34
De geur van gebakken spek trok door het huis, terwijl ik mijn sokken uit de stapel kleren op de vloer viste. Rook eraan. Konden nog wel een dag mee. Moet vandaag wel even bij Rhona langs om schone kleren te halen. Kippenvel op mijn blote huid, nog vochtig van de douche.
Eén sok aan, en mijn telefoon ging: michelle. Ik deed mijn ogen dicht, haalde diep adem. Het volmaakte begin van de dag. Toch nam ik op; probeerde opgewekt te klinken. ‘Is ze nog steeds zo…’
‘Wat flik je me verdomme nou weer? Het is al moeilijk genoeg om je dochter in mijn eentje op te voeden, zonder dat jij elke keer tegen me in gaat!’
Ik liet me op de rand van het bed zakken en pakte de andere sok. ‘Goeiemorgen, Ash, hoe gaat het met je?’
‘Nou moet je echt ophouden, Ash Henderson. Je weet heel goed dat Katie huisarrest heeft. Ik meen het: hoe kan ik haar ook maar een beetje in het gareel houden als jij het meteen weer verpest?’
Ergens beneden klonk de stem van dr. McDonald. ‘Ash? Het ontbijt is bijna klaar, wil je thee?’
‘Ik ga ophangen, Michelle.’ Trok de andere sok aan.
‘Ja, dat is jouw antwoord op alles, hè? Weglopen. Je kunt Katie toch niet meenemen zonder iets tegen mij te zeggen!’
‘Meenemen…? Ik heb niemand meegenomen. Waar heb je het in godsnaam…’
‘… onverantwoordelijk stuk ongeluk. Hoe kon ik denken dat je zou veranderen?’
‘Is Katie niet bij jou?’ Diep in mijn maag kneep zich iets samen.
‘Ik snap niet waarom ik het nog probeer, jij…’
‘Michelle! Hou nou even je kop. Waar is Katie?’
Stilte.
‘Bij jou thuis.’
‘Nee.’
‘In haar briefje staat dat ze…’
‘Mijn huis is dichtgetimmerd, overal lekkage, ik ben er sinds gistermorgen niet meer geweest. Hoe kon je haar uit het oog verliezen?’
‘Ash?’ Er klonk een bons aan de andere kant van de lijn. ‘O god, stel dat ze is weggelopen, net als Rebecca? Stel dat we ons kleine meisje nooit meer zien?’
Nee. Niet dat. Niet weer. Ik slikte. ‘Je zei dat ze een briefje heeft achtergelaten.’
‘O god, Ash, wat moeten we, als ze weg is?’
‘Het briefje, Michelle – wat staat erin?’
‘Ik heb haar verrot gescholden, toen ik thuiskwam. Wat had ik dan moeten doen? Ze was van school gestuurd!’
‘Ze is… Ze zit vast ergens te mokken, voor straf omdat we op school niet haar kant hebben gekozen. Katie is vast bij een vriendin thuis.’ Alsjeblieft, alsjeblieft, laat haar bij een vriendin zijn. ‘Lees me nou eens dat verdomde briefje voor!’
‘Ik heb haar verrot gescholden…’
‘Michelle, rustig nou…’
Een klopje. De deur ging open en daar, in de gang, stond dr. McDonald, met een blauw schortje over haar gewone streepjesbloes en spijkerbroek. Een kop thee in haar hand. ‘Ik dacht dat je wel…’ Haar wangen werden roze en ze sperde haar ogen open. Staarde naar me.
Slechts gekleed in een paar sokken, telefoon tegen mijn oor.
‘O.’ Ze draaide zich om, terug in de richting vanwaar ze was gekomen. ‘Sorry… Ik… Het ontbijt staat klaar.’
Ik wurmde me in mijn broek. ‘Neem verdomme die telefoon op!’ De telefoon ging eindeloos over, toen: ‘Oldcastle, vier negen zes, nul drie twee zeven?’ Een doorrookte mannenstem.
‘Is Katie daar? Katie Henderson?’
De stem klonk scherper. ‘Met wie spreek ik?’
‘Haar vader. Ik moet haar spreken, nu meteen.’ Wie dacht ze wel dat ze voor zich had? Twee keer hetzelfde kunstje flikken, binnen één week, dacht ze dat we gek waren?
‘Dus u bent haar vader? Nou, mijn complimenten, hoor. De vorige keer dat ze hier was heeft ze vijftig pond uit mijn portefeuille gejat – wees blij dat ik er de politie niet bij heb gehaald!’ Dit was niet de corpsbal die ik woensdag aan de lijn had gehad.
‘Waar is de vader van Ashley?’
‘En nog iets: als ze ooit weer in de buurt komt van mijn dochter…’
‘Waar is Ashley?’
‘Die is hier. Ik ben Ashleys vader en zij doet het een stuk beter op school nu die klotedochter van jou haar niet meer mee omlaag trekt.’
Ik staarde naar mijn mobiel. ‘Maar… ze was woensdag nog bij jullie.’
‘Ze is al drie maanden niet meer in de buurt van onze Ashley geweest. En dat blijft zo, of anders bega ik…’ Hij smeet de telefoon neer.
Drie maanden.
Ik trok mijn overhemd aan. Draaide Katies mobiele nummer nog een keer. Kom op, kom op…
Voicemail. Net als de drie vorige keren. ‘Katie, ik ben het, papa. Waar zit je in godsnaam? Je moeder is doodongerust!’
Worstelde me in mijn schoenen, greep mijn jasje en rende de trap af.
Beneden stond dr. McDonald te wachten, nog steeds met haar schort voor. ‘Alles goed, ik bedoel, ik heb een omelet voor je gemaakt, dat vind je lekker, toch? Ik heb er ham en champignons in gedaan en wat kaas, en er is spek en sinaasappelsap en croissants…’
Ik liep door naar de voordeur, terwijl ik mijn overhemd dichtknoopte. ‘Ik moet weg.’
‘Je houdt niet van omelet, ik wist het, had pannenkoekjes moeten maken, zal ik pannenkoekjes maken? Is zo klaar. Ash?’
Buiten was het nog donker, de lucht hing als een zwaar deksel van donkergrijs en smerig oranje over de stad, de straatlantaarns als flakkerende kaarsen in de stromende regen.
Dr. McDonald kwam achter me aan de stortbui in, en stond stil naast de roestige Renault, terwijl ik met mijn sleutels vocht. Wrong haar handen. ‘Wat heb ik verkeerd gedaan?’
Ik rukte het portier open. ‘Katie is spoorloos.’
Ze stond daar, keek me aan, de regen kletterde neer op de krullen om haar hoofd. ‘O god, dat is verschrikkelijk…’ Ze trok haar schort los en gooide hem over haar schouder, rende terug naar het huis. Gooide de deur dicht.
Toen ik de motor had gestart, zat zij al in de passagiersstoel. ‘Jij rijdt, ik bel de politie.’
De stad flitste voorbij de autoruiten: de smerige zandstenen huurkazernes van Castle Hill maakten plaats voor rijen betonnen blokken uit de jaren zestig. Zilver en goud fonkelde van getint glas toen de zon tevoorschijn kwam in de ruimte tussen de omringende heuvels en de bont en blauw geslagen lucht. Regen spatte omhoog van de motorkap, de ruitenwissers op volle kracht.
‘… Ja… Nee, je moet harder praten… Nee, nee, ik weet niet…’ Dr. McDonald hield haar telefoon tegen haar borst. ‘Waar zijn we?’
‘Laat die waardeloze klootzak nú een patrouillewagen sturen!’
Weer aan de telefoon. ‘Ik weet het niet, we komen nu bij een grote brug over de rivier… Ja. Ash zegt… O, dat heb je gehoord. En?’
De achterkant van de Renault slingerde, terwijl ik de bocht om scheurde, Epsom Road op, pal voor een bus. Een woest gebrul van remmen en toeters. Calderwell Bridge op.
Voor ons doemde Blackwall Hill op, nog in donker gehuld.
‘Hij zegt dat ze Bravo Drie sturen, kan er in vijf minuten zijn, wil je dat ze een oproep doen uitgaan?’
‘Ja, natuurlijk wil ik dat: alle omliggende straten, ik wil dat elke wagen die hij heeft naar haar uitkijkt.’
Stilte. ‘Hmm… hmm… Hij zegt dat ze doen wat ze kunnen.’
Ik klemde mijn handen nog steviger om het stuur, terwijl ik een hoekig Berlingo-bestelbusje met dreadnaught bakery erop inhaalde.
‘O shit, shit, shit…’ Een rij pylonen met helgeel knipperende lichten erop deelde de rijbaan doormidden. Waarom kon die klotegemeente de gaten in de weg niet ’s nachts repareren, als er verdomme niemand de weg op hoefde?
Links op de rotonde, om Montgomery Park heen – de zon schitterde op de roeivijver en op de rivier daarachter, rechtsaf, onder het spoor door en Blackwall Hill op, de snelheidsmeter op 80.
Dr. McDonald wees door de voorruit. ‘Kijk.’
Twee kruispunten voor ons uit raasde een patrouillewagen over de weg, met zwaailicht en loeiende sirene.
Toen ik Rowan Drive in reed stond hij voor het huis, en twee geüniformeerde agenten stapten eruit, de regen in. Ik stopte met piepende remmen en liep achter ze aan het tuinpad op.
Michelle had de deur al opengedaan, ze klampte zich vast aan de deurpost, met haar ogen speurde ze de straat af. ‘Hebben jullie haar gevonden?’ Haar blonde haar zat plat tegen haar hoofd geplakt, holle wangen, rode ogen. Vingernagels afgekloven tot rafelige stompjes.
Een agent van de uniformdienst haalde zijn notitieboekje tevoorschijn. De regen kletterde op de rand van zijn pet. ‘Zullen we eerst wat gegevens – Hé!’
Ik schoof hem opzij. ‘Heb je al haar vriendinnen geprobeerd?’
Michelle knipperde met haar ogen, en stapte achteruit, naar binnen. Ik liep achter haar aan, Jut en Jul vormden de achterhoede.
‘Heb je Katies vriendinnen gebeld?’
Een knik. ‘Meteen nadat ik jou had gesproken… O god, Ash… Niet weer. Ik kan het niet nog een keer aan!’
Jut nam zijn pet af. ‘Heeft u een recente foto? Enig idee wat ze aanheeft?’
De voordeur viel dicht en daar was dr. McDonald. Ze stak een hand naar me op, haar mond samengeknepen tot een dunne streep.
Ik legde mijn hand op Michelles schouder. ‘Het komt goed, we vinden haar wel.’
‘Ik weet niet… Het was nacht. Ik sliep.’
Jut probeerde een brede grijns. ‘Geen zorgen, er lopen elke dag tieners weg. Meestal komen ze terug als ze honger krijgen.’ Hij ging met zijn tong langs zijn lippen en keek naar mijn gebalde vuisten. Toen naar zijn maat, die met zijn vinger langs zijn keel ging. ‘O, oké… Sorry chef, we willen alleen maar… Dat horen we te zeggen… Ik wilde geen…’
Michelle stond bij het aanrecht en keek de achtertuin in, hangende schouders, een beker koude thee op het werkbad naast haar. ‘Hoe kunnen we zulke verschrikkelijke ouders zijn, dat allebei onze dochters weglopen?’
‘We zijn geen verschrikkelijke ouders.’
‘Dat moet toch wel? Rebecca is weggelopen en nu Katie… Wat hebben we verkeerd gedaan?’
‘Michelle, we vinden Katie echt wel. Het komt allemaal goed.’ Mijn maag kneep zich samen, zuur brandde achter in mijn keel. Alsjeblieft, laat het goed komen. Laat het niet zo gaan als de vorige keer.
Buiten schalde een luidspreker – Jut en Jul die langzaam door de buurt reden en Katies naam en signalement omriepen.
Ik wreef met mijn hand over mijn gezicht. Denk na. ‘En ze heeft niets gezegd?’
‘Ze heeft van alles gezegd. Niets aardigs.’ Michelles schouders zakten nog wat verder, alsof iemand extra gewicht aan haar armen had geketend. ‘Vroeger was het zo’n lief kind… Die rotmeid van een Rebecca! Het is allemaal haar schuld – zij heeft alles vergiftigd toen ze van ons wegliep.’ De beker kwam met een klap in de gootsteen neer, zodat scherven aardewerk opspatten in een sproeier donkerbruine vloeistof. ‘Egoïstisch kreng.’
Thee droop omlaag langs het keukenraam.
Ik deed mijn ogen dicht. Begroef mijn handen in mijn zakken.
Zeg het. Kom ermee voor de draad, vertel haar alles.
Het was niet Rebecca’s schuld.
Mijn vingers gleden langs de rand van het fluwelen doosje. Ik haalde het uit mijn zak en maakte het open.
De diamanten ring die erin zat, fonkelde. Zelfs nu nog, na al die tijd.
Een geluid achter me. Dr. McDonald, haar vervormde spiegelbeeld in het donkere glas van de magnetron. Ze bleef een paar tellen staan, schraapte toen haar keel. ‘Is het goed als ik in Katies kamer ga kijken, om te zien of ik iets kan vinden wat kan verklaren waar ze naartoe is?’
Ik knikte.
Stilte. Toen klopte dr. McDonald me op mijn schouder en liep de keuken uit. De traptreden kraakten terwijl ze naar boven ging. Het gedempte geluid van een deur die dichtviel.
Stilte.
Ik veegde wat pluisjes van de zilveren voering in het doosje. ‘Herinner je je nog de ochtend dat we ons verloofden?’
‘Stel dat ze niet terugkomt?’
‘Jij had overgegeven op het toilet van die pub in Beech Street, dus gingen we een zwangerschapstest kopen…’
‘Stel dat ze verdwijnt, net als Rebecca, en dat we haar nooit meer zien?’
‘We waren gelukkig toen, hè?’ Ik stond op, ging naar het aanrecht. ‘Het is allemaal naar de kloten nu, maar toen waren we gelukkig.’
Tussen de scherven van de kapotte beker zat een veeg rood. Bloed drupte uit het topje van Michelles middelvinger.
‘Ik denk niet dat ik dat allemaal nog een keer aankan.’
Ik zette het geopende doosje op het aanrecht.
Ze keek er een tijdje op neer. Pakte toen de ring uit het doosje. ‘Mijn verlovingsring! Die had ik van oma gekregen, hij was van haar moeder geweest. Ik dacht dat ik hem kwijt was…’
‘Gevonden toen ik mijn spullen weghaalde uit Kingsmeath. In een van de dozen. Dacht dat je hem wel terug wilde hebben.’
Wat maakte een leugen meer of minder nog uit?
Dr. McDonald schrok op toen ik op de deur van Katies kamer klopte. Ze sloeg het boek dat ze in haar handen had dicht en legde het naast zich op het bed. Stond op. ‘Sorry, ik voel me altijd schuldig als ik het dagboek van een ander lees…’
De kamer was een vuilnisbelt, zoals altijd: de vloerbedekking nauwelijks zichtbaar tussen de neergesmeten sokken, ondergoed, spijkerbroeken, t-shirts en sweatshirts. Een wankele stapel nummers van Kerrang! lag naast het bed, onder het vuile wasgoed staken wat boeken uit. Aan de muur hingen affiches van emo-, gothic- en death-metalbands, en een Disneyposter van De Kleine Zeemeermin, die met balpen een Tim Burton-behandeling had gekregen: littekens, zwart omrande ogen en een uitstekende ribbenkast.
Een paar laden van het nachtkastje stonden open. Gestreepte sokken en ondergoed met doodshoofdjes erop. Een enkele sportbeha.
Ik bleef staan. ‘Ze heeft haar dagboek niet meegenomen.’
‘Dat betekent dat ze niet van plan is lang weg te blijven, ik bedoel dat zou ze niet hier laten als ze echt wilde weglopen, en zo te zien heeft ze niet veel ondergoed meegenomen en in de kast ligt nog een toilettas, ik weet zeker dat ze gauw terugkomt. Ash?’
O god.
Niet weer.
Ik baande me een weg door de rotzooi en zonk neer op de rand van het bed. Staarde naar Disneys Kleine Zombie. ‘En het briefje?’
‘Een beetje verward, alsof ze het al schrijvend bedenkt, meer spontaan dan alsof ze alles van tevoren heeft gepland en uitgewerkt, het spijt haar dat ze zo’n teleurstelling is, ze kan er niets aan doen, vanaf het moment dat haar zusje verdween, is alles voor haar misgegaan en niemand begrijpt dat en ze haat iedereen, maar ze houdt ook van ze en waarom wil nooit meer iemand naar háár kant van de zaak luisteren?’
Misschien had dr. McDonald gelijk.
Rebecca had geen briefje achtergelaten.
Misschien was Katie niet echt weggelopen; was ze niet meegenomen; zat ze niet vastgebonden aan een stoel in een kelder op haar dood te wachten. Ze zat ergens te mokken, om ons iets duidelijk te maken. Ze kon elk moment terug zijn.
Dr. McDonald kwam naast me zitten. ‘Dat was een mooie verlovingsring.’
Beneden klonk gerammel van post die op de deurmat viel.
‘Hoe…’ Ik schraapte mijn keel. ‘Hoe zit het met het dagboek?’
Ze legde haar hand op het boek, hield het dicht. ‘Het gewone tienergedoe.’
‘Katie loog tegen me: zei dat ze woensdagavond bij haar vriendin Ashley was, maar Ashleys vader vertelde dat ze daar al maanden niet was geweest.’
‘Aha…’ Dr. McDonald pakte het dagboek en hield het tegen haar borst. ‘Het is nooit een goed idee om…’
‘Ik móet het weten.’ Ik keek naar het dagboek. ‘Heeft ze het over Steven Wallace?’
Stilte.
‘Steven Wallace? Nee, nee… er komt geen Steven Wallace, of Sensational Steve of iets wat daarop lijkt in voor, waarom zou ze het over hem hebben?’
‘Maar bij wie was ze dan?’