37
‘Ga opzij!’ Ik knelde de mobiele telefoon tussen mijn oor en schouder en drukte weer op de toeter, maar de eikel in de Subaru weigerde van de buitenste rijstrook af te gaan. ‘Kom op, Henry, neem die klotetelefoon op!’
Eindelijk ging de eikel naar de andere rijbaan en kon ik weer gas geven. Deed of ik zijn opgestoken vinger niet zag in de achteruitkijkspiegel.
Voicemail. ‘Henry, waar zit je, verdomme? Bel me terug.’ Ik probeerde Rhona.
Velden met rijen polyether tunnels vlogen voorbij. Een groen bord: a90, dundee 14, forfar 34, oldcastle 51, aberdeen 112.
‘Chef? Jezus, ik hoorde het van Katie. Gaat het een beetje?’
‘Eindelijk iemand die de telefoon opneemt, verdomme!’ De snelheidsmeter ging naar de 130.
‘… ik heb geen…’
‘Je moet wat namen voor me door de politiecomputer halen, maar niemand mag het weten, oké?’ Ik trok mijn notitieboekje tevoorschijn, klemde het tegen het stuur en bladerde door de bladzijden. Las de lijst namen op die Len me had gegeven. Liet haar de namen herhalen. ‘Ik meen het – je zegt er niks over. Niet tegen Weber, niet tegen Dickie, zelfs niet tegen Gladde Dave.’
Niets.
‘Rhona?’
‘Waarom heb je niet eerst mij gebeld? Je zei dat niemand de telefoon opnam, waarom heb je mij niet gebeld? Ik zou je geholpen hebben, ik help je altijd, ik heb je overhemden gestreken!’
Alsof ik nog niet genoeg sores had. ‘Rhona, maandag gaat de Birthday Boy mijn kleine meisje vermoorden, oké? Ik heb nu wat anders aan mijn hoofd.’
De meter ging naar de 150 en mijn voet stond plat op de vloer – dat was het, meer had de Renault niet te bieden. Ik smeet het notitieboekje op de passagiersstoel. Brulde langs een oplegger met scotiabrand tasty chickens ltd. they’re fan-chicken-tastic aan de zijkant.
Aan de andere kant van de lijn schraapte Rhona haar keel. ‘Sorry, ik bedoelde het niet…’
‘Laat maar. Ik ben…’ Ik haalde diep adem. ‘Ik waardeer je hulp. Het is… geen topdag.’
Agent Julie Wilson tolde rond op een draaistoel, met haar handen gericht op de plafondtegels, haar lange blonde haar zwierde achter haar aan. ‘Tweééé-nul, twéééé-nul.’ Ze hield abrupt op. Deed haar mond dicht. Schoof een beetje heen en weer. ‘Sorry, chef.’
Het recherchekantoor was halfleeg. Op de tafel bij de waterkoker stond een radiootje dat de wedstrijd tussen de Warriors en Aberdeen uitkraakte. ‘En dan is het Morrison naar Chepski, Chepski naar Woods…’ Het geloei van het publiek dat zong: ‘We maken gehakt van jullie…’
Julie stond haastig op, trok haar zwarte t-shirt recht. ‘We vinden het allemaal heel erg, van Katie. Ik wilde niet… Kan iemand die kloteradio uitzetten?’
Een van de oudere agenten drukte op de knop.
Stilte.
Ze keek omlaag naar haar voeten. ‘Sorry, chef.’
Ik liep door naar het kantoor van Weber.
Hij zat achter zijn bureau, zijn gezicht een en al kreukels en lijnen. Niet moeilijk te zien waarom – commissaris Drummond zat stijf rechtop in een van de bezoekersstoelen, sergeant Smith-de-pik in de andere. Allebei draaiden zich naar me om.
Weber zette zijn bril af en poetste de glazen op met een zakdoek. ‘Hoe is Michelle eronder?’
‘Ik…’ Ik had het haar niet eens gevraagd, was hem gewoon gesmeerd om Len op te zoeken. ‘Hebben jullie Wallace al opgehaald?’
‘We hadden het net over de stille tocht. Natuurlijk zullen we nu ook Katie erbij…’
‘Hebben jullie hem of niet?’
De commissaris veegde een pluisje van zijn broekspijp. ‘Ik vond het heel naar toen ik hoorde over je dochter, rechercheur Henderson. Maar ik maak me wel een beetje zorgen over wat er gebeurd is met die…’ Hij trok een wenkbrauw op naar Smith.
‘Noah McCarthy, meneer.’
‘Dank u, sergeant. Hij heeft een klacht ingediend. Beweert dat jij hem hebt aangevallen en dat je hebt geprobeerd hem van de veertiende verdieping naar beneden te gooien?’
‘Hij kan naar de hel lopen.’ Ik keek Weber aan. ‘Steven Wallace.’
Weber zuchtte. ‘Ik heb elke beschikbare patrouillewagen ingezet om de straten af te zoeken naar Katie, en iedereen die dienst heeft, is ermee…’
‘Waarom hebben jullie hem niet opgehaald?’
Commissaris Drummond verstijfde nog verder. ‘Omdat, agent, wij mensen niet “ophalen” zonder arrestatiebevel, en we kunnen geen arrestatiebevel krijgen als we niks kunnen bewijzen.’
‘Volgens dr. McDonald past hij in het profiel!’
‘Dr. McDonald is nauwelijks droog achter de oren, rechercheur.’ Drummond stond op. ‘De officier heeft wel ietsje meer nodig dan de mening van jouw doktertje voordat we een lid van de gemeenschap gaan waterboarden.’ Hij pakte zijn pet op en stak die onder zijn arm. ‘Willen jullie me excuseren? Ik moet verslag gaan uitbrengen aan de hoofdcommissaris. Brigadier Smith zal je verklaring opnemen over de onverkwikkelijke gebeurtenissen van vanochtend. Ik verwacht dat je hem je volledige medewerking verleent.’
Onderweg naar de deur bleef de commissaris even staan om me een klopje op mijn schouder te geven. ‘We doen wat we kunnen om je dochter terug te krijgen.’ En weg was hij.
Mocht blij zijn dat ik niet alle vingers van zijn ellendige hand had gebroken.
Smith verhief zich van zijn stoel. Glimlachte. ‘Zullen we het ons ergens gemakkelijk maken?’
De verhoorkamer stonk naar voeten en kool.
Brigadier Smith trommelde met zijn vingers op het tafelblad en gaf de tijd aan voor het bandje dat in de recorder ronddraaide. ‘Zo doen ze dat dus, bij de recherche in Oldcastle? Verdachten half doodslaan?’
‘Ik heb je verteld wat er is gebeurd. Twéé keer.’ Ik leunde voorover. De stoel bleef rotsvast op de vloer staan, op zijn plaats gehouden door vier dikke schroeven. Niet zoals de stoelen aan de andere kant van de tafel, waar de politieagenten zaten. ‘Moet ik het voor je uitspellen of ben je doof geworden van het schapenneuken?’
De geüniformeerde agent achter me maakte een proestend geluid. Probeerde er snel een kuch van te maken.
Smit kneep zijn ogen tot spleetjes, lippen op elkaar gedrukt onder die lange puntneus. ‘Is er iets, agent Dawson?’
Nog een kuch. ‘Iets in mijn keel, meneer.’ Dawson – hij stond op de lijst die Sabir me had gemaild toen we op Shetland waren.
Ik draaide me om in mijn stoel. ‘Je heet Tim, toch?’
‘Ja chef.’ Hij glimlachte, waarbij hij een mondvol scheve tanden liet zien – stond goed bij zijn scheve neus en schuin afstaande oren.
Smith keek naar de tegels tegen het plafond. ‘Hoe vaak…? Agent, we spreken rechercheurs niet aan als…’
‘Jij hebt de gezinnen van de Birthday Boy-slachtoffers nagetrokken op de politiecomputer, hè?’
Hij knipperde met zijn ogen. ‘Ja, een paar keer. Hoezo?’
Smith roffelde met zijn knokkels op het bladderende tafelblad. ‘Dat is wel genoeg, agent. Rechercheur Henderson, heb je enig idee hoeveel schade je hebt aangericht bij Noah McCarthy? Hij…’
‘Waarom heb je dat onderzoek gedaan?’
‘Geen idee, chef. Denk dat het voor een van de hoge pieten was – ja, de commissaris wilde het.’
‘Agent! Dit is een serieus onderzoek naar politiegeweld, we zijn verdomme niet op een theekransje!’
Ik haalde mijn telefoon tevoorschijn en belde Gladde Dave – hij stond ook op de lijst. Stelde hem dezelfde vraag.
‘Die klootzak van een Drummond natuurlijk. Stijve hark – knapt nooit zijn eigen smerige klusjes op. Hoezo?’
Ik hing op en probeerde nog een paar namen, terwijl brigadier Smith trillend en met uitpuilende ogen tegenover me zat en een schattig roze kleurtje kreeg.
Allemaal noemden ze commissaris Drummond.
Smith gaf een klap op het tafelblad. ‘Rechercheur Henderson, ik stá erop dat…’
‘Verhoor beëindigd om vijftien uur tweeëndertig.’ Ik schoof van mijn onbeweegbare stoel en stond op. Greep mijn jasje. ‘Bedankt, Tim.’
‘Rechercheur Henderson, dit verhoor is pas afgelopen als ik zeg dat het afgelopen is… Rechercheur Henderson!’
Ik knalde de deur achter me dicht.
‘… wacht, nee! Hij zit in een bespreking, je kunt niet naar binnen!’ Nicola was nog maar half opgestaan, toen ik al de kamer van commissaris Drummond binnenstormde. ‘Rechercheur Henderson!’
Het was enorm – houten lambrisering aan de muren, veel teak meubelen, een dieprood kamerbreed tapijt, panoramaramen die uitkeken over Camburn Woods. Niet één archiefkast of whiteboard.
Drummond stond met één hand achter zijn rug, in de andere een groot glas whisky, een golfbaangrijns bevroren op zijn skeletachtige gezicht. ‘Is er iets aan de hand?’
Nicola kwam naast me tot stilstand, een en al gekreukt vest en helrode nagellak. ‘Het spijt me, meneer, hij rende me gewoon voorbij…’
Achterovergeleund op Drummonds leren bank zat een lange, witharige man in donkerblauw pak, zijn benen over elkaar geslagen, een minzame glimlach op zijn gebruinde gezicht. Tussen zijn vingertoppen bungelde een kristallen whiskyglas. ‘Interne problemen, Gary?’
Het bloed steeg commissaris Drummond naar de wangen. ‘Peter, dit is rechercheur Henderson. Henderson, dit is Lord Forsyth-Leven.’
De man kwam overeind van de bank en stak me zijn hand toe. ‘Uw welwillende plaatselijke parlementslid.’ De glimlach verdween van zijn gezicht. ‘Ik heb het nieuws over uw dochter op de radio gehoord, ik vind het verschrikkelijk. Als er iets is wat ik kan doen, dan kunt u me altijd…’
‘Rot maar gewoon op.’
Zijn ogen werden groot. ‘O…’
Nicola greep me bij mijn mouw. ‘Rechercheur Henderson, kom mee, we zullen een lekker kopje thee…’
‘Jíj!’ Ik priemde mijn vinger richting Drummond. ‘Al die tijd hebben we geprobeerd erachter te komen hoe de Birthday Boy weet waar hij zijn kaarten naartoe moet sturen. Wat blijkt? De enige plek waar je alle informatie over de gezinnen kunt vinden, is de Nationale Politiecomputer.’
‘Mijn excuses hiervoor, Peter.’ Drummond zette zijn glas op een blad en sloeg zijn armen over elkaar. ‘Nou en?’
‘Je hebt iedereen zover gekregen om het voor je te doen, hè? Je laat adjudanten en brigadiers en iedereen uit de lagere rangen het systeem doorzoeken, want je weet dat zij geen vragen stellen.’
Drummonds mondhoeken gingen omhoog in een lachje. ‘Wil je nou echt beweren dat ik de Birthday Boy ben?’
Nicola trok weer aan mijn mouw. ‘Het spijt me, meneer.’ Fluisterde tegen mij: ‘Kom nou, Ash, je zet jezelf voor schut.’
‘Rechercheur Henderson, je denkt toch niet dat ik zelf computeronderzoek doe, wel? Terwijl ik een bureau vol honden heb die voor me blaffen? En dat je het weet: de hoofdinspecteur en ik vragen het hele jaar door deze gegevens op, zodat we strategische beslissingen kunnen nemen over middelen en mankracht die nodig zijn op de verjaardagen van de slachtoffers; om de media te bedienen, de gezinnen te ondersteunen.’ Hij spreidde zijn armen, alsof hij een goocheltruc afrondde. ‘Zo gaat het in het moderne, gesystematiseerde politiewerk. Had je liever dat we er maar een slag naar sloegen?’
O… Ik schraapte mijn keel. ‘Ik snap het.’
‘Nu, als je het niet erg vindt, Nicola laat je wel uit. En morgenochtend kun je je meteen melden bij Interne Zaken.’
Ik keek op van mijn koude koffie en daar stond dr. McDonald, aan de andere kant van de cafétafel. Ze glimlachte, stak even haar hand naar me op en keek om zich heen. ‘Dit is… leuk.’
‘Nee, dat is het niet.’
The Monk and Casket was niet groot. Er was maar net genoeg ruimte voor vijf of zes tafeltjes en een paar fruitmachines die tingelden en kwetterden als eksters uit een tekenfilm. Rode vinyl bekleding op krakende houten stoelen en keiharde banken. De bar kleefde bijna net zo erg als de linoleum vloer. Eén deur terug naar de buitenwereld en één aan de andere kant, met nog vaag de aanduiding: toiletten, telefoon en feestzaal.
Ze trok een stoel achteruit en ging zitten. ‘Inspecteur Weber zei dat je hier wel zou zijn.’
Ik stak mijn hand op. ‘Hé, Harige, nog een van hetzelfde en een grote witte wijn.’
Harige Joe keek op van zijn Daily Mirror en gromde. Een stuk of tien oorringen rinkelden aan weerszijden van zijn brede, behaarde gezicht toen hij de koffiemachine aanzette.
Er zaten wat stamgasten. Rare Justin met zijn lange zwarte haar en mottige honkbalpet; de zusters Donahue, allebei veel te oud om nog hun brood te verdienen met het pijpen van mannen in portieken; en in de hoek de groezelige, broodmagere gestalte van Twitch en zijn maat, Dikke Billy Partridge.
Niemand die een praatje zou willen aanknopen met een politieman. Zelfs niet met zo eentje als ik.
Dr. McDonald maakte met haar sportschoenen schraperige klittenbandgeluidjes op de kleverige vloer. ‘Is het waar dat je tegen een lid van het parlement hebt gezegd dat hij kon oprotten, en dat je commissaris Drummond ervan hebt beschuldigd dat hij de Birthday Boy is?’
Ik staarde naar het melkachtige schuim dat ronddreef op mijn koffie. ‘Welkom in mijn wereld.’
Ze reikte over de tafel naar mijn hand. ‘Je hebt gedaan wat elke goede vader zou doen. Katie boft: jij geeft niet op voor je haar gevonden hebt.’
Ja ja, en met Rebecca had ik het ook al zo geweldig aangepakt.
‘Dickie weigert Steven Wallace op te halen voor verhoor.’
‘Ik weet het.’
‘Hé, parkietjes.’ Harige Joe torende boven onze tafel uit, met in zijn ene hand een mok en in de andere een groot glas wijn. ‘Is pinot grigio goed, liefje? Ik heb pas maandag weer sauvignon blanc. Ging hard bij het voetballen. Willen jullie de kaart?’
‘Eh, nee, zo is het prima, bedankt.’ Ze nam een slokje. ‘Mmm…’
Hij haalde zijn schouders op en kloste weg.
Ik vouwde mijn andere hand om de warme, verse koffie. ‘Wat moet ik nou doen?’
‘Je zou naar Michelle toe kunnen gaan, ik bedoel, ze zit daar maar in haar eentje, ongerust en bang…’
Blijf rustig zitten in de pijnlijke stilte, probeer geen ruzie te maken.
‘Ik denk niet…’
Mijn telefoon blèrde met zijn schelle, ouderwetse gerinkel. henry, flitste het scherm.
Ik beukte op de toets. ‘Waar zat je in godsnaam?’
‘Gaat je niks aan.’ Gesnuif. ‘Nou, kom op dan: al je berichten zeggen dat ik je moet terugbellen, dus nu bel ik je terug.’
‘Hij heeft Katie. De Birthday Boy heeft haar.’
Stilte.
‘Henry?’
‘Hoe laat is het? Vier uur. Ik kom zodra ik kan. Het vliegveld zit dicht vanwege de sneeuw, maar ik denk dat de boot nog wel vaart.’ Rammelende geluiden door de luidspreker. ‘Heb je het iemand verteld?’
‘Michelle heeft de politie gebeld.’
‘Godzijdank: dat maakt de zaak een stuk makkelijker. Laat dr. McDonald alles wat ze over Katie heeft doorfaxen naar het politiebureau van Lerwick, ter attentie van mij. Ik gooi wat spullen in een koffer.’
‘Henry…’
‘Wat zegt dr. McDonald over Rebecca?’ Ik wendde me af van de tafel.
‘Ze weet het niet.’
‘Ash, het maakt nu niet meer uit – je moet het haar vertellen. Als de Birthday Boy Katie heeft, was Megan Taylor misschien niet nummer dertien. Misschien is Katie nummer dertien, het is belangrijk.’
‘Ik ga niet…’
‘Ash, ze weten het nu toch van Katie – het is voorbij. Vertel het haar.’