30
Katies laarzen stampten de trap op, haar slaapkamerdeur sloeg dicht.
Het behang in de gang voelde koel aan tegen mijn voorhoofd, maar dat hielp niet tegen het kloppen daarbinnen.
Dr. McDonald deed de voordeur dicht. Hipte van de ene voet op de andere. Wreef met een hand over haar arm. ‘Leuk huis.’
Heel wat leuker dan een afgekeurde schijthoop in Kingsmeath.
Ik gooide Katies sleutels in de pot op het halkastje en ging naar de keuken. Compleet uitgerust – had hem laten installeren door een kerel van wie ik nog iets te goed had. Zou me een fortuin hebben gekost als ik hem niet had betrapt terwijl hij spullen achteroverdrukte op een bouwterrein in de stad. De koelkast stond als glimmende, grijze obelisk in de hoek, ik trok de melk eruit en smeet die op het granieten werkblad. Keek er dreigend naar. ‘Wil je thee?’
Dr. McDonald leunde tegen de deurpost. ‘Ze haat je niet echt, ze is in de war en slaat nu om zich heen. Tot nu toe heb je altijd achter haar gestaan, maar nu sta je aan hún kant en of ze nou gelijk hebben of niet, ze voelt het toch als verraad.’
Er stond wijn in de koelkast, en ook een fles gin. Lang geleden… Dat was het probleem met pillen. Ik deed de deur van de koelkast dicht en slikte een paar Diclofenacs weg zonder water.
‘Zal ik eens met haar praten, Ash?’
Stelen, liegen, vechten. Net doen alsof mijn lesje aan Ethan Baxter hetzelfde was als het in elkaar slaan van kleine meisjes.
Dr. McDonald verplaatste haar gewicht naar haar andere voet. ‘Oké, dan ga ik het proberen, eens kijken of ik erachter kan komen wat haar dwarszit. Het is niet mijn terrein, maar als ik in het hoofd van een seriemoordenaar kan kruipen, kan ik ook wel in het hoofd van een twaalfjarig meisje komen – zoveel verschil is er niet tussen die twee.’
Ik dronk thee, terwijl ik door het keukenraam keek naar de tuin die ooit van mij was – een verzameling silhouetten in het schemerige licht dat van de straat kwam. Het klimrek dat ik had gebouwd van resthout van de bouwmarkt; de kersenboom die Rebecca en ik hadden geplant, maar waar nooit een kers aan had willen groeien; het hondenhok dat in geen jaren een hond had gezien; het schuurtje dat de eerste twee keer dat ik het op probeerde te zetten, in elkaar stortte…
Door het plafond kwam het geluid van een scheldende Katie, elke keer gevolgd door de stem van dr. McDonald, te zacht om te verstaan wat ze zei. En langzaam werd het schreeuwen rustiger, en rustiger, tot je ze nauwelijks nog hoorde.
Leek erop dat dr. McDonald gelijk had over twaalfjarigen en seriemoordenaars.
Ik pakte de vaste telefoon van de houder en scrolde door de lijst contacten tot ik bij mama werk kwam.
Er werd niet opgenomen. Natuurlijk niet: Michelle zat in een vergadering.
Ik pakte mijn mobiele telefoon en stuurde haar een sms:
katie van school gestuurd. kleine meisjes gepest. lerares aangevallen. nu thuis (rowan drive).
Klonk alsof er werd gehuild boven.
Ik gooide de koude theebladeren in de gootsteen. Zette nieuw water op.
Misschien lukte het dr. McDonald om Katie weer op het rechte pad te krijgen? Leuk idee.
Bespaar ons die misplaatste ouderlijke trots.
Er lag een pak Jaffa Cakes achter in de theedoekenla – gegarandeerd veilig voor Katie. De enige la die ze meed als de pest, voor het geval iemand haar zou vragen af te drogen. Sommige dingen veranderden tenminste nooit.
De vaste telefoon ging – een eigenaardige uitvoering van een wals. Ik greep hem van zijn houder, voordat Katie zou opnemen.
Michelle: ‘Katie Jessica Nicol: hoe kan het dat je van school bent gestuurd? Wat haal je je in godsnaam in je hoofd?’
‘Ik ben het, Ash.’
‘O, ik dacht…’
‘Dus ze heet nu Katie Nicol? Ik dacht dat we een afspraak hadden.’
Stilte. ‘Hoe kon je toelaten dat ze haar wegsturen?’
‘De directrice wilde haar beletten om een eersteklasser in elkaar te slaan, dus vloog Katie háár aan – probeerde haar haar nek om te draaien. Had je verwacht dat ik dat kon gladstrijken?’ Buiten in de tuin streek een ekster fladderend en krassend neer op het klimrek.
‘Zeg maar tegen die jongedame dat er wat zwaait als ik thuiskom.’
‘Dus je komt nu naar huis?’
‘Godsamme, Ash, hoe vaak moet ik het nog zeggen? Ik zit officieel in een vergadering.’
‘Ik kan niet blijven, Michelle, dat weet je. En ze is te jong om alleen thuis te zijn. De hemel weet wat ze dan gaat uithalen.’
‘Tja…’ Stilte. Zat waarschijnlijk op haar nagels te bijten. ‘Ik ben om half acht thuis, dus je zult tot die tijd iets moeten verzinnen.’
‘Michelle, ik kan niet…’
‘Half acht. Ik bel moeder wel. Ze kan maandag uit Edinburgh komen.’
‘Dat zal Katie echt heerlijk vinden.’
‘Katie is twaalf: ze moet verdomme doen wat haar gezegd wordt. En als ze nog denkt dat ze een verjaarspartijtje krijgt volgende week, dan staat haar een verrassing te wachten.’
‘Maakt u zich maar geen zorgen, het komt allemaal goed.’ De mollige vrouw met het lange grijze haar klopte me op mijn arm. ‘Ga nou maar gauw.’
‘Bedankt, Betty.’ Ik liet haar achter in de deuropening, liep het tuinpad af, stapte weer in de roestige Renault en startte de motor.
Dr. McDonald lag achterover in de passagiersstoel, met haar armen slap omlaag. ‘Oef, ik dacht dat ik die tienerellende achter de rug had.’
Betty zwaaide toen ik wegreed, stapte het huis binnen en deed de deur dicht.
Dr. McDonald sloot haar ogen. ‘Ze leek me wel aardig.’
‘Verloor twintig jaar geleden haar man, en adopteerde Michelle en mij min of meer toen we hier kwamen wonen.’
En als ze van de gin in de koelkast afbleef, zou het allemaal prima gaan tot Michelle thuiskwam. ‘Weet je zeker dat je verder wilt met je buurtonderzoek?’
‘Wat wil je dan?’
‘We zouden ons kunnen richten op Steven Wallace.’
‘Mmm, dat zouden we kunnen doen, maar het is nog steeds mogelijk dat hij niet de Birthday Boy is. Dat hij in het profiel past wil niet zeggen dat hij schuldig is.’
Ik deed mijn mond open en weer dicht. Raak te veel geobsedeerd door Steven Wallace en de echte Birthday Boy gaat misschien vrijuit. En kijk wat er gebeurde met Philip Skinner. ‘Ja, misschien heb je gelijk.’
Ik reed terug richting Blackwell Hill. Nog steeds geen geluid van de passagiersstoel.
‘Ga je me nog vertellen waar jij en Katie het over gehad hebben?’
Dr. McDonald haalde haar schouders op. ‘Heb tijd nodig om het te verwerken.’
God, dat was bondig geformuleerd, voor haar doen.
Billy Wood – flat 4, McDermid Avenue 25.
‘En u weet zeker dat u gisteren niets verdachts hebt gezien? Niemand?’
Meneer Wood krabde in zijn baard. Roos dwarrelde neer op zijn slobberige Dundas University-sweatshirt. ‘Nee, zat tot middernacht bij mijn zuster. Luister, hebben jullie een kaartje, voor het geval er iets gebeurt? Die ettertjes van de overkant steken elke keer mijn afvalcontainer in brand.’
Christopher Kennedy – begane grond rechts, Jordan Place 32.
‘Mag ik die foto nog eens zien?’ Meneer Kennedy zette zijn ronde brilletje af, poetste de glazen op met zijn sweatshirt en zette het weer op. Keek naar de foto van Hannah Kelly. ‘Ja, ik herken haar. Dat is dat meisje dat dood gevonden is, stond allemaal in de krant.’ Hij gaf me de foto’s terug. ‘Wacht, ik heb nog een exemplaar van de Post liggen in de woonkamer, je mag het houden als je wilt.’
Katinka Fleming, Hill Terrace 49.
‘O nee, we wonen hier al eeuwen, al lang voordat ze die ellendige flats bouwden. Het is een schande, vindt u ook niet? Ik bedoel, waarom de gemeente die hele bende er niet uit zet, gaat mijn verstand te boven.’
‘Wilt u…’ Ik hield de lijst weer omhoog. ‘Wilt u hier nog even naar kijken en me dan zeggen of u op een van deze data iets ongebruikelijk hebt gezien?’
‘Hoeveel nog?’ Ik leunde tegen een boom en keek door de kale takken heen omhoog naar de vuiloranje lucht.
Dr. McDonald keek op haar lijst. ‘Nog negentien.’ Adem hing rond haar hoofd als een wolk bleke mist die oplichtte in het schijnsel van de straatlantaarns. Ze stopte haar handen onder haar oksels en stampte met haar voeten.
‘Dit was jouw idee, weet je nog?’
Mijn telefoon ging: rhona. Ik drukte de knop in.
‘Sorry chef, heb de hele dag zedendelinquenten zitten verhoren. Zag een gemiste oproep van je op mijn mobiel. Wat is er?’
‘Geeft niet. Ik wilde je vragen Steven Wallace voor me na te trekken, maar dat doet nu iemand anders al.’
‘O, oké.’ Even stilte. ‘Is Steven Wallace niet die rukker van de radio? Zag hem op tv, hij werd geïnterviewd voor het nieuws. Deed alsof hij Birthday Boy-deskundige is.’
Ik keek weer omhoog naar de takken. Fronste. Identiteitschecks…
‘Chef…?’
‘Je hebt drie keer een identiteitscheck gedaan naar de families van Birthday Boy-slachtoffers.’
‘O ja?’
‘Volgens de computer wel.’
‘O…’ Geruis op de lijn. ‘Enig idee wanneer?’ Sabirs spreadsheet stond ergens op de laptop van dr. McDonald, maar kon ik me de details nog voor de geest halen? ‘Doe me een lol en zeg tegen Weber dat ik morgenochtend niet op het bureau kom. We zijn nog steeds bezig met het vervolg op het buurtonderzoek.’
‘Ik heb worstjes en spek en bloedworst voor het ontbijt – had je nog iets anders gewild?’
‘Nee, ik…’
Er stond iemand naar ons te kijken – een harige man in een donkere anorak, puntige neus, digitale camera om zijn nek, naast een busje dat aan de overkant stond geparkeerd. Die kleine klootzak wilde blijkbaar niet luisteren.
Ik stapte de straat op en hij deinsde terug. Deed een stap achteruit. Diepte sleutels op uit zijn zak en begon aan het slot van de deur aan de bestuurderskant te morrelen.
‘Chef? Alles oké?’
Ik hing op, stopte de telefoon weer in mijn zak, balde mijn vuisten.
Hij piepte, wrong de deur open, gooide zichzelf naar binnen, stak de sleutel in het contact.
Te langzaam.
Had eerst het portier op slot moeten doen.
Ik sleurde hem eruit, de straat op.
Hij probeerde weg te kruipen, zijn schoenen schuurden over het asfalt, op weg naar nergens. ‘Toe nou. Ik doe alleen maar mijn werk!’
Ik greep zijn camera en trok. De riem snoerde zich strak om zijn hals.
‘Wat had ik je nou gezegd over foto’s van mij maken?’
‘Heb ik niet gedaan, heb ik niet, uch…’ Handen probeerden de camera te pakken. ‘Ik kan het laten zien! Alsjeblieft… Laat me los, alsjeblieft…’
Ik liet los en het ding veerde terug tegen zijn borst. Hij haalde paar keer diep adem, draaide toen de camera om en drukte op een paar knoppen tot het schermpje op de achterkant oplichtte met een foto van een grijnzende Steven Wallace. De volgende was hetzelfde en die daarna en die daarna ook. Daarna kwamen er foto’s van een tv-ploeg die bewoners interviewde, daarna een stel portretten van mensen die eruitzagen als bewoners. De gebruikelijke rotzooi die de Castle News and Post graag afdrukte, met idiote uitspraken ernaast, zoals ‘O, ik woon hier al honderdentwaalf jaar en zoiets is er nog nooit gebeurd’, Agnes Dalrymple (82).
Niet één foto van mij of van dr. McDonald.
Hij zette het ding uit en het scherm werd zwart. Keek toen naar me op, op zijn kont, midden op de straat. ‘Zie je nou?’
Ik stak mijn hand uit en hielp hem overeind. ‘Gaat het?’
‘Ik ben niet degene over wie je je zorgen moet maken. Dat is Jennifer. Die is met een kruistocht bezig.’ Hij veegde het zitvlak van zijn broek af. ‘Jammer van je huis, trouwens.’
‘Zit ze daar ook al in te graven?’
‘Even tussen jou en mij? Ze zit overal in te graven: jij en Len Murray, jij en Andy Inglis, jij en een of andere paaldanseres…’
Elisabeth Dubrowski – flat 2, Hill Terrace 48.
‘Ik denk dat het die Kevin Flemming is. Vierendertig en nog steeds bij zijn moeder thuis. Welke volwassen man woont er nou bij zijn moeder?’ Mevrouw Dubrowski snoof, haar bovenlip krulde alsof iemand een scheet had gelaten. Ze had zich in een witte stretchbroek geperst en droeg daarop een donzig wit truitje, ontworpen voor iemand die de helft jonger – en slanker – was dan zij. ‘En zijn moeder is geen haar beter, altijd maar klagen dat haar uitzicht bedorven is. Alsof ze deze flats hebben gebouwd om háár dwars te zitten. Egoïstisch kreng.’
‘En hebt u Kevin Flemming iets verdachts zien doen?’
Mevrouw Dubrowski boog zich dichter naar me toe en hulde me in een verstikkende parfumlucht. ‘Hij rookt hasj. En hij heeft een skateboard. Een volwassen man van vierendertig!’
Goeie god…
De graatmagere tiener haalde zijn schouders op en deed de deur dicht.
Ik sjokte de treden af naar de stoep. Dr. McDonald kwam geeuwend achter me aan.
Een mistachtige motregen toverde vonken uit de straatlampen.
Ik deed mijn handen in mijn zakken. Het fluwelen doosje van Mikes lommerd was er nog steeds. ‘Ik weet niet hoe het met jou zit, maar ik heb genoeg imbecielen gezien voor één dag.’
‘Aagh…’ Weer een geeuw. ‘Chinees, ik bedoel, als jij dat ook goedvindt, altijd als ik bij tante Jan logeer, eten we Chinees, ze is verslaafd aan kip chow mein, maar het zou geen Oldcastle zijn zonder kroepoek.’
Het was niet ver naar de auto, maar mijn hele gezicht deed pijn van de kou toen we instapten. Ik startte de motor en zette de verwarming hoog. Een gierend geronk en de stank van verbrand stof vulden het interieur.
Dr. McDonalds telefoon braakte een bekend deuntje uit – gothic of emo, het soort muziek waar Katie van hield. ‘Ooh, niemand belt me ooit…’ Ze nam op. ‘Met Alice… O, hallo, commissaris, bent u… Ja… Nee, ik denk niet dat… Ik begrijp het.’
Ik deed de lichten aan en trok op. ‘Gordel.’
‘Sorry.’ Ze deed wat haar gezegd werd. ‘Nee, u niet, commissaris, ik had het tegen Ash… Ja, hij is hier… Ik… Een ogenblik.’ Ze hield de telefoon tegen haar borst. ‘Het is commissaris Dickie.’ Alsof ik dat niet allang had begrepen.
‘Hij zegt dat de vader en moeder van Megan Taylor vanochtend een verjaardagskaart hebben gekregen van de Birthday Boy.’
Ik keek haar aan. ‘Ze wordt pas sinds gisteren vermist! En waarom hebben ze dat niet eerder tegen iemand gezegd?’
Dr. McDonald greep zich met haar vrije hand vast aan het dashboard, ogen wijd opengesperd. ‘Kijk uit waar je rijdt, kijk uit waar je rijdt!’ En weer in de telefoon. ‘Maar ze wordt pas sinds gisteren vermist… Ja, dat weet ik… Heel belangrijk inderdaad, ik bedoel… Oké, ja, we komen eraan.’