29
Het mortuarium weergalmde van het geluid van koelladen die in en uit de muur werden geschoven. ‘Sorry hoor…’ Alf, de assistent-patholoog, haalde een hand door zijn paardenstaart en probeerde nog een la. ‘Ze moeten hier ergens zijn.’
Uit een paar kleine boxen druppelde het gekwijl van een jongensband de ruimte in – van de betegelde muren en vloer weerkaatste het geluid uit de maat met zichzelf. Prima combinatie met de bijtende chloorlucht.
‘Waar ben je…?’ Nog een lade. ‘De nachtdienst heeft inventarisatie opgemaakt gisteren – haalde iedereen eruit, maakte de laden schoon en stopte de helft van die arme donders terug op de verkeerde plek. Aha, hebbes.’
De lade lag vol papieren, doosjes pennen en pakjes Post-its. Achterin rammelden twee flessen met iets wat eruitzag als wodka. ‘Vroeger bewaarde ik alles in het kantoor, maar de schoonmakers drukten steeds spullen achterover. Zo kunnen we de boel tenminste achter slot en grendel houden, nietwaar?’ Hij pakte een blauwe map van de stapel en gaf die aan mij. ‘Eén forensisch verslag.’
Dr. McDonald stond midden in de ruimte en staarde naar de lege snijtafels, haar armen om zich heen geslagen. ‘Wat gaat er nu met de meisjes gebeuren?’
‘Langetermijnopslag; we hebben een diepvriesgebouw op een industrieterrein in Shortstaine. Kunnen ze niet vrijgeven voor een begrafenis voordat er een rechtszaak is geweest – de verdediging zal een eigen lijkschouwing willen.’
‘Dat kan jaren duren…’
Schouderophalen. ‘Hangt ervan af hoe lang het duurt voor jullie hem te pakken krijgen.’
Ik bladerde door de koude papieren. Een voorbereidende grondanalyse werd uitgedrukt in grafieken en tabellen met cijfers. Aan het eind stond zowaar iets in gewone taal. ‘Hier staat dat er bij het lichaam gronddeeltjes zijn gevonden die niet overeenkwamen met het substraat waarin het begraven was.’
Alf knikte. ‘Wat betekent dat ze ergens anders vermoord zijn en daarna in het graf gedumpt.’
Ik staarde hem aan. ‘Jahaa… dat hadden we niet gezien op die foto’s op de verjaardagskaarten.’
Zijn wangen werden rood. ‘Nou ja, ik wou… Ahum. Willen jullie een kop thee of koffie of zo?’
Dr. McDonald liep naar de muur van koelladen en legde haar hand op een roestvrijstalen ladefront. ‘Al die tijd in de koude grond, en nog steeds kunnen ze niet terug naar hun familie.’
Nog even, alsjeblieft. Net lang genoeg om Steven Wallace te pakken. Na vijf jaar zouden een paar dagen extra weinig meer uitmaken…
Ik schraapte mijn keel, deed het verslag weer in de map en gaf die terug aan Alf. ‘Als we een grondmonster kunnen nemen op de plek van de moord, kunnen ze die met elkaar vergelijken. We hebben alleen maar een huiszoekingsbevel nodig.’ Ik pakte mijn telefoon. Het netwerkicoontje knipperde me tegemoet – geen bereik.
Alf schoof de lade weer de muur in. ‘Dat komt door al het metaal en de leidingen en de koelkasten hier en doordat je onder de grond bent. Maar vlak achter die deuren is een plek waar je wel bereik hebt.’
Niets, niets… En toen vielen de deuren van het mortuarium achter me dicht en had ik vier streepjes.
Rechercheur Weber nam niet op, Rhona ook niet, dus probeerde ik Sabir. ‘Je moet even iemand voor me door de politiecomputer halen: ene Steven Wallace, McDermid Avenue 68, Oldcastle, man, begin tot half veertig. Alles wat je over hem kunt vinden.’
‘Politiecomputer, mijn reet. Ik heb toch al tegen je gezegd dat je op internet moet zijn?’ Op de achtergrond geratel op een toetsenbord. ‘Wil nergens mijn neus in steken, maar wie is die Steven Wallace, als hij zich thuis zit af te rukken?’
‘Hangt ervan af wat je vindt, niet dan?’
‘Oké. Volgens het boekje? Of niet?’
‘Zoals ik al zei: dat hangt ervan af wat je vindt.’
Achter me ging de deur open en dr. McDonald glipte erdoor, de donkere gang in. ‘Heb je zin om…’
Ik stak een vinger omhoog en wees op de telefoon in mijn andere hand. ‘Het gaat erom dat ik genoeg reden krijg om daar naar binnen te gaan, zijn huis ondersteboven te keren, hem naar het bureau te sleuren, dna af te nemen, hem van top tot teen te fouilleren, de hele santenkraam.’
‘Laat het maar aan ons over. Gaat je wel een biertje kosten.’ Sabir hing op.
Ik stopte de telefoon weer in mijn zak. ‘Sorry. Werk.’
‘Heb je zin om vanavond bij me te eten? Ik bedoel een afhaalmaaltijd of zo. Tante Jan is naar Glasgow voor My Chemical Romance en ze blijft bij vrienden logeren, dus ik ben alleen en misschien zouden we over de zaak kunnen praten. Of een film kijken…’ Ze beet op haar onderlip en deed een stap achteruit, terwijl ze over mijn schouder keek.
Ik draaide me om. Daar, in het donker, zat iemand op haar knieën. Brede schouders. Grijze overall, versleten sportschoenen. De Rattenvangster. Ze zat iets te aaien, hield het tegen haar borst. Een van de grote plastic vallen lag leeg voor haar.
Dr. McDonald deed een stap in mijn richting, trok me aan mijn mouw. ‘Is dat een rat? Ik bedoel, staat ze echt een dooie rat te knuffelen?’
De Rattenvangster moest haar gehoord hebben, want ze hief haar hoofd op en keek naar ons.
Mijn telefoon ging. Het schrille geluid sneed door het gezoem van het ziekenhuis boven ons hoofd.
De Rattenvangster bewoog zich niet.
Ik nam op. ‘Michelle, dit is niet echt een goed…’
‘De school heeft gebeld.’
Iets zwaars perste een zucht uit me. ‘Wat heeft ze nu weer uitgehaald?’
‘Katie heeft gevochten, ze zit nu bij de administratie. Iemand moet erheen en met de directrice gaan praten.’
Stilte.
‘En?’
Daar kwam het Miss Jean Brodie-stemmetje op volle kracht. ‘Nou, ik kan het niet doen. Ik zit tot zeven uur in een vergadering.’
‘O ja. Nou, weet je, ik ben bezig een seriemoordenaar te vangen die jonge meisjes ontvoert en martelt. Vind je jouw vergadering belang…’
‘O, hou toch op. Je had toch ook tijd genoeg om er tijdens je dienst met die slet van een journaliste tussenuit te gaan? Katie is alleen je dochter als het jou uitkomt.’
‘Dat is niet…’
‘Ze dreigen haar van school te sturen, Ash. Ik zit hier tot zeven uur vast. Speel voor de verandering eens voor vader.’ En weg was ze.
Ik sloot mijn ogen, leunde met mijn rug tegen de muur en bonkte mijn hoofd er een paar keer tegenaan. Dank je wel Ash, je bent mijn redder in de nood.
Een hand op mijn arm.
Ik keek omlaag in het gezicht van dr. McDonald.
‘Alles goed?’
Boem. De deur sloeg open en Alf kwam het mortuarium uit, met een grote ijzeren brancard. ‘Toet, toet, kijk uit voor je rug.’ De deur zwaaide weer dicht. ‘Moet een klantje ophalen bij Oncologie.’ Hij hield even stil en bonkte een wiel van de brancard op en neer op het beton. ‘Stom ding, wil nooit rechtdoor rijden.’ Hij keek de gang in. ‘Ben jij dat, Lisa?’
De Rattenvangster staarde terug, terwijl ze het dode knaagdier tegen haar borst drukte.
Alf glimlachte. ‘Hoe gaat ie? Alles oké? Ja, met mij ook, dank je. Druk, druk, druk, je kent het wel.’
Knipper.
‘Nou, dan ga ik maar weer eens verder, hè? Geen rust voor de goddelozen.’ Ze stond op, opende de kooi die op haar karretje stond en legde het rattenlijk erin. Haar Oldcastle-accent was vet en zwaar. ‘Druk, druk, druk.’
‘Zo mag ik het horen.’
Lisa de Rattenvangster boog zich over haar karretje en slofte weg door de aan-uit lappendeken van licht en donker.
Dr. McDonald schoof met haar voeten. ‘Ze is heel… eh…’
‘Ach.’ Alf gaf de wielen van zijn brancard nog een paar oplawaaien. ‘Maak je niet druk om Lisa, die werkt hier al langer dan ik. Niet de slimste van de klas, maar ze redt het wel. Komen jullie er zelf uit?’
‘De schooldag is al een kwartier geleden afgelopen, meneer Henderson.’ De directrice van de school stond met haar rug naar de ruimte en keek door het raam van het kantoor naar de smerige rechthoekige blokken van Johnston Academy. De lampen in de lokalen verlichtten het duister. Ze inspecteerde haar territorium.
Haar kantoor zag er heel anders uit dan je altijd op tv ziet – geen houten lambriseringen, geen groot teakhouten bureau met bijpassende prijzenkast. Het was volgestouwd met metalen archiefkasten, postbakjes en stapels papieren. Bladderende beige muren, een volgekalkt whiteboard, een prikbord overdekt met briefjes.
Voor het bureau stonden twee stoelen. In een daarvan zat een kalende man met een corduroy jack en gefronst voorhoofd, zijn handen wriemelend in zijn schoot.
Ik viel neer in de andere stoel. Waarom wachten tot je wordt uitgenodigd: schooldirecteuren zijn net als hoofdinspecteurs – je moest ze niet verwaand maken. ‘U weet toch wat ik voor de kost doe, mevrouw…’ Midden op het gebutste bureau stond een houten plankje met een koperen naamplaat erop. ‘… Elrick. We hebben het nogal druk met het opsporen van een moordenaar.’
Ze verstijfde. ‘Zo. Tja… We moeten het over Katie hebben.’
Kapitein Corduroy schoof heen en weer in zijn stoel, zijn handen gingen nog harder tekeer. ‘Ja. Dat moeten we zeker, het is gewoon onaanvaardbaar.’
‘Uw dochter heeft een erg slechte invloed, meneer Henderson. Ik vrees dat we geen andere keus hebben dan u te vragen een andere regeling te treffen voor Katies opleiding.’
‘Het is gewoon onaanvaardbaar…’
Ik keek hem aan en hij deed met een hoorbare klap zijn mond dicht.
‘Het is een slimme meid. Ze verveelt zich tussen al die kinderen die een lager tempo hebben. Als jullie hier nou…’
‘Toe nou, meneer Henderson, bespaar ons die misplaatste ouderlijke trots.’
‘Het is een slimme meid.’
‘Nee, dat is ze niet, dat is het probleem juist.’ Een diepe zucht. ‘Meneer Henderson, uw dochter is niet onhandelbaar omdat ze te weinig intellectuele prikkels krijgt.’ De directrice schudde haar hoofd – ze stond nog steeds met haar rug naar me toe uit het raam te kijken, alsof ze het niet kon opbrengen zich om te draaien. ‘Soms is dat zo, maar Katies schoolresultaten wijzen daar niet op. Ze presteert in bijna elk vak onder de maat. Misschien moet u dit zien als een kans om haar op een school te doen waar ze meer… individuele aandacht krijgt.’
Corduroy knikte. ‘En denk niet dat we het niet hebben geprobeerd: we hebben ongelofelijk veel geduld gehad met haar gedrag, gezien haar gezinssituatie, maar het gaat gewoonweg niet.’
‘Wat voor “gezinssituatie”?’
Hij deinsde terug. ‘Haar… Dat ze uit een gebroken gezin komt, haar zus die vermist is, dat u politieman bent.’
Dat was de limit, ik ging die kleine klootzak zijn tanden door zijn strot slaan. ‘Luister, jij opgeblazen…’
‘Meneer Henderson, we hebben het niet over een keertje brutaal zijn, of rennen in de gang. De afgelopen zes weken is Katie twintig keer naar mij toe gestuurd. En aangezien haar presentie schrikbarend laag is, kun je dat een soort record noemen. Eerlijk gezegd…’
‘Dus ze is een beetje speels…’
De directrice bleef maar uit dat stomme raam kijken, alsof ik een stout kind was.
Ik stond op. ‘Zou u zo beleefd willen zijn me aan te kijken als ik tegen u praat?’ Mevrouw Elrick draaide zich om. Ze was ouder dan ze van achteren had geleken: een vermoeid gezicht, met diepe lijnen, een lange neus, haar dat bij haar voorhoofd dunner werd. Over haar linkerjukbeen liep een rode striem, een centimeter hoger en het zou een blauw oog geworden zijn. Haar hals werd ontsierd door schrammen – vier evenwijdige lijnen die rood afstaken tegen haar bleke huid. ‘De afgelopen drie jaar hebben we getolereerd dat uw dochter loog en bedroog, dat ze naar alcohol rook als ze op school kwam – als ze al kwam – dat ze vocht en stal, omdat we weten dat ze het moeilijk had met de verdwijning van haar zusje en met uw scheiding. Maar vandaag heb ik ontdekt dat ze de andere kinderen terroriseert. Niet alleen kinderen van haar eigen leeftijd, ook de eersteklassers.’
‘Dat is niet waar. Die andere kinderen liegen. Katie zou nooit…’
‘Toen ik haar betrapte was ze bezig een meisje dat twee koppen kleiner is dan zij een handvol modder te laten opeten.’ De directrice hief haar kin op, zodat de schrammen extra zichtbaar waren. ‘Dit is gebeurd toen ik probeerde tussenbeide te komen.’
Kapitein Corduroy knikte als een dashboardhondje. ‘Het is echt onaanvaardbaar.’
Ik greep de leuningen van zijn stoel. ‘hou je gore rotkop!’
Hij dook in elkaar, hield zijn handen beschermend voor zijn gezicht.
De directrice deed haar armen over elkaar. ‘Zo, nu zien we van wie ze het heeft.’
‘Het is niet waar, pappie, ze liegen.’ Katie klemde haar schooltas tegen haar borst alsof het een dode rat was. Ze had haar haar weer geverfd – pikzwart en steil, achter haar oren gestopt, haar grote blauwe ogen rood en gezwollen, een ketting met een metalen kruis om haar hals. Haar witte bloes was gekreukt en zat vol vlekken, de groen-gele schooldas hing halfstok.
‘Stap in.’ Ik rukte het portier aan de passagierskant open.
‘Waarom geloof je hen wel en mij niet?’
‘Stap verdomme in de auto, Katie.’
Dr. McDonald keek vanaf de achterbank naar voren. ‘Alles goed?’
Katie viel neer op de passagiersstoel, en glimlachte naar de psychologe. Stak haar hand uit. ‘Hoi, ik ben Katie, de dochter van Ash, echt leuk je te ontmoeten, mooi haar heb je.’
‘Dank je, jij ook. Heel gothic.’
‘Je gelooft gewoon niet wat er is gebeurd. Ze hebben mij nooit gemogen op die stomme school, het is een fabriek die hersendode niksnutten produceert – het is één groot misverstand.’
Ik perste me achter het stuur en sloeg met een klap het portier dicht. Stak woest de sleutel in het contact. ‘Gordel.’ De koplampen sneden door het donker.
‘Eerlijk, pappie, ik heb niks gedaan, het is allemaal…’
‘Je hebt een meisje dat twee jaar jonger is in elkaar geslagen. Gordel!’
‘Het was niet…’
Ik stampte mijn voet op het gaspedaal en sleurde de Renault de straat op.
‘Hebben we je zo opgevoed? Om mensen te pesten die kleiner zijn dan jij? Nou?’
‘Ik heb geen…’ Diepe zucht. ‘Oké, ja, ik heb gevochten, maar je had moeten horen wat ze zei, ze ging maar door over dat alle politieagenten fascisten zijn en racisten en corrupt en waarom jullie niet achter echte boeven aan gaan in plaats van onschuldige mensen te pakken. En ik weet dat ze dat zei omdat haar vader vorige week is betrapt met alcohol op achter het stuur. Ik kwam alleen maar voor jou op.’
‘Je dwong haar modder te eten.’
Om de rotonde heen, mijn hand op de toeter om een lijk met een ruitjespet op in een Volvo opzij te dwingen.
Katie staarde me aan, ik voelde het.
‘Wát nou?’
‘Jij dwong oom Ethan ook om modder te eten. Je sleurde hem naar de achtertuin en liet hem modder slikken tot hij overgaf en toen wreef je hem er met zijn gezicht door.’
‘Dat was iets anders.’
‘Je hebt zijn neus en zijn arm gebroken.’
‘Je weet best dat dat iets anders was!’ Huizen flitsten voorbij de autoruiten toen ik de kortste weg nam door Barnsley Street. ‘En hij is verdomme je oom niet. Noem hem niet zo.’
‘Mammie zei dat ik hem zo moest noemen.’
‘Luister eens,’ kwam de stem van dr. McDonald als een hoog gepiep vanaf de achterbank, ‘zou het wat langzamer kunnen? Ik bedoel, dit is een dertigkilometerzone en je rijdt minstens zestig en ik wil niet aan mijn eind komen door een auto-ongeluk, dus kunnen we alsjeblieft…’
‘Weet je moeder waar je mee bezig bent geweest? Drinken, pesten, vechten? Je leraar heeft me brieven laten zien van de plaatselijke winkeliers – daar mag je niet meer komen omdat je er dingen hebt gegapt! Mijn eigen dochter – een dief!’
‘Ik heb geen…’
‘Al die tijd heb ik je verdedigd, en jij… Ik geloofde je.’
‘Ze liegen. Ze liegen allemaal.’
‘Kijk uit voor die bus!’
Ik rukte het stuur naar rechts toen een idioot van een buschauffeur optrok zonder uit te kijken. Scheurde erlangs. De klootzak bestond het om met zijn lichten naar me te knipperen. ‘Liegen, stelen, drinken. En wat komt er daarna? Drugs? Of ben je al…’
‘Dat moet jij zeggen! Jij bent al zowat mijn hele leven aan de drugs.’
Godsamme. ‘Dat is medisch, dat is iets anders!’
‘Voor jou is het altijd anders, hè? “Dat is iets anders.” Ik haat je!’ Ze duwde haar rug weer tegen de leuning: benen over elkaar, armen over elkaar; keek naar buiten door het portierraam; spiertrekkingen in haar kaak; lippen bewogen alsof er iets bitters achter gevangenzat wat probeerde te ontsnappen. Een traan gleed omlaag over haar wang, ze probeerde hem niet weg te vegen.
Rechtsaf Craighill Drive in, met zijn hoge, zandstenen gebouwen en zijn modewinkels.
Ondankbaar wicht.
Al die tijd. Mij voor gek zetten.
Dr. McDonald schraapte haar keel. ‘Ik weet dat jullie nu denken dat dit nooit meer goed komt, maar als jullie nu gewoon eens tegen elkaar zeggen wat je denkt, ik bedoel, echt open en eerlijk, dan kunnen we het vast wel oplossen.’
Katie hield haar trillende mond dicht, ik zei ook niets.
‘Ik weet dat je je vader niet écht haat, Katie, je voelt je gekwetst omdat…’
‘Hou op, oké, hou op. U kent me niet. Niemand kent mij.’
En dat was dat. Dr. McDonald probeerde nog een paar keer haar neus erin te steken, maar ze stond in haar eentje tegen de wind in te pissen.