Oma is ziek

 

Waar ga je naar toe? vraagt Janneke.

Ik moet naar oma, zegt Jip. Oma is een beetje ziek.

Mag ik mee?

Ja, ga maar mee.

Ga je iets voor oma kopen? vraagt Janneke.

Nee, waarom? zegt Jip.

Als je naar iemand toe gaat, die ziek is, dan moet je iets meebrengen, zegt Janneke.

O ja? Jip weet daar niets van.

Ja, zegt Janneke. Bloemen. Of chocolaatjes. Of druiven.

Hè ja, druiven, zegt Jip. Laten we druiven meenemen.

Heb je dan geld bij je? vraagt Janneke.

Nee, zegt Jip. Maar bij de groenteman kost het niets.

Weet je ’t zeker?

Ja, zegt Jip. En hij knikt heel stellig. Bij de groenteman kost het niets.

Dan gaan ze de winkel binnen. Er zijn zoveel druiven, en zulke mooie!

Wat moet het zijn, Jip? vraagt de groenteman. Hij kent Jip wel.

Een pond druiven, zegt Jip. Nee, een kilo druiven.

De groenteman weegt een grote tros druiven af. En nog een grote tros. En nog een. Zo, nu is het bij mekaar een kilo. Hij doet ze in een grote zak. Asjeblieft Jip, zegt hij.

Ze gaan de winkel uit. Jip en Janneke.

Zie je wel, zegt Jip. Het kost hier niks.

O, zegt Janneke. Dan had je er nog wat bij moeten nemen. Peren of zo.

Het is al zwaar genoeg, bromt Jip. En dan komen ze bij oma.

Dag oma. Ben je al bijna beter? En hier zijn druiven, zegt Jip.

Dag lieve kinderen, zegt oma. O, wat heerlijk. En wat veel!

En dan krijgen Jip en Janneke ieder een koekje met een gat erin. En met suiker erop. En ze mogen in het fotoalbum kijken. En oma zegt dat ze nu gauw beter is. En dan gaan ze naar huis.

Jips moeder staat al op de stoep.

Wat hebben jullie nu toch gedaan? roept ze.

Bij oma geweest, zegt Jip. Met druiven.

Ja, juist, die druiven! Oma heeft me net opgebeld en ze heeft verteld van de druiven. Maar je had toch geen geld?

Bij de groentewinkel kost het toch niks! zegt Jip verwonderd.

O, dommertje, zegt moeder. Het komt toch op de rekening!

Jip kijkt heel sip. Hij weet niet wat dat is, de rekening. Maar hij begrijpt nu, dat ze de druiven toch betalen moeten.