hoofdstuk 7

Ik doe mijn oorring in en ren naar de hardcourtbanen. De ochtend is van mij, van mij, en die hele ochtend sla ik ballen. Sla harder. Ik blijf twee uur slaan en stop mijn nieuwe vrijheid in elke slag. Ik kan het verschil zien. De bal ontploft van mijn racket. Nick verschijnt, schudt zijn hoofd. Ik heb medelijden met je eerstvolgende tegenstander, zegt hij.

Ondertussen, in Vegas, begint mijn moeder namens mij met mijn schriftelijke opleiding. Haar eerste schriftelijke actie is een brief aan mij, waarin ze schrijft dat haar zoon dan misschien niet naar een college zal gaan, maar dat hij in elk geval zijn highschooldiploma zal halen. Ik schrijf terug en bedank haar voor het feit dat ze mijn huiswerk maakt en mijn examens doet. Maar als ze het diploma krijgt, voeg ik eraan toe, mag ze het houden.

In maart 1985 vlieg ik naar Los Angeles en logeer bij Philly, die in iemands gastenverblijf woont, tennisles geeft en op zoek is naar wat hij met zijn leven aan wil. Hij helpt me trainen voor La Quinta, een van de belangrijkste toernooien van het jaar. Het gastenverblijf is klein, kleiner dan onze slaapkamer in Vegas, kleiner dan de huurauto, maar dat vinden we niet erg. We zijn dolblij dat we weer samen zijn, hoopvol over de nieuwe richting die ik ben ingeslagen. Er is maar één probleem: we hebben geen geld. We leven op gebakken aardappels en linzensoep. Drie keer per dag bakken we twee aardappels en verwarmen een blikje merkloze linzensoep. Dan schenken we de soep over de aardappels en ziedaar: ons ontbijt, onze lunch of ons diner! De hele maaltijd kost 89 cent en zorgt ervoor dat we zeker drie uur lang geen honger hebben.

De dag voor het toernooi rijden we in Philly’s gebutste rammelkast naar La Quinta. De auto produceert dikke wolken donkere rook. Het is net alsof we in een mobiele zomerstorm rijden.

Misschien moeten we een aardappel in de uitlaat stoppen, zeg ik tegen Philly.

Als ik voor de bak aardappels sta, rommelt het in mijn maag. Ik kan geen aardappel meer zien. Ik loop weg, dwaal door de winkel en kom bij de diepvriesafdeling terecht. Mijn blik valt op een wel heel bijzondere verleidelijke traktatie, een ijstaart. Als een slaapwandelaar steek ik mijn hand ernaar uit. Ik pak een doos uit de koelvitrine en loop ermee naar de snelkassa, waar mijn broer al aan de beurt is. Ik leg de doos op de lopende band.

Hij kijkt naar de doos, dan naar mij.

Dat kunnen we ons niet permitteren.

Ik neem dit in plaats van mijn aardappel.

Hij pakt de doos, kijkt naar de prijs en fluit. Andre, dit is even duur als tien aardappels. Dit kan niet.

Ik weet het. Fuck .

Als ik terugloop naar de diepvries, denk ik: Ik haat Philly. Ik hou van Philly. Ik haat aardappels.

Ietwat onvast van de honger versla ik Broderick Dyke in de eerste kwalificatieronde voor La Quinta, 6-4, 6-4. In de tweede ronde versla ik Rill Baxter, 6-2, 6-1.In de derde ronde versla ik Russell Simpson, 6-3, 6-3.Dan win ik in de eerste ronde van het hoofdtoernooi van John Austin, 6-4, 6-1. Na een break in de eerste set kom ik keihard terug. Ik ben vijftien, zit niet meer op school en versla volwassen mannen, sla ze aan gort, vreet me een weg door de klassering. Overal waar ik kom, wijzen mensen naar me. Ze fluisteren: Dat is ’m. Dat is die knul over wie ik het had, die prodigy . Het is het mooiste woord dat ik ooit voor mij heb horen gebruiken.

Het prijzengeld voor het bereiken van de tweede ronde van La Quinta is 2.600 dollar. Maar omdat ik amateur ben, krijg ik niets. Maar Philly hoort dat het toernooi spelers een onkostenvergoeding geeft. We gaan in zijn oude brik zitten en maken een gedetailleerde lijst van onze denkbeeldige uitgaven, zoals onze denkbeeldige eersteklasvlucht vanuit Vegas, onze denkbeeldige vijfsterrenhotelkamer, onze denkbeeldige royale restaurantmaaltijden. We vinden onszelf heel slim omdat onze uitgaven in totaal precies 2.600 dollar bedragen.

Philly en ik hebben het lef om zoveel te vragen omdat we uit Vegas komen. We hebben onze hele jeugd in casino’s doorgebracht. We denken dat we geboren bluffers zijn. We denken dat we heel slim zijn. Voordat we zindelijk waren, hebben we immers al geleerd om dubbel in te zetten. Kort daarvoor zijn Philly en ik nog in Caesar’s geweest en toen we langs een fruitautomaat liepen, speelde die net dat oude nummer uit de tijd van de Depressie, We’re in the Money . We kenden dat nummer van Pops en dachten daarom dat het een voorteken was. We hadden er geen idee van dat die fruitautomaat dat nummer de hele dag door liet horen. We gingen aan de eerste de beste blackjacktafel zitten en wonnen. Nu, met hetzelfde naïeve zelfvertrouwen, loop ik met onze onkostendeclaratie het kantoor binnen van toernooidirecteur Charlie Pasarell, terwijl Philly in de auto blijft wachten.

Charlie was vroeger ook tennisser. In 1969 speelde hij tegen Pancho Gonzales in de langste herenenkel die ooit op Wimbledon is gespeeld. Pancho is nu mijn zwager, hij is kortgeleden met Rita getrouwd. Alweer een teken dat Philly en ik goed zitten. Maar het belangrijkste voorteken is dat een van Charlies beste vrienden Alan King was, die hetzelfde toernooi hield als waar mijn vader en ik Cleopatra de zilveren dollars weg hebben zien rijden, waar ik als ballenjongen werkte met Wendi en waar ik voor het eerst in een officiële hoedanigheid op een professionele tennisbaan stond. Voortekenen, voortekenen, overal voortekenen. Ik leg het overzicht op zijn bureau en wacht.

Hé, zegt Charlie, terwijl hij de declaratie doorneemt. Dat is interessant.

Sorry?

Onkosten komen meestal niet zo precies uit.

Ik begin te blozen.

Jouw onkosten, Andre, zijn in totaal even hoog als het prijzengeld dat je had gekregen als je geen amateur was.

Charlie kijkt me over zijn bril heen aan. De moed zakt me in de schoenen. Ik overweeg het op een lopen te zetten. Ik stel me voor dat Philly en ik ons leven lang in dat gastenverblijf blijven wonen. Maar Charlie zucht, doet een greep in een geldkistje en haalt er een stapeltje bankbiljetten uit.

Hier heb je tweeduizend dollar, knul. Niet zeuren over die andere zeshonderd. Aanpakken en wegwezen.

Dank u wel, meneer. Ontzettend bedankt.

Ik ren naar buiten en duik de auto in. Philly racet weg alsof we zojuist de First Bank of La Quinta hebben overvallen. Ik tel duizend dollar af en gooi dat geld naar mijn broer.

Jouw aandeel van de buit.

Wat? Nee! Andre, jij hebt hier keihard voor gewerkt, bro .

Ben je gek! Wíj hebben hier keihard voor gewerkt, Philly! Zonder jou had ik dit niet gekund! Echt niet! Wij hebben dit samen gedaan, man.

We denken waarschijnlijk allebei aan die ochtend waarop ik met die driehonderd dollar op mijn borst wakker werd. We denken ook aan al die avonden waarop we in de ad court-deuce court van onze slaapkamer zaten en elkaar alles vertelden. Hij leunt naar me toe, tijdens het rijden, en geeft me een knuffel. Dan bespreken we waar we zullen gaan eten. We kwijlen bijna als we allemaal namen van restaurants opsommen. Uiteindelijk besluiten we dat dit een bijzondere gelegenheid is, een absoluut eenmalige gebeurtenis, die we chic moeten vieren.

Sizzler.

Ik kan die biefstuk al bijna proeven, zegt Philly.

Mij lijkt een bord pakken te veel moeite. Ik steek mijn hoofd gewoon in de saladebar.

Het dagmenu is onbeperkt garnalen eten.

Daar zullen ze nog spijt van krijgen!

Wat je zegt, bro !

We kauwen ons door de La Quinta Sizzler heen en er blijft geen kruimel of lik op ons bord achter. Daarna gaan we naar ons geld zitten kijken, alles wat nog over is. We leggen de bankbiljetten naast elkaar, op elkaar. We strelen ze. We praten over onze nieuwe vriend, Benjamin Franklin. We zijn zo dronken van de calorieën dat we het stoomstrijkijzer tevoorschijn halen en daarmee voorzichtig elk bankbiljet gladstrijken; we strijken elke rimpel op Bens gezicht glad.

Open - een autobiografie
titlepage.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_0.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_1.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_2.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_3.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_4.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_5.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_6.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_7.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_8.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_9.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_10.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_11.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_12.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_13.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_14.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_15.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_16.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_17.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_18.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_19.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_20.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_21.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_22.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_23.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_24.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_25.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_26.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_27.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_28.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_29.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_30.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_31.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_32.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_33.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_34.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_35.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_36.xhtml
Open_-_Een_autobiografie_split_37.xhtml