hoofdstuk 26
Het is een periode van geboorte en wedergeboorte. Een paar weken na de opening van mijn school wordt mijn zoon geboren. Als de artsen me in de verloskamer Jaden Gil overhandigen, ben ik verbijsterd. Ik houd zoveel van hem dat mijn hart openbarst als een overrijpe vrucht. Ik kan niet wachten om hem te leren kennen, maar toch... Ik denk ook: Wie is deze prachtige indringer? Zijn Stefanie en ik wel klaar voor een totaal onbekende in ons huis? Ik ben een onbekende voor mezelf, wat zal ik dan voor mijn zoon zijn? Zal hij me aardig vinden?
Als we Jaden mee naar huis hebben genomen, zit ik urenlang naar hem te kijken. Ik vraag hem wie hij is, waar hij vandaan komt, wat hij zal worden. Ik vraag me af of ik voor hem kan zijn wat ik zelf altijd nodig had en nooit heb gehad. Ik wil stoppen, meteen, en al mijn tijd met hem doorbrengen. Maar juist nu moet ik spelen. Voor hem, voor zijn toekomst, en voor mijn andere kinderen op mijn school.
Mijn eerste wedstrijd als vader eindigt in een overwinning op Rafter tijdens het Tennis Masters Series Tournament in Sydney. Na afloop zeg ik tegen de verslaggevers dat ik me afvraag of ik dit nog zo lang kan doen dat mijn zoon me kan zien spelen. Maar het is wel een mooie droom.
Daarna trek ik me terug uit de Australian Open van 2002. Mijn pols klopt en ik kan de strijd niet aan. Brad is gefrustreerd. Ik had ook niet anders verwacht. Maar deze keer heeft hij er moeite mee zijn frustratie opzij te zetten. Deze keer is het anders.
Een paar dagen later zegt hij dat we moeten praten. We gaan ergens koffie drinken en dan vertelt hij wat er aan de hand is.
We hebben een fantastische tijd gehad, Andre, maar we zijn zo ver gekomen als we kunnen. In creatief opzicht staan we stil. Mijn voorraad trucjes is op, buddy .
Maar...
We zijn acht jaar samen geweest en zouden er nog een paar jaar aan kunnen vastplakken, maar je bent tweeëndertig. Je hebt een jong gezin, nieuwe interesses. Het is misschien geen gek idee dat je een nieuw iemand zoekt die je kan coachen. Iemand die je weer kan motiveren.
Hij zwijgt even, kijkt me aan en wendt zijn blik af. Wat ik bedoel, zegt hij, is dat ik doodsbang ben dat we ruzie krijgen als het einde in zicht is en dat het niet meer goed komt.
Ik knik. Dat zal nooit gebeuren, denk ik, maar voorkomen is beter dan genezen.
We omhelzen elkaar.
Als hij de deur uitloopt, word ik overvallen door melancholie, zoals op een zondagavond na een idyllisch weekend. Ik weet dat Brad zich ook zo voelt. Dit is misschien niet de juiste manier om onze samenwerking te beëindigen, maar wel de beste.
Ik vier met Brad mijn toernooi-overwinning in Indian Wells, niet wetende dat het een van onze laatste samen was.
Ik sluit mijn ogen en probeer mezelf met iemand anders voor te stellen. De eerste aan wie ik denk, is Darren Cahill. Hij heeft zojuist een fantastische klus afgerond als coach van Lleyton Hewitt, die nu op de eerste plaats staat. Hij is een van de beste tennissers als het erop aankomt een bepaalde slag te kiezen en dat zal grotendeels te danken zijn aan Darren. Bovendien kwam ik Darren onlangs tegen in Sydney, waar we een lang gesprek hadden over het vaderschap. Dat schiep een band. Darren is ook pas vader geworden en had het over een boek over het in slaap krijgen van baby’s. Hij was er enthousiast over en zei dat zijn zoon dankzij dat boek nu bekendstaat als de baby die slaapt als een dronkaard.
Ik heb Darren altijd graag gemogen. Ik houd van zijn ontspannen manier van doen. Ik vind zijn Aussie-accent geruststellend; daar val ík zelfs bijna van in slaap. Nadat ik het boek dat hij me had aanbevolen heb gelezen, bel ik Stefanie op vanuit Australië en lees haar er passages uit voor. Het werkt. Ik bel hem op en vertel dat Brad en ik onze samenwerking hebben beëindigd. Ik vraag hem of hij geïnteresseerd is in de baan.
Hij zegt dat hij zich gevleid voelt, maar op het punt staat een contract af te sluiten om Safin te gaan coachen. Hij zal erover nadenken, zegt hij, en me zijn besluit laten weten.
Geen probleem, zeg ik. Doe maar rustig aan.
Een halfuur later bel ik hem weer en vraag: Wáár moet je verdorie over nadenken? Je kúnt Safin niet coachen. Hij is een ongeleid projectiel. Je móét met mij werken. Het voelt goed. Echt, Darren, ik kan het nog. Ik ben nog niet op. Ik ben gefocust, en ik heb iemand nodig die me helpt dat zo te houden.
Oké, zegt hij en lacht, oké, mate .
Hij heeft het met geen woord over geld.
Stefanie en Jaden gaan met me mee naar Key Biscayne. Het is april 2002, een paar dagen voor mijn tweeëndertigste verjaardag. Het toernooi wemelt van de spelers die half zo oud zijn als ik, jonge woestelingen als Andy Roddick, de volgende vólgende redder van het Amerikaanse tennis, de stakker. Bovendien is er een hot nieuw Wunderkind uit Zwitserland, Roger Federer.
Ik zou dit toernooi heel graag willen winnen, voor mijn vrouw en voor mijn zes maanden oude zoon. Toch denk ik niet aan verliezen, dat zou me niets kunnen schelen, dánkzij hen. Elke avond, een paar minuten nadat ik thuis ben gekomen, Jaden in zijn wiegje leg en Stefanie een knuffel geef, kan ik me amper herinneren of ik die dag heb gewonnen of verloren. Het tennis vervaagt even snel als het daglicht. Ik verbeeld me haast dat de eeltplekken op mijn speelhand verdwijnen en de ontstoken zenuwen in mijn rug weer aan elkaar groeien en genezen. Ik ben allereerst vader en pas daarna tennisser, en deze evolutie vindt plaats zonder dat ik er erg in heb.
Op een ochtend gaat Stefanie boodschappen doen en wil daarna nog even sporten. Ze durft het aan me alleen te laten met Jaden. Mijn eerste keer alleen met hem.
Redden jullie het wel? vraagt ze.
Natuurlijk.
Ik zet Jaden in de badkamer op de plank voor de spiegel, met zijn rug er tegenaan. Terwijl ik me klaarmaak, speelt hij met mijn tandenborstel. Hij vindt het lekker om op een tandenborstel te zuigen terwijl ik mijn hoofd scheer.
Ik vraag: En, wat vind je van je kale vader?
Hij glimlacht.
Weet je zoon, vroeger zag ik er net zo uit als jij, met lang haar dat alle kanten op golfde.Je houdt niemand voor de gek met dat over je hoofd gekamde haar.
Onderonsje met Pete Sampras na de finale van de US Open in 2002.
Zijn glimlach wordt breder. Hij begrijpt me natuurlijk niet.
Met mijn vingers meet ik de lengte van zijn haar.
Eigenlijk zie je er een beetje sjofel uit, buddy . Jij kunt wel een opknapbeurt gebruiken.
Ik zet een ander hulpstuk op het scheerapparaat, waarmee je haar kunt bijpunten. Maar als ik het elektrische scheerapparaat over Jadens hoofdje laat glijden, zie ik een brede streep hoofdhuid ontstaan, even wit als de baseline op een tennisbaan.
Het verkeerde hulpstuk.
Stefanie zal me vermoorden! Ik moet het haar van mijn zoon bijknippen voordat ze thuiskomt! Maar in mijn wanhopige pogingen het bij te knippen, maak ik het korter. Voordat ik het weet is mijn zoon kaler dan ik. Hij is een mini-Andre.
Als Stefanie binnenkomt blijft ze stokstijf staan. Met grote ogen vraagt ze: Wat is hier...? Andre, zegt ze, wat is er in vredesnaam met je aan de hand? Ik laat je drie kwartier alleen en dan scheer jij de baby ?
Dan begint ze in het Duits te vloeken.
Ik zeg tegen haar dat het per ongeluk gebeurde. Het verkeerde hulpstuk. Ik smeek haar om vergiffenis.
Ik zeg: Ik weet dat het lijkt alsof ik het expres heb gedaan. Ik weet dat ik altijd voor de grap zeg dat ik de wereld niet wil redden, maar wil scheren. Maar Stefanie, dit ging echt per ongeluk.
Ik herinner haar aan het bakerpraatje dat als je een kind kaalscheert het nieuwe haar sneller groeit en dikker zal worden, maar ze tilt haar hand op en schiet in de lach. Ze ligt dubbel van het lachen. Nu lacht Jaden omdat Mommy lacht. Nu giechelen we alle drie, we strelen Jadens hoofd en mijn hoofd, zeggen dat nu alleen Stefanie nog geschoren moet worden en dat ze vanaf nu maar beter met één oog open kan slapen. Ik kan geen woord uitbrengen van het lachen.
Een paar dagen later, tijdens de finale van Key Biscayne, versla ik Federer. Het is een goede overwinning. Hij is een van de beste spelers van dit moment. Hij begon aan dit toernooi met drieëntwintig zeges op rij. Het is mijn eenenvijftigste toernooizege en mijn zevenhonderdste zege in totaal. En toch twijfel ik er niet aan dat ik me dit toernooi niet zozeer zal herinneren omdat ik Federer heb verslagen, maar vooral omdat we zo hebben gelachen. Ik vraag me af of ik daardoor misschien heb gewonnen. Het is moeilijk gespannen te zijn als je lacht met de mensen van wie je houdt.
Begin 2002 vinden Darren en ik onze draai. We spreken dezelfde taal, hebben dezelfde kijk op de wereld. Dan versterkt hij mijn vertrouwen, mijn niet-aflatende geloof in hem, doordat hij het lef heeft aan de snaren van mijn racket te komen, en ze te verbeteren.
Ik heb altijd met Pro Blend gespeeld, een snaar die half van kevlar en half van nylon is gemaakt. Met Pro Blend kun je een marlijn van driehonderd kilo binnenhalen. Het breekt nooit, maskeert geen enkele fout, maar genereert ook nooit spin. Het is alsof je met het deksel van een vuilnisbak tegen de bal slaat. Ze zeggen dat het spel verandert, de spelers sterker worden, rackets groter worden, maar de belangrijkste verandering van de laatste jaren betreft de snaren. De ontwikkeling van een nieuwe elastische polyester snaar die enorme topspin geeft, heeft gewone spelers veranderd in geweldige spelers, en geweldige spelers in legenden.
Toch ben ik altijd afkerig geweest van verandering. Nu we in Italië zijn, dringt Darren er bij me op aan het te proberen. Ik doe mee aan de Italian Open en heb zojuist in de eerste ronde tegen de Duitser Nicolas Kiefer gespeeld. Ik heb hem verslagen, 6-3, 6-2, en zeg tegen Darren dat ik had moeten verliezen. Ik heb verschrikkelijk slecht gespeeld. Ik heb geen zelfvertrouwen op deze ondergrond, zeg ik. Ik kan niet meer tennissen op gravel.
Probeer die nieuwe snaren eens, mate .
Ik frons. Ik ben sceptisch. Ik heb één keer een ander racket geprobeerd. Een ramp.
Hij bespant een van mijn rackets met die snaren en herhaalt: Probeer het maar gewoon.
Tijdens een oefensessie sla ik twee uur lang geen enkele bal fout. Vervolgens raak ik tijdens de rest van het toernooi ook geen enkele bal verkeerd. Ik heb de Italian Open nog nooit gewonnen, maar nu win ik, dankzij Darren en zijn wondersnaar.
Opeens heb ik zin in Roland Garros 2002. Ik ben opgewonden, heb zin in de strijd en ben voorzichtig optimistisch. Ik heb pas gewonnen, Jaden slaapt inmiddels een beetje door en ik heb een nieuw wapen. In de vierde ronde sta ik met twee sets en één break achter op een speler met een wildcard, de Fransman Paul-Henri Mathieu. Hij is twintig, maar hij is niet in de vorm waarin ik verkeer. Tennis kent geen tijd, son . Ik kan de hele dag wel blijven tennissen.
Dan gaat het regenen. Ik zit in de kleedkamer en denk terug aan die keer in 1999 dat Brad tegen me schreeuwde. Ik hoor zijn tirade nog, woord voor woord. Als we de baan weer opgaan, loop ik te glimlachen. Ik sta voor met 40-0 en Mathieu breekt me. Dat kan me niets schelen. Ik breek hem gewoon terug. In de vijfde set staat hij voor, 3-1. Weer weiger ik te verliezen.
Tegen iemand anders dan Agassi, zegt Mathieu na afloop tegen de verslaggevers, had ik gewonnen.
Daarna speel ik tegen de Spanjaard Juan Carlos Ferrero. Weer regent het; nu vraag ik of de wedstrijd kan worden stilgelegd tot de volgende dag. Ferrero staat voor en wil niet stoppen. Hij wordt chagrijnig als de wedstrijdleiding mijn verzoek inwilligt en de partij stillegt. De volgende dag leeft hij zijn chagrijn op mij uit. Ik zie een kleine opening in de derde set, maar die sluit hij snel af. Hij wint de set en ik zie dat zijn zelfvertrouwen groeit.
Ontspannen loop ik met Darren de baan af. Ik ben tevreden over mijn spel. Ik heb fouten gemaakt en heb steken laten vallen, maar ik weet dat ik die kan goedmaken. Mijn rug doet pijn, maar vooral doordat ik heb geprobeerd Jaden te leren lopen. Een heerlijke pijn dus.
Een paar weken later gaan we naar Wimbledon, maar mijn fantastische nieuwe zelfvertrouwen laat me in de steek doordat mijn nieuwe snaren me in de steek laten. Op gras sla ik de bal met mijn topspin de lucht in alsof het een heliumballon is. In de tweede ronde speel ik tegen Paradorn Srichaphan uit Thailand. Hij is goed, maar zo goed nou ook weer niet. Hij vermorzelt elke bal die ik sla. Hij staat op nummer zevenenzestig en volgens mij kan hij me onmogelijk verslaan. Maar dan breekt hij me in de eerste set.
Ik probeer alles om mijn draai weer te vinden. Niets werkt. Mijn ballen zijn slap en Srichaphan verslindt ze. Ik heb een tegenstander nog nooit zo verbaasd zien kijken als Srichaphan die mijn forehand terugslaat. Hij draait op zijn hakken en mijn enige bewuste, coherente gedachte is: Ik wilde dat ik op mijn hakken kon draaien, met zoveel succes. Hoe kan ik iedereen hier laten weten dat ik dit niet ben, dat dit niet mijn schuld is? Het zijn de snaren. In de tweede set verander ik mijn spel, ik vecht terug, speel goed, maar Srichaphan speelt ongelooflijk zelfverzekerd. Hij denkt dat het zijn dag is, en als je denkt dat het je dag is, dan is dat meestal ook zo. Hij haalt verwoestend uit met een bal die als door een wonder een stukje van de achterlijn raakt. Daarna wint hij een tiebreak en staat hij twee sets voor. In de derde set geef ik me kalm over.
Het is een schrale troost dat Pete die dag ook verliest.
Darren en ik experimenteren twee dagen met verschillende snarencombinaties. Ik zeg dat ik echt niet kan blijven spelen met dit nieuwe polyester, maar dat ik ook niet meer met mijn oude snaren kan spelen. Als ik weer met Pro Blend moet gaan spelen, zeg ik, houd ik meteen op met tennissen.
Darren kijkt grimmig. Nadat hij me zes maanden heeft gecoacht, heeft hij een kleine aanpassing aan mijn snaren doorgevoerd en daarmee waarschijnlijk onopzettelijk de beëindiging van mijn carrière versneld. Hij zegt dat hij alles zal doen wat in zijn macht ligt om een perfecte snarencombinatie te vinden.
Vind iets, zeg ik, waardoor ik op mijn hakken kan draaien en daar succes mee kan hebben. Net als Srichaphan. Zorg dat ik net als Srichaphan word.
Doe ik, mate .
Hij werkt dag en nacht door en komt met een combinatie waar hij tevreden over is. We gaan naar Los Angeles en het is perfect. Ik win de Mercedes-Benz Cup.
We gaan naar Cincinnati en daar speel ik goed, maar net niet goed genoeg om te winnen. In Washington DC versla ik Enqvist, altijd een lastige tegenstander voor me. Daarna speel ik tegen een andere knul van wie men hoge verwachtingen heeft, James Blake. Hij speelt fraai, elegant tennis en ik kan niet aan hem tippen, althans niet nu. Maar ik kan mijn snaren niet de schuld geven van deze nederlaag. Het komt gewoon doordat hij jonger is dan ik, sneller, een betere sportman. Bovendien is hij zo onder de indruk van mijn verleden en mijn prestaties dat hij zijn beste spel uit de kast haalt. Ik vind het prettig dat hij zo goed speelt, ook al heb ik daardoor geen enkele kans.
Als ik naar de US Open 2002 ga, weet ik niet wat ik van mezelf kan verwachten. Ik zeil door de eerste rondes en in de kwartfinale speel ik tegen Max Mirnyi, een Wit-Rus uit Minsk. Ze noemen hem The Beast en dat is een understatement. Hij is 1 meter 95 lang en slaat een van de griezeligste services die ik ooit ben tegengekomen. Die heeft een brandende gele staart, als een komeet, terwijl hij hoog over het net zwiept en zich daarna op je stort. Mirnyi wint de eerste set gemakkelijk. Ik heb geen antwoord op die service. Maar in de tweede set maakt Mirnyi verschillende onnodige fouten, waardoor hij me een oppepper geeft, een soort momentum. Ik begin zijn eerste service wat beter te doorzien. Tot aan het einde spelen we tennis van hoge kwaliteit en als zijn laatste forehand uit is, kan ik het niet geloven: ik heb de halve finale bereikt!
Door mijn inspanningen win ik een afspraakje met Hewitt, de als nummer één geplaatste, de Wimbledonwinnaar van dit jaar. Maar wat belangrijker is, hij is Darrens vroegere pupil. Het feit dat Darren Hewitt jaren heeft gecoacht zorgt voor extra spanning en druk. Darren wil dat ik Hewitt versla; ik wil Hewitt verslaan voor Darren. Maar in de eerste set kom ik al snel achter te staan,0-3. Ik heb heel veel informatie over Hewitt, van Darren en uit eigen ervaring, maar het duurt even voordat ik al die informatie heb doorgespit en een oplossing vind. Als het zover is, verandert alles snel. Ik kom stormenderhand terug en win de eerste set, 6-4. Ik zie het controlelampje in Hewitts ogen uitgaan. Ik win de tweede set. Hij vermant zich en wint de derde. In de vierde set kan hij opeens geen eerste service meer slaan en kan ik zijn tweede service goed pareren. Jezus, ik zit in de finale.
En dat betekent Pete. Altijd weer Pete. We hebben al drieëndertig keer tegen elkaar gespeeld, vier keer in de finale van een slam. Hij staat voor, met 19-14 en 3-1 in de slams. Hij zegt dat ik het beste in hem naar boven haal, maar bij mij is het andersom: hij haalt het slechtste in mij naar boven. De avond voor de finale denk ik aan alle keren dat ik dacht dat ik Pete zou verslaan, wist dat ik Pete zou verslaan, Pete moest verslaan, maar toch verloor. En zijn succes tegen mij is hier begonnen, in New York, twaalf jaar geleden, toen hij me tot mijn verbijstering in straight sets versloeg. Toen was ik de favoriet, net als nu.
Voordat ik naar bed ga en Gils toverdrankje drink zeg ik tegen mezelf dat het deze keer anders zal zijn. Pete heeft al ruim twee jaar geen slam gewonnen. Hij nadert het einde, terwijl ik juist opnieuw begin.
Als ik in bed stap, denk ik aan die keer dat Brad en ik in Palm Springs waren, een paar jaar geleden. We zaten te eten in een Italiaans restaurant, Mama Gina’s, en Pete zat aan de andere kant van de eetzaal met een paar vrienden te eten. Voordat hij vertrok, kwam hij even gedag zeggen. Succes morgen. Jij ook. Daarna zagen we door het raam dat hij op zijn auto stond te wachten. We zeiden niets, maar dachten aan de invloed die hij had op ons leven. Toen Pete wegreed, vroeg ik Brad hoeveel fooi Pete volgens hem aan de valet had gegeven.
Brad dacht even na. Vijf dollar, meer niet.
Echt niet, zei ik. Die man bezit miljoenen. Alleen al aan prijzengeld heeft hij veertig miljoen gewonnen. Hij moet ten minste tien dollar hebben gegeven.
Wedden?
Wedden.
We aten snel en liepen vlug naar buiten. Luister, zei ik tegen de valet, je moet het ons vertellen: Hoeveel fooi heeft Mr. Sampras je gegeven?
De knaap keek naar zijn voeten. Hij wilde het niet zeggen. Hij twijfelde, vroeg zich af of hij misschien in een tv-programma met een verborgen camera zat.
We zeiden dat we een weddenschap hadden afgesloten op zijn antwoord en dat hij het ons dus echt moest vertellen. Ten slotte fluisterde hij: Wilt u het echt weten?
Vertel op!
Hij gaf me een dollar.
Brad greep naar zijn hart.
Maar dat was niet alles, zei de knaap. Hij gaf me een dollar en zei dat ik die aan de knaap moest geven die uiteindelijk zijn auto had voorgereden.
Meer konden we niet van elkaar verschillen, Pete en ik. En terwijl ik die avond voor wat misschien wel onze láátste finale wordt in slaap val, zweer ik dat ik de wereld morgen die verschillen zal laten zien.
We beginnen laat, doordat een wedstrijd van de New York Jets wordt verlengd. Dat is in mijn voordeel. Ik ben in een betere vorm en ik vind het wel prettig dat we tot na middernacht op de baan zullen staan. Maar ik sta meteen al twee sets achter. Weer een pak slaag van Pete, ik kan gewoon niet gelóven dat dit waar is.
Dan zie ik dat Pete bleekjes oogt. Hij ziet er oud uit. Ik win de derde set dik en het hele stadion voelt dat de rollen zijn omgedraaid. Het publiek wordt uitzinnig. Het kan ze niets schelen wie er wint, het enige wat ze willen is een Agassi-Sampras-vijfsetter. Als de vierde set begint weet ik diep in mijn hart, zoals altijd tegen Pete, dat ik zal winnen als ik hier een vijfsetter van kan maken. Ik ben fitter. Ik speel beter. We zijn de oudste spelers in meer dan dertig jaar die in een finale van de U.S. Open staan, maar ik voel me net een van die tieners die nu zo aan de weg timmeren. Ik heb het gevoel dat ik deel uitmaak van de nieuwe generatie.
Bij 3-4 serveert Pete en heb ik twee breakpoints. Als ik deze game win, serveer ik voor de set. Dit is het dus, dé game van de wedstrijd. Hij geeft niet op, weert het eerste breakpoint af en bij het tweede sla ik een verschroeiende return naar zijn schoenen. Als ik denk dat de bal al ver achter hem is – ik vier al feest – draait hij zich op de een of andere manier om, krijgt de bal te pakken en slaat een half-volley die net over het net komt en daar doodvalt. Deuce.
Ik ben verbijsterd. Pete haalt de game naar zich toe en slaag er vervolgens in om mij te breken.
Nu serveert híj voor de wedstrijd en als Pete serveert voor een wedstrijd is hij een koudbloedige moordenaar. Alles gebeurt heel snel.
Ace. Ace. Ace.
Backhand volley, onmogelijk te bereiken.
Handdruk bij het net.
Hij werpt me een vriendelijk glimlachje toe en geeft me een klopje op de rug, maar de uitdrukking op zijn gezicht is onmiskenbaar. Die heb ik eerder gezien.
Hier heb je een dollar, knul. Haal mijn auto even op.