hoofdstuk 18
Tijdens mijn partij in de Davis Cup tegen Wilander ga ik me anders bewegen om mijn gescheurde ribkraakbeen te beschermen. Maar als je het ene beschermt, beschadig je meestal het andere. Ik sla een rare forehand en voel spanning in een borstspier. Tijdens de wedstrijd blijft hij wel warm, maar de volgende ochtend kan ik niet lopen.
De artsen leggen me een paar weken rust op. Brad krijgt zelfmoordneigingen.
Een pauze kost je je nummer-éénranking, zegt hij.
Wat kan mij dat schelen. Pete is nummer één, wat een stomme computer ook zegt. Pete heeft dit jaar twee slams én onze onderlinge confrontatie in New York gewonnen. Bovendien kan het me geen lor schelen of ik nummer één ben of niet. Dat zou leuk zijn geweest, maar het was niet míjn doel. Maar ja, van Pete winnen was ook niet mijn doel, maar van Pete verliezen heeft me een rampzalig gevoel gegeven.
Ik heb het altijd moeilijk gevonden een zware nederlaag van me af te schudden, maar deze nederlaag tegen Pete is toch anders. Dit is de ultieme nederlaag, de übernederlaag, de supernederlaag die alle andere nederlagen overschaduwt. Eerdere nederlagen tegen Pete, de nederlaag tegen Courier, de nederlaag tegen Gomez – dat waren vleeswonden vergeleken bij deze. Deze nederlaag voelt als een speer door mijn hart. Deze nederlaag voelt elke dag weer nieuw. Elke dag zeg ik tegen mezelf dat ik er niet meer aan moet denken, en elke dag lukt me dat niet. De enige verlichting brengt fantaseren over stoppen met tennis.
Ondertussen is Brooke non-stop aan het werk. Haar acteercarrière neemt een vlucht. Op advies van Perry is ze in Los Angeles gaan wonen, waar ze rollen in tv-series najaagt. Nu heeft ze zelfs een rolletje gekregen in een aflevering van de televisieserie Friends .
Het is de beste tv-serie ter wereld, de nummer één, zegt ze. Nummer één!
Ik schrik. Nummer één. Ze heeft het niet door.
De producers van Friends hebben Brooke gevraagd een stalker te spelen. Ik schrik, denk aan de ellende die ze heeft meegemaakt met stalkers en te enthousiaste fans. Maar Brooke denkt dat ze door haar ervaringen met zoveel stalkers goed op haar rol is voorbereid. Ze zegt dat ze de obsessie van een stalker begrijpt.
En bovendien, Andre, is het Friends . De beste tv-serie ter wereld, de nummer één. Het zou een nieuwe rol in de serie kunnen opleveren. En bovendien is het zo dat mijn aflevering meteen na de Super Bowl wordt uitgezonden, vijftig miljoen mensen zullen hem zien. In feite is dit mijn US Open.
Een tennisanalogie. De zekerste manier om ervoor te zorgen dat ik me afsluit voor haar verlangens. Maar ik doe net alsof ik blij ben en zeg precies de juiste dingen. Als jij gelukkig bent, zeg ik, ben ik gelukkig. Ze gelooft me. Of ze doet alsof. Wat vaak net zo voelt.
We spreken af dat Perry en ik met haar mee naar Hollywood zullen gaan en bij de opnames aanwezig zullen zijn. We zullen in haar box zitten, zoals zij altijd in mijn box zit.
Zal dat niet leuk zijn? vraagt ze.
Nee, denk ik.
Ja, zeg ik. Leuk.
Ik wil niet gaan. Maar ik wil ook niet thuis blijven liggen, tegen mezelf pratend. Pijnlijke borst, gewond ego, zelfs ik wil niet alleen met mezelf zijn.
De dagen voor de opnames van Friends sluiten we onszelf op in Brooke’s huis in Los Angeles. Een collega-acteur komt elke dag langs om haar te helpen met haar tekst. Ik kijk naar hen. Brooke is gespannen, voelt de druk, repeteert fanatiek; een proces dat ik herken. Ik ben trots op haar. Ik zeg tegen haar dat ze een ster gaat worden. Er gaan goede dingen gebeuren.
Laat in de middag komen we de studio binnen. Een stuk of zes acteurs begroeten ons hartelijk. Zij zijn de cast, neem ik aan, de Friends uit de serie, maar het zouden net zo goed zes werkloze acteurs uit West Covina kunnen zijn. Ik heb de serie nog nooit gezien. Brooke omhelst hen, bloost, stottert, ook al heeft ze al dagenlang met hen gerepeteerd. Ik heb nooit eerder gezien dat ze zich laat intimideren door beroemdheden. Toen ik haar voorstelde aan Barbra Streisand gedroeg ze zich niet zo.
Ik blijf iets achter haar staan, in de schaduw. Ik wil haar niet overschaduwen en bovendien heb ik geen zin om sociaal te zijn. Maar de acteurs zijn tennisfans en blijven me maar bij het gesprek betrekken. Ze vragen naar mijn blessure, feliciteren me met een succesvol jaar. Dat jaar voelt allesbehalve succesvol, maar ik bedank hen zo beleefd mogelijk en stap weer achteruit.
Ze blijven aandringen. Ze vragen naar de US Open. De rivaliteit met Pete. Hoe zit dat eigenlijk? Jullie betekenen allebei heel veel voor het tennis.
Ja, nou ja.
Zijn jullie vrienden?
Vrienden? Vroegen ze me dat echt? Vragen ze dat omdat zij Friends zijn? Ik heb er nooit eerder bij stilgestaan, maar ja, ik neem aan dat Pete en ik vrienden zijn.
Ik kijk Perry aan, op zoek naar steun. Maar hij gedraagt zich net als Brooke, is belachelijk geïntimideerd door deze beroemde acteurs. Eigenlijk gedraagt hij zich een beetje naïef, laat merken dat hij andere acteurs kent, speelt de insider.
Gelukkig wordt Brooke naar haar caravan geroepen. Perry en ik lopen met haar mee en houden haar gezelschap terwijl een clubje mensen met haar aan de slag gaat en haar plaagt en haar haren kamt, en een ander team zich bezighoudt met haar make-up en kleding. Ik kijk naar Brooke die naar haar spiegelbeeld kijkt. Ze is zo gelukkig, zo hyper, als een meisje voor haar eerste afspraakje, en ik voel me zo misplaatst. Ik voel dat ik me afsluit. Ik zeg de juiste dingen, glimlach en zeg bemoedigende dingen, maar vanbinnen voel ik een deur dichtslaan. Ik vraag me af of dit hetzelfde gevoel is dat Brooke heeft als ik gespannen ben voor een toernooi of als ik treur na een nederlaag. Mijn voorgewende belangstelling, mijn ingeblikte antwoorden, mijn uiteindelijke gebrek aan belangstelling, is dat waar ik haar de helft van de tijd toe dwing?
We lopen naar de set, een paars appartement met tweedehands meubels. We staan een beetje te staan en doden de tijd, terwijl forse mannen bezig zijn met het licht en de regisseur met schrijvers overlegt. Iemand doet een stand-up, probeert het publiek in de stemming te brengen. Ik ga op de eerste rij zitten, vlak bij een namaakdeur waardoor Brooke moet opkomen. Het publiek zit te kletsen, net als de crew. De spanning loopt op. Ik moet steeds gapen. Ik voel me net Pete, gedwongen naar Grease te kijken. Ik vraag me af waarom ik zoveel respect had voor Broadway en zoveel minachting voor dit hier.
Iemand roept: Stilte! Iemand anders roept: Actie! Brooke stapt naar voren en klopt op de namaakdeur. Die zwaait open en Brooke zegt haar eerste tekst. Het publiek lacht en juicht. De regisseur roept: Cut! Een vrouw in het publiek roept: Je doet het geweldig, Brooke!
De regisseur geeft Brooke een complimentje. Ze knikt. Dank je wel, zegt ze, maar ik kan het nog beter. Ze wil het nog een keer doen, ze wil nog een kans. Oké, zegt de regisseur.
Terwijl ze zich opmaken voor de volgende take, geeft Perry Brooke aanwijzingen. Hij heeft helemaal geen verstand van acteren, maar Brooke is zo onzeker dat ze op dit moment aanwijzingen van iedereen zou opvolgen. Ze luistert en knikt. Ze staan vlak bij me en hij instrueert haar alsof hij de baas is van de Actor’s Studio.
Op uw plaatsen, alstublieft!
Brooke bedankt Perry en rent naar de deur.
Stilte, allemaal!
Brooke sluit haar ogen.
Actie!
Ze klopt op de namaakdeur, doet de scène op precies dezelfde manier.
Cut!
Fantastisch, zegt de regisseur tegen Brooke.
Ze rent naar me toe en vraagt wat ik ervan vind. Geweldig, zeg ik, en ik lieg niet. Ze was ook geweldig. Ook al heb ik geen respect voor televisie, ook al walg ik van het net doen alsof, ik heb wel respect voor hard werken. Ik bewonder haar toewijding. Ze geeft zich helemaal. Ik kus haar en zeg dat ik trots op haar ben.
Ben je klaar?
Nee, ik moet nog een scène doen.
O.
We lopen naar een andere set, een restaurant. Brooke’s stalker-personage heeft een afspraakje met het object van haar affectie, Joey. Ze zit aan een tafeltje tegenover de acteur die Joey speelt. Weer oneindig lang wachten. Weer aanwijzingen van Perry. Eindelijk roept de regisseur: Actie!
De acteur die Joey speelt, lijkt een aardige vent. Maar als de scène is begonnen, realiseer ik me dat ik hem zal moeten slaan. Volgens het script moet Brooke Joey’s hand grijpen en likken. Maar ze legt het er een beetje dik bovenop en doet net alsof zijn hand een ijsje is. Cut! Dat was geweldig, zegt de regisseur, maar laten we het nog een keer proberen. Brooke lacht. Joey lacht, en veegt zijn hand af aan een servetje. Ik zit met grote ogen te kijken. Brooke heeft me niets verteld over dat gelik aan die hand. Ze wist wel wat ik dan zou zeggen.
Dit is niet mijn leven, dit kan mijn leven niet zijn. Ik ben hier niet echt, ik zit hier niet echt samen met tweehonderd andere mensen te kijken naar mijn vriendin die de hand van een andere man likt.
Ik kijk naar het plafond, in de lampen.
Ze gaan het nog een keer doen.
Stilte, alstublieft!
Actie!
Brooke pakt Joey’s hand en stopt hem in haar mond, tot aan de knokkels. Nu rolt ze met haar ogen en gaat met haar tong helemaal over...
Ik spring op en ren naar beneden, duw een deur open. Het is donker. Hoe heeft het zo snel donker kunnen worden? Vlak bij die deur staat mijn huurauto, een Lincoln. Perry en Brooke komen me achterna. Perry begrijpt er niets van. Brooke is woedend. Ze grijpt mijn arm en vraagt: Waar ga je naartoe? Je mag niet weggaan!
Perry vraagt: Wat is er mis? Wat is er aan de hand?
Dat weet je wel. Dat weten jullie wel.
Brooke smeekt me om te blijven. Perry ook. Ik zeg dat ik dat echt niet doe. Ik wil niet toekijken terwijl ze de hand van die man likt.
Doe dit alsjeblieft niet, zegt Brooke.
Ik? Ik? Ik doe helemaal niets. Ga maar terug en geniet. Neem nog wat hand. Maar ik ben weg.
Ik rijd in hoog tempo over de snelweg, switch van de linker- naar de rechterbaan. Ik weet niet waar ik naartoe ga, weet alleen dat ik niet terugga naar Brooke’s huis. Fuck that . Opeens realiseer ik me dat ik helemaal naar Vegas wil en niet zal stoppen tot ik er ben. Dat voelt als een belangrijk besluit. Ik geef vol gas en raas de stad uit, de woestijn in, met tussen mij en mijn bed alleen een stuk leeg land en heel veel sterren.
Als de radio ermee ophoudt, probeer ik mijn emoties te begrijpen. Ik was jaloers, natuurlijk, maar ook in de war, niet mezelf. Net als Brooke speelde ik een rol, de rol van Dopey Boyfriend , en ik dacht dat ik dat wel kon. Maar toen ze die hand begon te likken, kon ik die rol niet langer volhouden. Natuurlijk heb ik Brooke op het toneel wel eerder een man zien kussen. Ik heb zelfs een keer een griezel ontmoet die me zo nodig moest vertellen dat hij een keer op een filmset met mijn vriendin had gevreeën toen ze vijftien was. Maar dit is anders. Dit gaat te ver. Ik weet niet precies waarom, maar het is wel zo.
Om twee uur ’s nachts stop ik voor mijn vrijgezellenhonk. De rit heeft me vermoeid en de angel uit mijn woede gehaald. Ik ben nog wel boos, maar voel me ook schuldig. Ik bel Brooke.
Het spijt me. Ik moest gewoon weg.
Ze zegt dat iedereen vroeg waar ik was. Ze zegt dat ik haar heb vernederd, haar grote doorbraak in gevaar heb gebracht. Ze zegt dat iedereen haar vertelde hoe goed ze was, maar dat ze niet van haar succes heeft kunnen genieten omdat de enige met wie ze dat had willen delen was vertrokken.
Je hebt me ontzettend afgeleid, zegt ze, op luide toon nu. Ik moest je uit mijn hoofd zetten zodat ik me op mijn tekst kon concentreren, zodat het allemaal veel moeilijker was. Als ik ooit zoiets bij jou zou doen, tijdens een match, zou je woedend zijn.
Ik kon niet aanzien dat je de hand van die vent likte.
Ik was aan het acteren, Andre. Acteren! Was je soms vergeten dat ik actrice ben, dat ik de kost verdien met acteren, dat het allemaal niet echt is?
Kon ik dat maar vergeten.
Ik begin mezelf te verdedigen, maar Brooke zegt dat ze het niet wil horen. Ze verbreekt de verbinding.
Ik sta midden in mijn woonkamer en voel de vloer trillen. Ik denk even dat het een aardbeving is. Ik weet niet wat ik moet doen, waar ik moet gaan staan. Ik loop naar de plank waar mijn tennistrofeeën op staan en pak er eentje af. Ik smijt hem door de woonkamer, door de keuken. Hij breekt in stukken. Ik pak er nog eentje en smijt hem tegen de muur. De ene na de andere trofee smijt ik kapot. Davis Cup? Daar! US Open? Weg ermee! Wimbledon? Smijt, smijt! Ik haal de rackets uit mijn tennistas en probeer de salontafel kapot te slaan, met als enige resultaat dat de rackets aan diggelen gaan. Ik raap de kapotte trofeeën op en smijt ze weer tegen de muren en dan tegen allerlei andere dingen in huis. Als ik de trofeeën niet nog kapotter kan gooien, val ik op de bank, die vol ligt met kalk van de gebutste muren.
Uren later open ik mijn ogen. Ik bekijk de schade alsof iemand anders die heeft veroorzaakt, en voor een deel is dat ook zo. Het was iemand anders. De iemand die de helft van de ellende veroorzaakt die ik veroorzaak.
De telefoon gaat. Brooke. Ik bied weer mijn excuses aan, vertel haar dat ik mijn trofeeën kapot heb gegooid. Ze klinkt vriendelijker. Ze maakt zich zorgen. Ze vindt het verschrikkelijk dat ik zo opgefokt was, dat ik jaloers werd, dat ik me ellendig voel. Ik zeg dat ik van haar houd.
Een maand later ben ik in Stuttgart voor het begin van het indoorseizoen. Als ik alle plaatsen in de wereld zou opschrijven waar ik niet wil zijn, alle continenten en landen, steden en dorpen, gehuchten en vestingwerken, dan zou Stuttgart bovenaan staan. Ook al leef ik duizend jaar, dan nog zal me in Stuttgart nooit iets goeds overkomen. Ik heb niets tegen Stuttgart, maar ik wil er alleen niet zijn, nu niet, om te tennissen.
Toch ben ik er, en het is een belangrijke partij. Als ik win, kan ik mijn nummer-éénpositie handhaven, wat Brad zo graag wil. Ik speel tegen MaliVai Washington, die ik goed ken. Als junior heb ik vaak tegen hem gespeeld. Goede sportman, dekt de hele baan af als een laag teer, het kost me altijd veel moeite hem te verslaan. Hij heeft stalen benen, dus daar kan ik hem niet op aanvallen. Ik kan hem niet uitputten zoals een gewone tegenstander. Ik moet slimmer spelen dan hij. Dat doe ik dus. Ik sta een set voor, speel lekker, tot ik het gevoel heb dat ik in een muizenval trap. Ik kijk naar beneden. De zool van mijn schoen is eraf.
Maar ik heb geen extra paar schoenen bij me.
Ik vraag om een onderbreking, zeg tegen de scheidsrechters dat ik andere schoenen moet hebben. Uit de luidsprekers komt een mededeling, in dringend staccato-Duits. Kan iemand een schoen aan meneer Agassi lenen? Maat 44?
Het moet wel een Nike zijn, voeg ik eraan toe. Staat in mijn contract.
Een man hoog op de tribune staat op en zwaait met zijn schoen. Hij wil me heel graag zijn Schuh lenen, zegt hij. Brad loopt naar boven en haalt hem op. Hoewel de schoen maat 42 is, wring ik me erin als een soort van halvegare Assepoester en hervat het spel.
Is dit mijn leven?
Dit kan mijn leven niet zijn.
Ik speel een wedstrijd voor de nummer-éénranking in een schoen die ik van een onbekende man heb geleend in Stuttgart. Ik denk aan mijn vader, die toen wij nog klein waren onze schoenen met tennisballen repareerde. Dit voelt nog vreemder, belachelijker. Opeens ben ik uitgeput en vraag me af waarom ik er niet gewoon mee ophoud. De baan af. Weggaan. Waarom speel ik door? Hoe krijg ik het voor elkaar dat ik voor een bepaalde slag kies en mijn service houd en zijn service breek? Geestelijk ben ik al vertrokken. Ik ga naar de bergen, huur een skihut, maak een uitsmijter voor mezelf, leg mijn voeten op tafel, adem de sneeuwachtige, harsachtige geur van het bos in.
Ik zeg tegen mezelf: Als ik deze match win, houd ik ermee op. En als ik deze wedstrijd verlies, houd ik er ook mee op.
Ik verlies.
Ik stop er niet mee. In plaats daarvan doe ik precies het tegenovergestelde: ik stap in een vliegtuig naar Australië om aan een grandslamtoernooi mee te doen. Ik voel geen enkele emotie. Ik zie er verschrikkelijk uit: mijn ogen zijn bloeddoorlopen, mijn gezicht is grauw. De vliegmaatschappij zou me eruit moeten trappen. Ik trap mezelf er bijna uit. Een paar minuten nadat Brad en ik aan boord zijn gegaan, spring ik bijna uit mijn stoel en ren weg. Maar over een paar dagen al begint de Australian Open van 1996 en ik ben de titelverdediger. Brad ziet mijn gezicht en pakt me bij de arm.
Kom op, zegt hij, ontspan. Je weet maar nooit. Misschien gaat er wel iets goeds gebeuren.
Ik neem een slaappil en een glas wodka en als ik mijn ogen weer opendoe, taxiet het vliegtuig naar de gate in Melbourne. Brad rijdt ons naar het hotel, het Como. Mijn hoofd is wazig. Een piccolo brengt me naar mijn kamer, met een piano en een wenteltrap met glimmende houten treden in het midden. Ik sla een paar toetsen van de piano aan en strompel de trap op, richting bed. Ik val achterover. Mijn knie slaat tegen de scherpe rand van de metalen balustrade en scheurt open. Ik val van de trap. Overal bloed.
Ik bel Gil. Hij is er binnen twee minuten. Hij zegt dat het de patella is, de knieschijf. Nare snee, zegt hij. Flinke kneuzing. Hij verbindt de wond en legt me op de bank. De volgende ochtend mag ik niets doen van hem. Hij laat me een paar dagen niet trainen. We moeten voorzichtig zijn met die knieschijf, zegt hij. Ik vraag me af of dat ding het zeven partijen volhoudt.
Zichtbaar hinkend speel ik de eerste ronde met een verband om mijn knie en een waas voor mijn ogen. Alle fans, sportjournalisten en commentatoren zien meteen dat ik niet zo speel als een jaar geleden. Ik verlies de eerste set en sta in de tweede al snel twee breaks achter. Ik zal de eerste titelverdediger worden sinds Roscoe Tanner die er in een slam al in de eerste ronde uitvliegt.
Ik speel tegen de Argentijn Gastón Etlis, wie dat ook wezen mag. Hij ziet er niet eens uit als een tennisser. Hij ziet eruit als de invalkracht voor een leraar. Hij heeft zweterige krullen en een dreigend uitziende baardschaduw. Hij doet anders altijd mee aan het dubbelspel, maar speelt nu singles omdat hij zich als door een wonder heeft kunnen kwalificeren. Het lijkt hem zelf ook te verbazen dat hij hier staat. Zo’n vent versla ik normaal gesproken al in de kleedkamer door hem alleen maar aan te kijken, maar nu staat hij voor in de tweede set. Jezus. En hij is degene die lijdt. Ik zie er misschien gepijnigd uit, maar hij lijkt in paniek. Hij ziet eruit alsof er een gigantische brulkikker in zijn keel zit. Ik hoop maar dat hij het lef heeft me uit het toernooi te knikkeren, me af te maken, zodat ik in elk geval vroeg verlies en er snel vandoor kan.
Maar Etlis verkrampt, doet gekke dingen, neemt verbijsterend slechte beslissingen.
Ik begin me zwak te voelen. Die ochtend heb ik mijn hoofd geschoren, helemaal kaal, omdat ik mezelf wilde straffen. Waarom? Omdat het nog steeds steekt dat ik Brooke’s rol bij Friends heb verstierd, omdat ik al mijn trofeeën kapot heb gesmeten, omdat ik naar een slam ben gekomen zonder me erop voor te bereiden, en omdat ik tijdens die verdomde US Open van Pete heb verloren. Je kunt de man in de spiegel niet voor de gek houden, zegt Gil altijd, en dus ga ik die man laten boeten. Mijn bijnaam tijdens dit toernooi is The Punisher, omdat ik mijn tegenstanders alle hoeken en gaten van het centercourt laat zien. Nu ben ik vast van plan mijn hardnekkigste tegenstander te straffen, mezelf, door mijn hoofd te laten verbranden.
Taak volbracht. De Australische zon grilt mijn schedel. Ik scheld mezelf uit, vergeef mezelf, druk op reset en forceer in de tweede set een tiebreak. Die ik win.
In gedachten ben ik elders. Wat kan ik verder nog met mijn leven gaan doen? Moet ik met Brooke trouwen? Moet ik het uitmaken? Ik verlies de derde set. Weer kan Etlis de weelde niet aan. Ik win de vierde set na alweer een tiebreak. In de vijfde set raakt Etlis uitgeput, geeft het op. Ik ben niet trots en niet opgelucht. Ik schaam me. Mijn hoofd lijkt wel een bloedblaar. Plak een pleister op zijn hersens. Verslaggevers vragen later of ik niet bang was voor een zonnesteek. Geloof me, zeg ik, ik heb wel iets anders om me druk over te maken.
In de kwartfinale speel ik tegen Courier. Hij heeft me zes keer achter elkaar verslagen. We hebben verschrikkelijke gevechten uitgevochten, op de baan en in de kranten. Nadat hij me in 1989 had verslagen op Roland Garros klaagde hij over alle aandacht die ik kreeg. Hij zei dat hij het gevoel had dat hij altijd de tweede viool speelde.
Klinkt alsof hij onzeker is, zei ik tegen de verslaggevers.
Waarna Courier reageerde met: Ik zou degene zijn die onzeker is?
Hij ergert zich er ook aan dat ik telkens van uiterlijk en stemming wissel. Na de vraag wat hij vond van de nieuwe Agassi, antwoordde hij een keer: Bedoel je de nieuwe Agassi, of de níéuwe nieuwe Agassi? Nadien hebben we het bijgelegd. Ik heb Courier verteld dat ik blij voor hem ben met zijn succes, dat ik hem als een vriend beschouw. Dat is dan wederzijds, zei hij. Maar er hangt nog altijd een bepaalde spanning tussen ons, en dat zal misschien altijd wel zo blijven, in elk geval tot een van ons met tennissen stopt, omdat onze rivaliteit al speelt sinds onze puberteit, sinds Nick.
De partij begint laat, is vertraagd door de kwartfinale bij de vrouwen. Het is al bijna middernacht als we de baan op gaan. We spelen negen games zonder break. Het is niet anders. Dan begint het te regenen. Men zou het dak kunnen sluiten, maar dat zou veertig minuten duren. Ze vragen of we niet liever de volgende dag terugkomen. We zeggen allebei ja.
Slapen helpt. Ik word uitgerust wakker, wil Courier verslaan. Maar aan de andere kant van het net staat niet Courier, maar een vage kopie van hem. Ondanks zijn voorsprong van 2-0 in sets ziet hij er gespannen uit, opgebrand. Ik herken die blik. Die heb ik al heel vaak in de spiegel gezien. Ik leg alles in mijn slagen. Ik win de partij, versla Courier voor het eerst in jaren.
Als verslaggevers me vragen stellen over Couriers spel, zeg ik: Hij is niet waar hij wil zijn.
Ik wil zeggen: Dat hebben wel meer mensen.
Dankzij deze overwinning krijg ik mijn nummer-éénranking terug. Alweer heb ik Pete onttroond, maar dat herinnert me opnieuw alleen maar aan al die keren dat ik hem niet heb verslagen.
In de halve finale speel ik tegen Chang. Ik weet dat ik van hem kan winnen, maar ik weet ook dat ik zal verliezen. Eigenlijk wil ik verliezen, moet ik verliezen, omdat Becker me in de finale te wachten staat. Het laatste wat ik nu kan gebruiken is een nieuwe heilige oorlog met Becker. Dat zou ik nu niet aankunnen. Daar ben ik nu niet klaar voor en dat betekent dat ik van hem zou verliezen. Als ik mag kiezen tussen Becker en Chang, dan verlies ik nu liever van Chang. Bovendien is het psychisch gezien makkelijker om in de halve finale te verliezen dan in de finale.
Daarom verlies ik nu. Gefeliciteerd, Chang. Ik hoop dat jij en de Messias gelukkig zullen worden.
Maar het valt nog niet mee om expres te verliezen. Dat is nog bijna moeilijker dan winnen. Je moet zodanig verliezen dat het publiek het niet merkt én zodanig dat jijzelf het niet merkt. Je mag je namelijk niet helemaal bewust zijn van het feit dat je expres verliest. Niet eens een beetje bewust. Want je geest mag het dan opgeven, je lichaam vecht door. Spiergeheugen. Het is niet eens je geest die expres verliest, maar een afscheidingsbeweging, een splintergroepering. De expres foute keuzes worden gemaakt op een duistere plek, ver onder het oppervlak. De kleine dingen die je moet doen, doe je niet. Je rent niet die extra paar centimeter, je rekt je niet helemaal uit. Je stopt net iets te laat. Je buigt en duikt net iets te weinig. Je wordt stijf, gebruikt je benen en heupen niet. Je maakt een slordige fout, compenseert die fout met een spectaculair shot, dan maak je nog twee fouten en langzaam maar zeker kom je achter te staan. Je denkt nooit: Nu sla ik deze bal in het net. Het ligt ingewikkelder, lastiger.
Tijdens de persconferentie na de match zegt Brad tegen de verslaggevers: Vandaag is Andre tegen een muur opgelopen.
Dat is zo, denk ik. Dat klopt. Maar ik zeg niet tegen Brad dat ik elke dag tegen die muur oploop. Hij zou verbijsterd zijn als hij wist hoe goed het voelde om vandaag tegen die muur op te lopen, dat ik blij ben dat ik heb verloren, dat ik liever in het vliegtuig terug naar Los Angeles zit dan dat ik me andermaal voorbereid op een partij tegen onze oude vriend B.B. Socrates. Ik ben overal liever dan hier, zelfs in Hollywood, mijn volgende stop. Omdat ik heb verloren, ben ik maar net op tijd terug voor de Super Bowl en voor de speciale aflevering van een uur van Friends , met in een van de hoofdrollen Brooke Shields.