43

Als Meesteres van de Dood kwam ze naar het gezelschap toe, langer nog dan Allanon, met lang grijs haar, dik gevlochten met nachtschade, zwarte gewaden die haar slanke gestalte omhulden, en geruis van zijde in de diepe stilte van de toren. Ze was mooi, met een verfijnd gelaat en een huid zo bleek dat ze bijna etherisch leek. Ze had iets tijdloos over zich, alsof ze er altijd was geweest en er altijd zou zijn. De stokmannen trokken zich bij haar nadering terug. Het geluid van hun houten benen werd een zwak geritsel in het donker. Ze liep achteloos voorbij en haar vreemde violetblauwe ogen lieten het drietal, dat als aan de grond genageld stond, niet los. Ze strekte haar handen uit, die klein en breekbaar waren en waarvan de vingers zich kromden alsof ze hen naar zich toe wilde halen.

'Mallenroh!' fluisterde Hebei voor de tweede keer vol verlangen. Ze bleef staan en haar volmaakte gezicht miste iedere uitdrukking toen ze neerzag op de oude man. Toen keerde ze zich naar Eretria en ten slotte naar Wil. Deze was zo koud geworden dat hij bibberde, ik ben Mallenroh,' zei ze. Ze klonk zacht en ver weg. 'Waarom zijn jullie hier?'

Niemand sprak, en ze konden hun ogen niet van haar afhouden. Ze wachtte even, waarop haar bleke hand langs hen heen ging. 'De Holten zijn taboe voor menselijke wezens. De Holten zijn mijn domein en ik heers hier over leven en dood. Wie me bevalt, gun ik het leven. Wie me mishaagt, moet dood. Zo is het altijd geweest en zo zal het altijd blijven.'

Ze keek hen nu een voor een aandachtig aan en vatte hun blik in de hare. Ten slotte bleef haar blik op Hebei rusten. 'Wie ben je, oude man? Waarom ben je naar de Holten gekomen?' Hebei slikte, ik zocht naar... naar u, denk ik,' stamelde hij. 'Ik heb iets voor u meegebracht, Mallenroh.' Ze strekte haar hand uit. 'Wat heb je voor me meegebracht?' Hebei nam de zak die hij droeg, maakte hem open en zocht erin. Even later haalde hij er een gepolijst eikenhouten beeldje uit. Het was Mallenroh, zo volmaakt gemodelleerd dat ze zo tot leven leek te kunnen komen. Ze nam het beeldje van de oude man aan en bekeek het, waarbij haar slanke vingers langzaam over het gladde oppervlak gleden. 'Heel mooi,' zei ze ten slotte. 'Dat bent u,' zei Hebei vlug.

Ze keek hem weer aan, en het beviel Wil niet wat hij zag. De glimlach die ze de oude man schonk, was vaag en koud.

'Ik ken jou,' zei ze, en zweeg terwijl haar ogen weer zijn gelooide gezicht bestudeerden. 'Lang geleden was het, op de rand van de Holten, toen je nog jong was. Een nacht waarin ik je...'

'Ik herinnerde me u,' fluisterde Hebei, naar het houten figuurtje wijzend, ik herinnerde me hoe u eruitzag.'

Naast Hebeis benen zat Drifter ineengedoken en jankte. Maar de oude man hoorde hem niet. Hij was volkomen gebiologeerd door de ogen van de Heks.

Ze schudde langzaam haar grijze hoofd. 'Het was een gril, een dwaasheid,' fluisterde ze. Met het beeldje in haar handen ging ze voor Eretria staan. De ogen van het Nomadenmeisje waren groot van angst toen de Heks op haar toeliep. 'Wat heb jij voor me meegebracht?' vroeg Mallenroh.

Eretria kon niets uitbrengen. Ze keek wanhopig naar Wil en toen weer naar Mallenroh. De hand van de Heks ging langs haar ogen in een kalmerend en tegelijk bevelend gebaar.

'Lekker ding,' glimlachte Mallenroh. 'Heb je jezelf meegebracht?'

Eretria's tengere lichaam beefde, ik... nee, ik...'

'Houd je van hem hier?' Mallenroh wees opeens naar Wil en keek hem aan. 'Hij houdt van iemand anders, denk ik. Een Elfenmeisje misschien? Is dat zo?'

Wil knikte traag.

Ze bleef hem aankijken en haar woorden waren indringend tot hem gericht. 'Jij bent degene met de tovenarij.' 'Tovenarij?' stamelde Wil.

Haar handen gleden weer in haar zwarte gewaad. 'Laat zien.'

Haar stem was zo dwingend dat Wil Ohmsford voor hij het wist zijn hand met het leren zakje opende.

Ze knikte vaag naar hem.

'Laat zien,' herhaalde ze.

Wil kon niet anders doen dan de Elfenstenen in zijn hand te laten glijden. Ze glansden en schitterden in zijn handpalm. Mallenroh hield haar adem in en strekte een hand ernaar uit. 'Elfenstenen,' zei ze zacht. 'Blauw voor de Zoeker.' Ze keek Wil aan. is dat je geschenk voor mij?'

Wil probeerde te spreken, maar de kou verstijfde hem en hij kon geen woord uitbrengen. Zijn uitgestrekte hand kon hij niet terugtrekken. Mallenrohs ogen keken diep in de zijne; wat hij zag, maakte hem doodsbang. Ze wilde hem laten weten wat ze met hem kon doen. De Heks trad achteruit. 'Wisp!' riep ze.

Uit de schaduw kwam een klein, harig wezen met het voorkomen van een Gnoom en het gezicht van een verschrompelde oude man. Hij ging naast Mallenroh staan en keek gespannen naar haar kille gezicht. 'Ja, Vrouwe. Wisp dient alleen u.'

'Er zijn geschenken...' Ze glimlachte vaag en zweeg.

Zonder iets te zeggen overhandigde ze Wisp het houten beeldje en ging toen weer voor Hebei staan. Wisp liep gedienstig mee en boog zich in de plooien van haar gewaad.

'Oude man,' zei ze tegen Hebei, met haar gezicht dicht bij het zijne. 'Wat moet ik met jou doen?'

Hebei leek weer bij zinnen. Zijn ogen staarden niet meer toen hij de Heks even aankeek. 'Met mij? Ik weet het niet.'

Haar glimlach was hard. 'Misschien zul je hier in de Holten moeten blijven.'

'Het doet er niet toe,' zei hij, alsof hij wel voelde dat de Heks toch met hem zou doen wat ze wilde. Toen keek hij op. 'Maar de Elflings, Mallenroh. Help ze. U kunt...' 'Hen helpen?' onderbrak ze hem.

De oude man knikte, ik blijf als u dat wilt. Voor mij is niets belangrijk. Maar laat hen gaan. Geef hen de hulp die ze nodig hebben.' Ze lachte hard. 'Misschien kun jij iets doen om hen te helpen, oude man.'

'Maar ik heb al gedaan wat ik kon...'

'Misschien niet. Als ik je zeg dat je nog iets kunt doen, zou je daar toch wel toe bereid zijn?'

Ze keek de oude man strak aan. Wil zag dat de Heks een spelletje met hem speelde.

Hebei keek onzeker, ik weet het niet.'

'Natuurlijk weet je het wel,' zei ze zacht. 'Kijk me aan.' Zijn hoofd ging omhoog. 'Zij zijn je vrienden. Je wilt ze toch helpen?' Wil was radeloos. Er was iets verschrikkelijks aan de gang, maar hij kon niets doen om Hebei te waarschuwen. Hij zag iets van Eretria's angstige gezicht. Ook zij voelde het gevaar. Hebei voelde het ook. Maar hij voelde tevens dat hij er niet aan ontkwam. Zijn ogen keken de Heks aan. ik wil hen helpen.' Mallenroh knikte. 'Het zal gebeuren, oude man.' Ze raakte zijn gezicht aan. Hebei zag in de ogen van de Heks waar hij aan toe was. Drifter kwam overeind en ontblootte zijn tanden, maar Hebei hield hem bij zijn nekvel vast. De tijd van verzet was voorbij. De vingers van de Heks streken zachtjes over de baardige wang van de oude man en zijn hele lichaam leek plotseling te verstijven. Nee! wilde Wil schreeuwen, maar het was al te laat. Mallenrohs mantel omhulde Hebei en Drifter en ze waren niet meer te zien. De mantel bleef even om hen heen en gleed toen weg. Alleen Mallenroh stond er nog, met in een hand een volmaakt gesneden houten beeldje van de oude man en de hond.

'Op deze manier help je ze het beste.' Ze glimlachte kil.

Ze overhandigde de houten figuren aan Wisp. Toen wendde ze zich tot Eretria.

'En wat zullen we met jou gaan doen, lekker ding?' fluisterde ze. Haar hand ging met een wijzende vinger omhoog. Eretria moest op haar knieën, met gebogen hoofd. De vingers weken en Eretria's handen strekten zich naar de Heks in een gebaar van onderwerping. Tranen liepen over haar gezicht. Mallenroh keek even toe en richtte haar blik toen plotseling op Wil. 'Wil je haar ook een houten beeldje zien worden?'

Haar stem ging de Lommerdaler door merg en been. Hij kon nog steeds niet spreken.

'Of het Elfenmeisje misschien? Je weet natuurlijk dat ik haar hier heb.'

Ze wachtte niet op de reactie die hij toch niet kon geven. Ze trad naar voren en haar lange gestalte boog zich tot haar gezicht bij het zijne was. ik wil de Elfenstenen, en jij zult ze me geven. Je zult ze me geven, Elfling, want ik weet dat ze nutteloos zijn als ik ze je afneem.' Haar violetblauwe ogen doorboorden hem. ik wil hun toverkracht, begrijp je? Ik ken hun waarde veel beter dan jij. Ik ben ouder dan deze wereld en haar volken, ouder dan de Druïden die op Paranor met magie speelden die mijn zuster en ik allang beheersten. Hoewel ik niet van Elfenbloed ben, is mijn bloed van alle volken, en daarom beheers ik hun kracht. Maar zelfs ik kan de wet niet breken die hun kracht in het leven roept. De Elfenstenen moeten vrijwillig worden geschonken. En dat zal gebeuren.'

Haar hand kwam dicht bij zijn gezicht en raakte het bijna aan. 'Ik heb een zuster, Elfling - Morag noemt ze zichzelf. We wonen al eeuwen in deze Holten en staan bekend als de Heksenzusters, de laatste van onze Sabbath. Lange tijd geleden leverde ze me een lelijke streek en dat heb ik haar nooit vergeven. Ik zou met haar hebben afgerekend als onze krachten niet zo in evenwicht waren dat geen van beiden de overhand kan krijgen. Ah, maar de Elfenstenen zijn een tovermiddel dat mijn zuster niet bezit, een middel waarmee ik haar klein kan krijgen. Morag - vervloekte Morag! Leuk om haar dienstbaar te zien als deze houten mannetjes! Leuk om die gehate stem tot zwijgen te brengen! O, wat heb ik lang moeten wachten tot ik haar kwijtraakte, Elfling! Zo lang!' Haar stem weergalmde tussen de muren van de toren. Haar mooie, koude gezicht wendde zich af en de slanke armen vouwden zich onder het zwarte gewaad. Wil Ohmsford voelde het zweet over zijn lichaam lopen.

'De Elfenstenen zijn je geschenk voor mij,' fluisterde ze. 'Mijn geschenk voor jou is je leven en dat van de twee meisjes. Neem mijn geschenk aan. Denk aan de oude man. Denk voor je je keuze maakt aan hem.'

Ze zweeg toen de deur van de toren openging om een paar stokmannen binnen te laten. Ze kwamen krakend met hun houten benen naar haar toe en gingen om haar heen staan. Ze boog zich even over hen heen, ging rechtop staan en keek Wil aan. 'Je bracht een Demon in de Holten,' schreeuwde ze. 'Een Demon - na al die jaren! Die moet worden gevonden en vernietigd. Wisp, zijn geschenk!' Het harige wezen schoot toe en nam de hulpeloze Lommerdaler het zakje en de Elfenstenen af. Het verkreukelde gezicht keek naar hem op en verdween toen weer in de plooien van Mallenrohs gewaad. De heks hief haar hand op en Wil voelde zich plotseling zwak worden. 'Onthoud wat je heb gezien, Elfling.' Haar stem klonk nu ver weg. ik beschik over leven en dood. Kies eieren voor je geld.' Ze liep langs hem heen en verdween door de open deur.

Wil had geen kracht meer en hij zag wazig. Naast hem zakte Eretria in elkaar. Toen viel ook hij. Het laatste dat hij zich herinnerde, was het gevoel van houten vingers die zich om zijn lichaam sloten.