4
Zijn telefoon was voorzien van nummerregistratie maar hij kon niet zien welk nummer had gebeld. “Anoniem” stond op het schermpje. Het was Eva Lind. Zijn dochter. Hij staarde met een uitdrukking van pijn naar zijn telefoon alsof hij een splinter in zijn hand had gekregen, maar de telefoon liet zich niet opnieuw horen. Eva Lind had zijn nummer en hij herinnerde zich dat ze hem de laatste keer dat ze samen hadden gepraat had opgebeld om hem te vertellen dat ze hem nooit meer wilde zien. Hij bleef radeloos staan waar hij stond en wachtte op een tweede belletje, maar dat kwam niet.
Toen ging hij er met een vaart vandoor.
Hij had al twee maanden lang geen contact meer met Eva Lind gehad. Op zichzelf was daar niets onnatuurlijks aan. Zijn dochter leefde haar eigen leven zonder dat hij de mogelijkheid had om zich daar veel mee bezig te houden. Ze was in de twintig. Drugsgebruikster. De laatste keer dat ze elkaar gezien hadden, hadden ze weer een knallende ruzie gehad. Dat was thuis in zijn woning en ze was de deur uit gevlogen met de woorden dat hij een naarling was.
Erlendur had ook een zoon, Sindri Snær, maar die had weinig contact met zijn vader. Eva Lind en hij waren nog kleuters toen Erlendur het huis verliet en hen bij hun moeder had achtergelaten. Zijn vrouw had hem dit nooit vergeven en hem de omgang met zijn kinderen niet toegestaan. Hij had haar beslissing in dezen gerespecteerd maar steeds meer spijt van dat besluit gekregen. Ze hadden hem zelf opgezocht toen ze daar de leeftijd voor hadden.
De koele voorjaarsschemer kroop over Reykjavík toen Erlendur met grote snelheid uit de Millenniumwijk wegreed, de Vesturlandsvegur op en de stad in. Hij controleerde of zijn telefoon wel aanstond en legde hem op de voorbank. Erlendur wist niet veel over de privé-omstandigheden van zijn dochter en hij had er geen idee van waar hij moest beginnen te zoeken tot hij zich het souterrain in de wijk Vogar herinnerde waar Eva Lind ongeveer een jaar geleden had gewoond.
Eerst ging hij na of ze misschien naar zijn huis was gegaan maar in de buurt van het flatgebouw waar hij woonde was geen spoor van haar te bekennen. Hij rende een rondje om het gebouw en vloog toen het trappenhuis in. Eva Lind had een sleutel van zijn woning. Binnen riep hij haar naam, maar ze was er niet. Hij overwoog of hij haar moeder zou bellen maar kon zich er niet toe zetten. Ze hadden al twee decennia lang nauwelijks met elkaar gesproken. Hij pakte de telefoon om zijn zoon te bellen. Hij wist dat broer en zus contact met elkaar hadden, zij het oppervlakkig. Bij Inlichtingen kreeg hij het nummer van Sindri’s mobiele telefoon. Het bleek dat Sindri ergens anders in IJsland aan het werk was en niets van zijn zus wist.
Erlendur aarzelde.
‘Verdomme,’ verzuchtte hij.
Toen belde hij Inlichtingen weer en kreeg het nummer van zijn ex.
‘Met Erlendur,’ zei hij toen ze opnam. ‘Ik denk dat Eva Lind in moeilijkheden zit. Weet jij waar ze zou kunnen zijn?’
De lijn viel stil.
‘Ze belde me en vroeg om hulp maar de verbinding werd verbroken en ik weet niet waar ze is. Ik denk dat er iets mis is met haar.’
Ze gaf hem geen antwoord.
‘Halldóra?’
‘Je belt me na twintig jaar?’
Hij voelde de kille haat nog in haar stem na al die jaren en wist dat hij een fout had gemaakt.
‘Eva Lind heeft hulp nodig en ik weet niet waar ze is,’ zei hij.
‘Hulp?’
‘Ik denk dat er iets met haar is.’
‘Is dat mijn schuld?’
‘Schuld? Nee. Het is niet...’
‘Denk je dat ik geen hulp nodig heb gehad? Alleen met twee kinderen. Mij heb je helemaal niet geholpen.’
‘Hall…’
‘En nu zijn je kinderen naar de knoppen. Allebei! Begin je eindelijk eens te begrijpen wat je gedaan hebt? Wat je ons hebt aangedaan? Wat je mij en je kinderen hebt aangedaan?’
‘Je hebt me verboden met hen om...’
‘Denk je dat ik haar niet wel een miljoen keer heb moeten redden? Denk je dat ik er niet voor haar moest zijn? En waar was jij dan?’
‘Halldóra, ik...’
‘Verdomde ellendeling!’ viel ze uit.
Ze gooide de hoorn op de haak. Erlendur verwenste zichzelf dat hij haar had gebeld. Hij zat weer in zijn auto, reed naar de wijk Vogar en stopte voor een armoedig flatgebouw met een paar kelderwoningen, half ingegraven in de grond. Hij drukte op een bel die uit de deurpost van een van die woningen hing, maar hoorde hem niet overgaan en klopte toen op de deur. Ongeduldig wachtte hij op gestommel en het opengaan van de deur maar er gebeurde niets. Hij pakte de deurknop. De deur zat niet op slot en hij ging behoedzaam naar binnen. Hij kwam eerst in een halletje en hoorde toen ergens in de woning het zwakke gehuil van een kind. Toen hij de woonkamer naderde, sloeg hem een doordringende stank van pies en poep tegemoet.
Op de grond van de kamer zat een meisje van ongeveer een jaar, uitgeput van het huilen. Ze beefde van het hevige snikken, zat op haar blote billetjes met alleen een smerig hemdje aan. De vloer lag vol lege bierblikjes en wodkaflessen, verpakkingen van kant-en-klaarmaaltijden en zuur geworden melkproducten; de scherpe, zure lucht ervan was vermengd met de stank van de uitwerpselen van het kind. Er stond niet veel anders in het vertrek dan een versleten bank en daarop lag een naakte vrouw met haar rug naar Erlendur toe. Het kind schonk geen enkele aandacht aan hem toen hij voetje voor voetje naar de bank toe schuifelde. Hij pakte de pols van de vrouw en voelde een hartklop. Op haar arm waren sporen van naalden te zien.
Naast de kamer was een keuken en daarnaast een klein kamertje waar Erlendur een deken vond die hij over de vrouw op de bank heen legde. Achter de kamer lag een kleine badkamer met een douche. Hij pakte het kind van de grond op, nam het mee naar de badkamer, waste het voorzichtig met warm water en sloeg er een handdoek omheen. Het kind hield op met huilen. Haar lichaampje was tussen haar benen helemaal kapot van de urine. Hij nam aan dat het kind stierf van de honger maar hij kon niets te eten vinden behalve een klein stukje chocolade dat in de zak van zijn jas zat. Hij brak er kleine stukjes van af en gaf ze aan het kind terwijl hij er rustig tegen praatte. Hij zag wonden op haar armpjes en haar rug en zijn gezicht vertrok.
Hij vond een kinderbedje, gooide er een bierblikje en wat lege hamburgerdoosjes uit en legde het kind voorzichtig in bed. Zijn woede zakte af toen hij de kamer weer binnenging. Hij wist niet of de voddenbaal op de bank de moeder van het kind was. Dat kon hem ook niet schelen. Hij pakte de vrouw op en nam haar onder zijn arm mee de badkamer in, legde haar in de douchebak en besproeide haar met ijskoud water. De vrouw was als dood in zijn armen maar kwam weer tot zichzelf toen het water op haar spatte. Ze begon te bewegen, naar adem te happen en hard te schreeuwen en probeerde zich tegen het water te verweren.
Erlendur liet het water een hele tijd over haar heen lopen voor hij de kraan dichtdraaide, gooide toen de deken naar de vrouw toe, nam haar weer mee de kamer in en liet haar op de bank zitten. Ze was nu wakker, maar helemaal in de war en ze keek Erlendur met een wazige blik aan. Keek toen om zich heen of ze iets zocht. Herinnerde zich plotseling wat dat was.
‘Waar is Perla?’ vroeg ze, bevend onder de deken.
‘Perla?’ zei Erlendur woedend. ‘Is dat een hondje?’
‘Waar is mijn kleine meisje?’ herhaalde de vrouw. Ze zou ongeveer dertig kunnen zijn, met kortgeknipt haar en opgemaakt, maar de make-up was uitgelopen en over haar hele gezicht uitgesmeerd. Haar bovenlip was gezwollen en ze had een grote buil op haar voorhoofd en blauwe plekken in alle kleuren van de regenboog om haar rechteroog.
‘Je hebt geen enkel recht om naar haar te vragen,’ zei Erlendur.
‘Wat?’
‘Drukt sigaretten op je kind uit!’
‘Hè? Nee! Wie...? Wie bén jij?’
‘Of is het de schoft die je slaat?’
‘Me slaat? Wat? Wie ben jij?’
‘Ik haal Perla bij je weg,’ zei Erlendur. ‘En ik ga de man vinden die dit met haar doet. Je moet me dus twee dingen vertellen.’
‘Je haalt haar bij me weg?’
‘Er woonde hier een paar maanden, misschien zelfs een jaar geleden, een meisje, kun je me iets over haar vertellen? Ze heet Eva Lind. Mager, zwart haar...’
‘Perla is stout. Jankt. Eindeloos.’
‘Ja, arme jij...’
‘Dan wordt hij gek.’
‘Laten we het eerst over Eva Lind hebben. Ken je haar?’
‘Haal haar niet bij me weg. Please.’
‘Weet je waar Eva Lind is?’
‘Eva Lind is maanden geleden verhuisd.’
‘Weet je waarheen?’
‘Nee. Ze was met Baddi.’
‘Baddi?’
‘Dat is een portier. Ik haal de kranten erbij als je haar weghaalt. Hoor je me! Ik haal de kranten erbij.’
‘Waar is hij portier?’
Dat vertelde ze hem. Erlendur stond op en belde eerst een ambulance en toen de nachtdienst van de Kinderbescherming en gaf een korte beschrijving van de hele toestand.
‘En dan het andere punt,’ zei Erlendur terwijl hij op de ambulance wachtte. ‘Waar is die schoft die je slaat?’
‘Laat hem met rust,’ zei ze.
‘Zodat hij hiermee door kan gaan. Wil je dat?’
‘Nee.’
‘Waar is hij dan?’
‘Alleen...’
‘Ja. Wat? Wat alleen?’
‘Als je hem gaat oppakken...’
‘Ja?’
‘Als je hem gaat oppakken, dan moet je hem ook doodslaan, want anders slaat hij mij dood,’ zei ze met een koele glimlach naar Erlendur.
Baddi was een gespierde portier van een nachtclub met een opvallend klein hoofd. De club heette Graaf Rosso en was in het centrum van Reykjavík gevestigd. Toen Erlendur eraan kwam, stond niet Baddi bij de deur, maar een andere krachtpatser, ongeveer hetzelfde gebouwd, die hem wees waar hij Baddi kon vinden.
‘Hij houdt toezicht bij de show,’ zei de portier en Erlendur begreep hem niet meteen. Stond naar de kop van de man te kijken.
‘De besloten show,’ zei de portier. ‘De besloten dans.’ Sloeg toen zijn ogen wanhopig ten hemel.
Erlendur ging naar binnen. De ruimte werd door zwakke, rode lichtpeertjes verlicht. Er was één bar in de zaal, wat tafels en stoelen en een paar figuren die naar een jong meisje zaten te kijken dat op een verhoogde dansvloer onder begeleiding van monotoon dreunende popmuziek tegen een ijzeren paal aan stond te kronkelen. Ze keek naar Erlendur en kwam voor hem staan dansen alsof hij een veelbelovende klant was en maakte haar piepkleine bustehouder los. Erlendur keek met zo’n diep medelijden naar haar dat ze van haar stuk raakte, ze maakte een verkeerde pas, wist haar evenwicht te hervinden en wiegde van hem weg, liet toen haar bustehouder achteloos op de grond vallen in een poging haar waardigheid te behouden.
Hij probeerde erachter te komen waar de besloten shows gehouden konden worden, keek een donkere gang in recht tegenover de dansvloer en liep erheen. De gang was zwart geschilderd en aan het einde was een trap naar de kelder. Erlendur kon niet goed zien, maar ging voetje voor voetje langzaam de trap af en kwam toen in een andere zwartgeschilderde gang. Een eenzaam rood peertje hing aan het plafond en aan het eind van de gang stond een krachtpatser met zijn gespierde armen over elkaar Erlendur aan te staren. Aan de gang tussen hen in lagen zes kamers, drie aan elke kant. In een van de kamers hoorde hij viool spelen, droevige tonen.
De krachtpatser kwam naar Erlendur toe.
‘Ben jij Baddi?’ vroeg Erlendur.
‘Waar is je meisje?’ vroeg de kolos met het kleine hoofd dat als een wrat op zijn dikke hals zat.
‘Dat wilde ik jou nou juist vragen,’ zei Erlendur verbaasd.
‘Ik? Nee, ik regel geen meisjes. Je moet naar boven gaan om ze te halen en dan weer hier naar beneden komen.’
‘O, bedoel je dat,’ zei Erlendur toen hij het misverstand door had. ‘Ik ben op zoek naar Eva Lind.’
‘Eva? Die is allang opgehouden. Was jij met haar?’
Erlendur staarde de man aan.
‘Allang opgehouden! Wat bedoel je?’
‘Ze was hier soms. Hoe ken je haar?’
Een van de deuren naar de gang ging open en er kwam een jonge man uit die zijn gulp dichtritste. In de kamer zag Erlendur een naakt meisje dat zich vooroverboog naar wat kleren op de grond. De man wrong zich langs hen heen, gaf Baddi een tik tegen zijn schouder en verdween naar boven. Het meisje in de kamer keek naar Erlendur en gooide de deur dicht.
‘Bedoel je hierbeneden?’ vroeg Erlendur perplex. ‘Was Eva Lind hier beneden?’
‘Lang geleden. Er is er een in deze kamer die erg op haar lijkt,’ zei Baddi als een ijverige autoverkoper en hij wees op een van de deuren. ‘Ze is een medicijnenstudente uit Litouwen. Het meisje met de viool. Heb je haar gehoord? Zit op de een of andere beroemde school in Polen. De meisjes komen hiernaartoe. Verdienen geld. Gaan dan door met hun studie.’
‘Weet je waar ik Eva Lind kan vinden?’
‘We vertellen nooit waar de meisjes wonen,’ zei Baddi en hij trok er een bijzonder braaf gezicht bij.
‘Ik wil niet weten waar de meisjes wonen,’ zei Erlendur vermoeid. Hij probeerde zijn humeur niet te verliezen, wist dat hij op moest passen, zijn inlichtingen met voorzichtigheid moest zien te krijgen ook al zou hij de wrat het liefst van zijn hals gewrongen hebben. ‘Ik denk dat Eva Lind in moeilijkheden zit en ze vroeg me om haar te helpen,’ zei hij met alle beheersing die hij kon opbrengen.
‘En wie ben jij dan wel, haar vader?’ zei Baddi met een hatelijke lach.
Erlendur keek hem aan en vroeg zich af hoe hij die kleine kop tussen zijn vingers kon krijgen. De grijns op Baddi’s gezicht verstarde toen hij begreep dat hij in de roos had geschoten. Onverwacht, zoals gewoonlijk. Hij ging langzaam een pas achteruit.
‘Ben jij de politieman?’ vroeg hij en Erlendur knikte bevestigend.
‘Alles is hier volkomen wettig.’
‘Gaat me niet aan. Weet je iets van Eva Lind?’
‘Is ze verdwenen?’
‘Dat weet ik niet,’ zei Erlendur. ‘Ik ben haar kwijt. Ze sprak een tijdje geleden met me en vroeg me haar te helpen maar ik weet niet waar ze is. Ze hebben me verteld dat jij haar kende.’
‘Ik ben een tijdje met haar samen geweest, heeft ze je dat verteld?’
Erlendur schudde zijn hoofd.
‘Het is onmogelijk om met haar samen te zijn. Ze is gek.’
‘Kun je me vertellen waar ze is?’
‘Het is lang geleden dat ik haar heb gezien. Ze haat je. Wist je dat?’
‘Toen jij met haar was, wie bezorgde haar toen haar stuff?’
‘Bedoel je haar dealer?’
‘Ja, haar dealer.’
‘Wil je hem vastzetten?’
‘Ik wil helemaal niemand vastzetten. Ik moet Eva Lind vinden. Kun je me helpen of niet?’
Baddi dacht na. Hij hoefde deze man helemaal niet te helpen en Eva Lind evenmin. Wat hem betrof kon ze naar de duivel lopen. Maar de politieman straalde iets uit dat hem zei dat je hem beter vóór je kon hebben dan tegen je.
‘Ik weet niets van Eva,’ zei hij. ‘Praat maar met Alli.’
‘Alli?’
‘Zeg hem niet dat ik je gestuurd heb.’