Circusje spelen
Er is een circus.
Jip en Janneke mogen erheen. Met Jips vader.
Ze zijn nog nooit in een circus geweest. Kijk, daar staat de tent. Het is een hele grote tent.
Kom maar, zegt vader. Hierheen.
Met een heleboel mensen gaan ze naar binnen.
O, wat een leuke tent van binnen! En de muziek speelt. Er is een ronde plek in het midden. Met zand.
Kijk, daar komt een paard. Heel hard. En nog een, en nog een.
Paardjes met dames erop.
En dan komen de clowntjes. Die doen heel gek. Ze doen alles fout. En Jip en Janneke moeten heel hard lachen.
Olifanten! roept Jip. Och, daar komen de olifanten. En ze zijn zo knap. Ze kunnen alles. Ze staan op een ton. En ze spelen met een bal. En ze liggen op hun rug.
Maar nu komt er een meneer die aan een ladder hangt. Een ladder van touw. En hij zwaait heen en weer.
Oei... zegt Janneke. Ze vindt het eng.
Maar Jip vindt het prachtig. Hij moet erom lachen.
Als ze thuiskomen vraagt moeder: En, hoe was het?
Wc hebben olifanten gezien, roept Janneke. En aapjes.
En clowntjes! gilt Jip. Die deden zo gek!
En wat was het mooiste? vraagt moeder.
De man aan die ladder, zegt J ip.
Wat deed hij dan?
Kijk zo, zegt Jip. En hij pakt het gordijn. En hij klimt in het gordijn.
Niet doen! roept moeder.
Maar het is al te laat. Het gordijn valt, met roe en al. En Jip tuimelt op de grond. En het gordijn valt over hem heen.
O, o, gilt Janncke. En vader komt gauw om Jip uit het gordijn te halen. Hij is helemaal bleek. Van de schrik. Je bent nog geen circusartiest, zegt vader. En je moet het ook maar niet worden.