oom met de baard.

De muren zijn zo wit, zegt Jip. Wat een witte muren in die kamer, hè?

Ja, zegt Janneke. Helemaal wit.

Zullen we er een koe op tekenen? zegt Jip. ïk kan een koe tekenen. Laten we er iets op tekenen.

Waarom? vraagt Janneke.

Het is te wit, zegt Jip.

Dan geen koe, zegt Janneke. Dan een mooi huis. En een schip.

Goed.

En Janneke haalt de kleurpotloden.

Ze tekenen een huis. En een schip. En water.

En een boom. Het wordt heel erg prachtig. En zo groot. Nog een boom, zegt Janneke.

Dat kan niet, zegt Jip. Mijn groen is op.

Dan teken ik een blauwe boom, zegt Janneke koppig.

En ze tekent een blauwe boom.

Dat kan niet! zegt Jip. Je maakt het schilderij lelijk! Blauwe bomen bestaan niet.

En ze krijgen echt een beetje ruzie.

En dan komt Jannekes moeder. Ze is heel boos. Tekenen op het behang! roept ze. Dat weet je toch wel, dat mag volstrekt niet.

Maar het is voor oom... huilt Janneke. Hij vindt het erg mooi.

Jannekes moeder is toch boos. En ze blijft een hele tijd boos. En ze stuurt Jip naar huis.

En pas de volgende dag komt Janneke weer bij hem.

Is je moeder nog boos? vraagt Jip.

Nee, zegt Janneke. Want oom is er. En hij is zo blij met het schilderij. En hij vindt ook de blauwe boom zo mooi.

En dan mag Jip mee naar de oom met de baard.

En Jannekes moeder zegt: Die booswichten! Ze kladden het behang vol.

Maar ze lacht toch ook alweer een beetje.